De Chinese nachtgaal – wijsheid in het sprookje van Andersen herkennen in toneelstuk, opera, ballet en film

 

De nachtegaal is geen bijzonder mooie vogel om te zien. Maar zijn prachtige zang heeft vele schrijvers en componisten geïnspireerd. Zo publiceerde de  Deense schijver Hans Christian Andersen (1805-1875) het sprookje De Chinese Nachtegaal in 1843. De Russische componist Igor Stravinsky (1882-1971) heeft in de vorige eeuw dit verhaal zelfs twee keer op muziek gezet. Op 27 december 2022 vinder er in Tivoli Vredenburg in Utrecht twee uitvoeringen plaats van een kindervoorstelling gebaseerd op dit verhaal.

De herkenning van de roep

De keizer van China heeft gelezen dat er zich een nachtegaal in zijn rijk bevindt, die heel erg mooi kan zingen. Hij vraagt zijn kokkin de nachtegaal met hem te gaan zoeken. Onderweg horen ze eerst de koeien loeien. De keizer denkt de nachtegaal te horen. Zo gaat het ook met het gekwaak van de kikker. Wanneer echter de keizer daadwerkelijk het gezang van de nachtegaal hoort, is hij betoverd en vraagt de nachtegaal naar zijn keizerlijk paleis te komen. Daar zingt de nachtegaal elke avond voor hem. De keizer wil de nachtegaal zijn gouden pantoffel schenken. Maar de nachtegaal weigert deze, omdat hij al een geschenk van de keizer heeft ontvangen: De tranen in zijn ogen. Dit zijn de tranen van de herinnering.

In zijn boek Elementaire wijsbegeerte van het moderne Rozenkruis schrijft J. van Rijckenborgh hierover in hoofdstuk 12: ‘Herinnering is noodzakelijk. Zij moet in de eerste plaats het besef geven van onze neergang, onze verzonkenheid, onze ontstellende blindheid en onwetendheid. De esoterische mens moet zijn verloren zoonschap beseffen. Hij moet ontdekken, dat er een nieuwe mens en een nieuwe tempel moeten worden gebouwd; dat de enige weg der bevrijding de weg van wederopbouw van het eens verlorene is, en dat hij de oorspronkelijke lichtkracht verloren heeft, maar dat Christus hem die weer komt reiken.’

De vergissing

Op een dag wordt de Chinese keizer door de keizer van Japan een mechanische nachtegaal aangeboden. Direkt raakt de keizer in de ban van deze vogel, omdat hij van goud is, belegd met diamanten. Door hem op te winden kan hijzelf bepalen wat en wanneer de vogel zingt. De Keizer denkt dat hem daarmee een enorme zekerheid en schoonheid is geschonken. Daarom verbant hij de echte nachtegaal uit zijn rijk.

Maar de geschonken vogel is aan de stoffelijke wereld gebonden. En alles wat aan de stof gebonden is, vervalt eenmaal tot stof. Dus gaat de mechanische nachtegaal op een dag kapot. Niemand kan hem repareren. Zijn raderen zijn versleten.

In De Egyptische Oergnosis deel 1 schrijft  J. van Rijckenborgh over deze vergissing:

‘Het is de harde waarheid, maar u moet die onder ogen durven zien. Want het innerlijk koninkrijk ervaren beduidt nog niet: het bezitten. En wie het nog niet bezit, komt er gemakkelijk toe de armen van het natuur-ik uit te slaan en met zijn natuurgestalte, de ware mens in een nog grotere gevangenschap te stuwen. Want daarop komt het dan neer: dat het natuur-ik gaat leven en glanzen en glimmen en lachen vanwege het spel dat u speelt reeds gearriveerd te zijn, reeds volkomen overwonnen te hebben. Maar de natuurgeboren mens heeft in dit opzicht niets te overwinnen. Hij moet ondergaan en de hemelse andere moet wassen.’

De genezing

Daarop wordt de keizer onherstelbaar ziek en zal weldra sterven. Alle verzamelde goede en slechte handelingen gedurende zijn leven trekken aan hem voorbij. Omdat de keizer dit niet kan verdragen wenst hij dat de gouden nachtegaal voor hem kan zingen om zijn daden niet onder ogen te hoeven zien. In plaats daarvan komt de dood hem bezoeken en gaat op zijn hart zitten. Door een diep verlangen van de keizer volgt de hulp: De echte nachtegaal keert terug. Deze zal alleen nog voor de keizer zingen, wanneer de keizer alles wat zijn wereldlijke aanzien bevestigd, wegggeeft: zijn banier, zijn sabel en zijn kroon. De keizer staat alles af en de nachtegaal zingt uit volle borst.

Wanneer het personeel van het keizerlijk paleis de volgende ochtend verwachten dat de keizer gestorven zal zijn, opent hijzelf geheel genezen de deur voor hen.

In De roep der broederschap van het Rozenkruis van J. van Rijckenborgh is te lezen:

‘Sommige mensen denken dat het genezingswerk van het Rozenkruis uitsluitend betrekking heeft op het genezen van lichamelijke gebreken. Zij die iets van de vreugden van het weten kennen, hebben echter ontdekt dat het genezingswerk van het Rozenkruis betrekking heeft op alle gebieden van stof en geest, dat het lichamelijke pijnen doet verdwijnen, maar dat het zich voornamelijk richt op het genezen van de menselijke verzonkenheid. Juist daarom is de primaire eis van het Rozenkruis de wederbelevendiging van de ziel die Gnosis bezit, de kennis die van en bij de Vader is.
Als deze ziel wederom leidinggevend in het menselijk leven optreedt, vervallen alle ziekten, alle menselijke verzonkenheden en vangt de algehele regeneratie van de mens aan. Eerst dan kan er van terugkeer tot het Vaderhuis sprake zijn: de thuisreis zet dan in.
Zo verstaat het Rozenkruis de goddelijke opdracht “genees de zieken” Door dit genezingsproces in ruime mate in de mensheid te verwezelijken zullen ook maatschappelijke ziekten en storingen in het mensheidsgebeuren genezen. Kortom, het zal een genezing met onvoorstelbare gevolgen zijn.’

De opera

Hans Christiaan Andersen schreef dit verhaal in 1843. Misschien omdat de schrijver zelf erg van theater hield, heeft dit verhaal vele theatermakers geïnspireerd. Maar ook omdat diep in de mensheid zelf, men de symboliek (wel of niet bewust) van dit verhaal, herkend.

Zo ook impressario Sergey Diagilev (Rusland 1872- Italië 1929) van Ballet Russes in Parijs. Diagilev zelf, richtte dit gezelschap op en wist in de periode van 1909 – 1929 de beste, vaak nog nog heel jonge dansers, dichters, beeldend kunstenaars en componisten van zijn tijd, aan zich te binden. In een korte periode, ten tijde van en na de eerste wereldoorlog, zijn daardoor zeer vernieuwende kunstwerken ontstaan, die de vele voorgaande tradities in de kunstenwereld verbraken.

Al in 1908 was de Russische componist Igor Stravinsky (Sint Petersburg 1882 – New York 1971) gevraagd een opera te schrijven op basis van ‘De nachtegaal’ van H.C. Andersen. Samen met de liberettist Stephan Mitoussov schreef hij het libretto. Nadat Stravinsky de eerste akte op muziek had gezet, werd hij gevraagd door Diagilev voor zijn Ballet Russes in Parijs, muziek te schrijven voor het ballet L’Oiseau de feu (De Vuurvogel, 1910). Vanwege het succes kreeg hij de opdracht meer balletmuziek te schrijven voor Pétrouchka (1912) en (wat zijn meest wereldberoemd ballet is geworden) Le Sacre du Printemps (1913).

In 1913 kreeg Stravinsky opnieuw het verzoek vanuit Rusland om zijn opera ‘De nachtegaal’ af te maken. Maar door het schrijven van de bovengenoemde balletten, was zijn componeerstijl enorm ontwikkeld  en vond de componist het geen goed idee het werk af te maken, omdat de opera qua muziekstijl in tweeën zou worden gesplitst. Daarom bood hij aan alleen de eerste acte als zelfstandig werk uit te laten voeren. Dit werd hem door zijn opdrachtgever in Moskou geweigerd en zodoende moest de componist het werk alsnog voltooien.

Tijdens deze werkperiode ging echter het Moskouse theater failliet en kon de opera niet meer op de planken worden gebracht. Daarop stelde Diagilev voor de nachtegaal door zijn Ballet Russes te laten uitvoeren. Op het voorstel de eerste acte te herschrijven ging Stravinsky niet in. Naar een idee van Diagilev stonden de zangers in de orkestbak en werden de personages uitgebeeld door dansers. De decors en kostuums waren van de hand van Alexandre Benois (Sint Petersburg 1870- Parijs 1960). Het geheel ging in premiere op 26 mei 1914 in de Opera van Parijs.

Het symfonisch gedicht en het ballet

Na deze uitvoering kwam Stravinsky op het idee, de opera in zijn geheel om te vormen tot orkestsuite. Hij bewerkte de laatste twee delen van zijn opera tot ‘Le Chant du Rossignol- poème symphonique’. Vandaar dat dit werk moderner klinkt dan de opera. Dat vond het publiek bij de premiere in 1919 in Geneve ook. Het niet traditioneel gebruik van dissonanten en instrumenten werd niet gewaardeerd. Daarop stelde Diagilev voor er een ballet op te maken, zodat dat de muziek ondersteund zou worden met beeld. Stravinsky vond dit onzin maar stemde toch toe. De choreograaf Leonide Massine (Rusland 1896- Duitsland 1979) maakte de danspassen en de schilder Henri Matissse de decors en kostuums. Het ballet ‘Le Chant du Rossignol’ ging in 1920 in Parijs in première, maar werd geen succes.

In 1925 verzocht Diagilev zijn nieuwe jonge choreograaf Georg Balanchine (Sint Petersburg 1904 – New York 1983) een nieuwe choreografie te maken. In deze periode ontstond er een verwijdering tussen Diagilev en Stravinsky. Zij waren inmiddels twee kapiteins op één schip (Ballet Russes) geworden. Maar de ontmoeting van Balanchine en de componist zorgde in latere jaren voor hechte samenwerking

.Helaas is het ballet ‘Le Chant du Rossignol’ bijna geheel van het podium verdwenen. Al is er eind jaren 90 van de vorige eeuw een reconstructie gemaakt. Als orkestwerk klinkt ‘Le chant du Rossignol’ nog wel vaak op de concertpodia.

De film

De Chinese nachtegaal heeft velen geïnspireerd. In het begin van de één en twintigste eeuw heeft Christian Chaudet een film gemaakt van de opera, met de zangeres Natalie Dessay als Nachtegaal. De film behoeft misschien enige toelichting gezien de bovenstaande tekst.
Het verhaal van de nachtegaal wordt verteld door een visser die met zijn boot over het water glijdt. In de film ziet een klein chinees jongetje de visser in een vaas. Later neemt het jongetje ook zelf deel in het verhaal.

Bij het tweede gedeelte van de opera, die Igor Stravinsky 5 jaar na het eerste gedeelte schreef, wordt het beeld heel anders en trekt de filmmaker verhaal de één en twintigste eeuw binnen, door het rijk van de keizer in een digitale omgeving te laten afspelen. De kokkin en de keizer zoeken de nachtegaal dan ook via de computer.

De nep-nachtegaal, die wordt aangeboden door een afvaardiging van de Japanse keizer, wordt in deze film niet verbeeld door een vogel, maar door een aziatische mascotte in een paars-roze kostuum. De dood is ook niet erg herkenbaar in de film. Deze wordt gespeeld en gezongen door een vrouw. In het oorspronkelijke verhaal moet de keizer zijn sabel, banier en kroon aan de dood afstaan. In de film moet de dood deze aan de keizer terug geven. De keizerlijke tuinen zijn een aantal gestileerde vazen. De keizer zelf zit gevangen in een glazen kooi. Door de prachtige animaties wordt zichtbaar gemaakt welke muziekinstrumenten worden bespeeld. Zo wordt de nachtegaal verklankt door de zangeres, maar ook door de fluit en de klarinet.
Aan het einde van de film zijn wij allen het Chinese kind. Hij gaat aan de hand van een oude man de wereld in. Inmiddels een stuk wijzer geworden.

De tekst van de opera

Het libretto van deze opera is in het Russisch geschreven. Omdat de componist Igor Stravinsky in de periode dat hij deze opera voltooide in Frankrijk woonde en uiteindelijk werd uitgevoerd in Parijs, kent deze opera ook een Franse versie. In de film wordt er in het Russisch gezongen. Omdat er hier alleen een Franse ondertiteling beschikbaar is, volgt hieronder de vertaling van de tekst van het lied dat de visser zingt tijdens zijn vaart:

‘De hemelse Geest wierp zijn net uit
Hij ving een vis in zijn netten
Hij ving vissen uit de zee

De hemelse Geest ving er vele.

Bleke maansikkel……
ik hoor het zachte ruisen van de golven.

Het schemert al,
maar nog steeds geen nachtegaal.
Iedere dag om deze tijd
kwam ze en zong.
Haar gezang klonk door de stilte van de nacht.
Ach, ik luisterde er lang naar.
Zo vergat ik mijn netten en mijn zorgen.

De hemelse Geest
wil u spreken.

De hemelse Geest
gaf u een stem.
Deze stem overweldigde
de machtigen op aarde.
Tranen liepen uit de ogen van de wijzen.

En deze tranen zijn hemelsterren.
O God, hoe mooi is dat.

Wanneer de keizer aan het einde van de opera genezen is
zingt de visser ( niet zichtbaar in de film) :

Groet allen.
De zon is opgegaan
De nacht is voorbij
De vogels zingen uit volle borst
in de wouden.
Hoort hem zingen
De hemelse Geest
zingt zelf
met een vogelstem.’

Suus Blanke