Niet nix – Een kritiek op het academische nihilisme – John van der Horst ontkracht het nietsisme

BESTEL NIET NIX

Is de geest slechts een werkzaamheid van het brein?
Is de mens eigenlijk de slaaf van zijn genen?
In de wetenschappelijke wereld worden beide vragen vaak met ‘ja’ beantwoord. Maar John van der Horst heeft zijn twijfels bij dit academisch ‘nietsisme’ dat ervan uitgaat dat de wereld uiteindelijk wordt geregeerd door blinde natuurkrachten. Hij schopt tegen het zere been van materialistische reductionisten door vragen te stellen als: Waarom houdt de mens van muziek? Hoe kan uit dode en willoze materie leven ontstaan? Verblijven onze herinneringen werkelijk in onze hersenen? Hebben liefde en moraal bestaansrecht in een door macht en overlevingsdrift aangedreven evolutie?  

In een toegankelijke stijl knaagt John van der Horst aan de wankele zuilen waarop het academisch nihilisme gebouwd is. De auteur laat zien dat er een positieve gerichtheid in deze wereld is die zich niet slechts in materiële termen laat beschrijven, omdat ze in vele opzichten juist tegengesteld aan de materie is: bezield, betrokken, altruïstisch.

Scepticisme en rationalisme waren eens
de stuwende krachten achter de ontwikkeling
van het denken: nu zijn ze verbleekt tot een
façade voor hyperrelativisme en onzekerheid

Erich Fromm

INLEIDING: TEGEN HET ZERE BEEN VAN NIETZSCHE

De ware drijfveer voor het schrijven van dit boek is mijn oprechte verbazing waarom er überhhaupt drijfveren in deze wereld te vinden zijn. Dat geldt in de eerste plaats voor de mens zelf  : wat drijft hem tot macht, tot kennis, tot kunst, tot moraal, tot liefde … – maar het geldt ook voor drijfveren van alle andere levende wezens op aarde. Ik kan de struggle for life van iedere amoebe, iedere strontvlieg , ieder mosterdzaadje dat is komen aanwaaien maar moeilijk een plek geven met juist de moderne wetenschap in mijn achterhoofd. Waarom al die moeite als het leven toch niet meer dan eren toevalligheid is, een volstrekt willekeurige constellatie van sterrenstof? Waarom die gedrevenheid tot voortplanting als alles er in de essentie der dingen helemaal niet toe doet?

Tot slot strekt mijn verbazing zich uit tot de materie zelf, de stoffelijkheid van alles. Wat heeft de materie eigenlijk bezield om naast hemellichamen en sterrenstelsels ook leven, en in het bijzonder intelligent leven, voort te brengen?

Veel vragen dus, gegeven door het simpele feit dat ik leef en ook een plekje heb op deze aarde waar de heersende wetenschap erop uit is om alle raadsels de wereld uit te helpen. Maar een antwoord op mijn vragen heeft ze vooralsnog niet op een bevredigende manier kunnen geven.

Eeuwen geleden stelde filosoof en wiskundige Leibnitz zijn bekende, nog algemenere vraag, namelijk, waarom is er iets en niet eerder niets. Aan het feit dat er iets is kan moeilijk worden getwijfeld, want we zijn zelf toch ook iets en we nemen allerlei fietsen waar. Maar waarom zijn ze er überhaupt, en waar komen ze vandaan?

Filosofen gingen er lange tijd van uit dat het onmogelijk is dat iets uit niet kan voortkomen. Een goochelaar kan een konijn uit een schijnbaar lege hoed tevoorschijn toveren, maar elk verstandig kind weet dat het een truc is, dat het konijn niet werkelijk uit het absolute niets tot verschijning is gekomen.

Maar als je zegt dat alle bestaande ietsen niet uit het niets kunnen zijn voortgekomen, zeg je daarmee ook dat deze bestaande ietsen een andersoortig iets als oorsprong moeten hebben  gehad. Stoffelijke zijnden kunnen niet tot in het eindeloze weer uit andere stoffelijke zijnden voortkomen, er moet dus een niet-stoffelijke instantie zijn die ten grondslag heeft gelegen aan de allereerste stoffelijke zaken. De bron voor alles wat er is, werd daarmee lange tijd buiten het stoffelijke gelegd, aan ‘gene zijde van het zijn’, en werd aangeduid met krachttermen als het Ene, de Oergrond der dingen, het Onbenoembare, het Absolute, of kortweg als God.

Maar veel wetenschappers en academici geloven daar niet meer in. Voor hen is het zonneklaar dat voor alle materiële verschijnselen er een al even materiële oorzaak moet zijn, zelfs als die oorzaak in het schijnbare niets gevonden moet worden. In moderne natuurkundige theorieën probeert men daarom van niets iets te maken. Dergelijke theorieën zijn doorspekt met termen als virtuele deeltjes , donkere koude massa, kwantumvacuüm en fluctuaties van energie in de lege ruimte, waarmee ze onbedoeld van een alchemistisch jargon worden voorzien.

Het woord geest of iets van die strekking komt niet in hun vocabularium voor. Daar waar er al iets tegengestelds aan materie in de ruimte aanwezig is, wordt het antimaterie of zwarte materie genoemd, deeltjes die qua eigenschappen anders zijn dan de voor ons zichtbare of berekenbare deeltjes, maar nog altijd als materie moeten worden gekwalificeerd.

Er is in de speurtocht naar de gronden van het heelal en van het leven nog zoveel onbekend, dat ten aanzien van deze fundamenten wel veel beweerden gepostuleerd wordt, maar weinig bewezen. Religieuze scheppingsmythen worden ingewisseld voor oorsprongverhalen, die weliswaar zijn ontdaan van een goddelijke instantie, maar al net zo speculatief zijn, of nog speculatiever, omdat men ervan uitgaat dat, door een volstrekt willekeurige samenloop van omstandigheden:

    1. Uit het niets levenloze stof tevoorschijn is gekomen;
    2. Uit levenloze stof levende stof tevoorschijn is gekropen;
    3. Uit levende stof de geest is geschapen, zijnde niet werkelijk geest, maar brein, opgebouwd uit levenloze stof, voortgekomen uit het niets.

Mensen die van de bovenstaande premissen uitgaan om de wereld en alles wat er is te verklaren worden in dit boek ietsisten genoemd, om ze daarmee enigszins te onderscheiden van

A. de ietsisten: mensen die niet zo zeer in de God van de gevestigde religies geloven, maar wel in een andersoortig ‘Iets’ dat vormend is voor alle werkelijkheid, en

B. de nihilisten: de cynische zwartkijkers die zich in het dagelijkse leven hebben afgekeerd van alles wat met geloof, hoop en liefde te maken heeft.

Merkwaardig genoeg zijn de meeste ietsisten helemaal niet van zulke zwartgallige types. Het zijn nieuwsgierige mensen die vaak gefascineerd zijn door wat ze waarnemen in de natuur. ook geloven ze doorgaans in de kracht van de menselijke intelligentie dien staat is om de werkelijkheid te doorgronden en van deze wereld een betere plek te maken. Toch is in de grond van de zaak hun mens- en wereldbeeld nihilistisch en atheïstisch, omdat ze ervan overtuigd zijn dat we worden geregeerd door blinde, brute en domme natuurkrachten. Als je hen op de man of vrouw vraagt of zij vinden dat het toekennen van een bepaalde hogere zin aan het leven slechts een menselijk verzinsel is, dan zullen ze dat meestal, zonder daar al te lang over te hoeven nadenken, beamen.

Niemand heeft de waarheid pacht als het om de grote vragen des levens gaat, en ook in dit boek zult u de volmaakte antwoorden niet vinden. Wel wordt hier een denkrichting ingezet, die wil aantonen dat het nietsistisch fundament dat de afgelopen eeuwen is gelegd, veelal door oprecht naar waarheid strevende geleerden die zich met steekhoudende argumenten en bewijzen wilden bevrijden uitte irrationele keurslijf van bijgeloof en occultisme, ondanks alle goede intenties toch op drijfzand gebaseerd is.

Het is overigens niet zo dat de ietsist geen enkel recht van speken heeft. Hij heeft gelijk als hij zegt dat het te gemakzuchtig is om alle moeilijk te verklaren verschijnselen simpelweg toe te schrijven aan een externe schepper, of om elk raadsel tot in de eeuwigheid een mysterie te laten als die schepper zich niet laat horen of zien. Maar langzamerhand is er ook een ander gemakzucht in de moderne geest geslopen: de achteloosheid namelijk om deze fenomenen dan maar uit het niets, het toeval en de materiële gegevenheid der zaken te laten ontstaan.

Het is niet eenvoudig om, met behoud van het kritische verstand, een andere weg in te slaan. de beroemde Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant zei al dat op deze weg geen zekere kennis te verkrijgen is, en Wittgenstein meende dat je dan maar beter kunt zwijgen. Maar ik zwijg niet, net zomin als de diëtisten zwijgen,  simpelweg omdat ik in de 21e eeuw nog ongelofelijk veel verschijnselen met de beste wil van de wereld niet kan reduceren tot louter mechanische, chemische, biologische, genetische of neurologische processen.

Het nietsisme borst met mijn innerlijk gevoel van logica. Voor mij klopt het niet met dat intelligent leven, muziek, liefde, het zoeken naar het schone, het goede, het ware en al die zaken die voor ons zo vanzelfsprekend zijn, zoals de levende natuur en de voortplanting, enkel en alleen uit een toevallige constellatie van de sterren zijn voortgekomen.

Hopelijk heeft u na het lezen van dit boek iets begrepen van deze logica, en bent u verleid om de zin van het leven niet alleen maar te zoeken in het enkele feit dat u nu toevallig leeft en straks noodzakelijkerwijs weer doodgaat. Deze logica is tegen het zere been van Nietzsche, omdat hij vond dat je maar beter dit doelloze, zinloze en zich eindeloos herhalende leven op grote wijze kunt omarmen.

Dat is dapper van Nietzsche, maar vechten tegen deze opvatting is niet minder dapper in deze tijd. Dit boek omarmt ook het leven, maar niet de filosofisch geratificeerde en wetenschappelijk bewezen zinloosheid ervan. Ik zal daarmee wel onder de ietsisten worden geschaard die in hun zoektocht naar dat bovenzinnelijke ‘Iets’ wel de klok hebben horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt. Dat mag zo zijn, maar ietsisten horen tenminste nog iets luiden, terwijl ietsisten stokdoof zijn geworden, en zijn vergeten waar klok en klepel überhaupt voor dienen. Laat ik dan voor hen verklappen dat klok en klepel in hun samenspel dienen als aanzegging tot gebed, oftewel als een oproep om een verbintenis met de geestelijke bronnen aan te gaan.

Blijkbaar is dat wat ooit vanzelfsprekend was, in vergetelheid geraakt. Langzaam maar zeker is het nietsistisch mens- en wereldbeeld doorgesijpeld naar onze geest. Dat beeld zegt tot ons: maak jezelf vooral niet wijs dat er meer is tussen hemel en aarde, en verwacht ook geen verlichting van een hogere instantie, want die is er niet. Het zegt ons dat alle organismen in essentie door louter egoïstische motieven worden aangedreven. Het zegt bovendien dat we geen vrije wil hebben, en ook dat we ons geen illusies moeten maken over een leven na de dood, of over een ziel die onze lichamelijkheid overstijgt. ‘Leef of het je laatste dag is …,’ zingt het tot ons, want buiten ons materiële leven is er niets.

En als je dat laatste niet meer kunt opbrengen, omdat je eenzaam bent, of oud en der dagen zat, dan is je leven voltooid zoals dat tegenwoordig zo mooi heet, dan ben je klaar met het leven, en daarmee met alles, alsof de boel aan de kant is en de vaatwasser uitgeruimd, zodat er eindelijk genikst kan worden.

Als dit nihilistisch gedachtengoed maar vaak genoeg over je wordt uitgestort, ga je het vanzelf geloven, al helemaal als het uit onverdachte bron afkomstig is. Op den duur kun je dan alleen nog maar enthousiasme opbrengen voor zaken die juist ver van ons gevoel afstaan, zoals wetenschappelijke kennis vergaard in deeltjesversnellers onder de grond of juist hoog boven ons op andere planeten.

Onlangs bijvoorbeeld lieten NASA-wetenschappers een helikoptertje op Mars opstijgen en landen. Het is natuurlijk ieders goed recht om hierover opgetogen te zijn, maar bedenk dan ook waar dat enthousiasme vandaan komt: in ieder geval niet van het enkele feit dat we met heel veel geld en moeite op een mensvijandige planeet een helikopter kunnen aansturen, maar eerder toch vanuit de verwondering, de nieuwsgierigheid, de eerbied voor de complexiteit van de natuur en de weidsheid van het heelal, en de begeestering van de wetenschappers die hen motiveert om die complexiteit inzichtelijk te maken.

Verwondering, nieuwsgierigheid en eerbied zijn geestelijke principes, en die zijn fundamenteel in ons bestaan. Willen we werkelijk iets weten van deze wereld, van wat de mens bezielt en vooral ook van wat hem tot die bezieling heeft gebracht, dan moeten we eerst en vooral naar die geestelijke principes op zoek. En dat is precies de intentie van dit boek.

Ieder hoofdstuk behandelt een van de volgende vijf fenomenen: de muziek, het leven, het bewustzijn, de liefde en de moraliteit – thema’s die voor ons zo vanzelfsprekend en nabij zijn dat ze daarom ook iets ongrijpbaars hebben, en vanuit een op waarnemingen en metingen gebaseerde wetenschap lastig te verklaren. Ieder thema wordt kort ingeleid, waarbij, al dan niet aan de hand van een persoonlijke observatie of herinnering, wordt stilgestaan bij de raadselachtige aard van het onderwerp.

Vervolgens komen enkele reguliere wetenschappelijke aannames en theorieën binnen dat thema aan de orde, waarbij vaak de eerdergenoemde nietsistische principes worden verondersteld. Het is niet zozeer het wetenschappelijk gehalte of het maatschappelijk belang van deze theorieën die hier ter discussie staan, maar eerder het materialistische en reductionistische denkkader van waaruit zij tot stand zijn gekomen.

Zo gaan ze in de hoofdstukken over muziek, het leven en de liefde uit van het denkkader waarin alle waarneembare verschijnselen voortkomen uit toevallige biologische of chemische mutaties, die desalniettemin een bruikbare functie in de organische natuur hebben gekregen, of – als nutteloze, emergente bijproducten  moeten worden aangemerkt die in niets meer verwijzen naar de bouwstenen van waaruit ze zijn opgebouwd.

In het hoofdstuk over bewustzijn worden ze verklaard vanuit het denkraam waarin alles wat wij geestelijke vermogens noemen eigenlijk de werkzaamheid is van fysiologische en neurale processen, waardoor er geen vrije wil bestaat en we gevangen zitten in ons brein. En in het hoofdstuk over de moraal zijn ze gevormd vanuit een negatief mensbeeld, waarin de mens er alleen maar op uit is zichzelf zo lang mogelijk in stand te houden, desnoods ten koste van de ander.

Door deze voor ons betekenisvolle thema’s verder te doordenken, en alternatieve theorieën te presenteren die meer recht doen aan de geestelijke kracht die in deze verschijnselen werkzaam is, wordt vervolgens uiteengezet dat een louter nihilistische en materialistische verklaringswijze niet op déze fenomenen van toepassing zijn.

Als laatste wordt getracht een niet-nihilistische, zinvolle duiding aan de thema’s mee te geven. De laatste stap is de lastigste gebleken, al helemaal voor iemand die behoort tot de generatie Nix, oftewel No Future generatie, die het nihilisme van bijvoorbeeld de postmodernisten en de neoliberalisten met de paplepel kreeg ingegoten. Toch zal ik een poging wagen. denkbeelden van filosofen en wetenschappers zullen me te hulp schieten, waaronder, wonderlijk genoeg, óók die van Nietzsche.

We zullen moeten concluderen dat ons verstand de werkelijkheid in stukjes hakt en alles in een tijdsvolgorde plaatst, fundamenteel tekortschiet om het zijnde in al zijn facetten te kunnen bevatten, zoals ook de positieve wetenschap onvoldoende in staat is om met een holistische en alles overziende blik naar de werkelijkheid te kijken.

Om het nietsisme succesvol te bestrijden moeten andere luikjes van onze geestelijke vermogens worden opengezet. Hiermee lijkt de weg naar zekere en verifieerbare kennis – in ieder geval naar de maatstaven van Kant – onbegaanbaar te zijn geworden, maar bedenk daarbij dat ook de reguliere wetenschap zich de afgelopen eeuwen van vele niet verifieerbare aannames heeft bediend, en dat nog steeds doet.

Het doel van dit boek is niet niks: het hoopt u er namelijk van te overtuigen dat een zinvolle, niet-materiële duiding van het leven en het menselijke bestaan te verkiezen is boven de duiding dat die zin slechts een povere illusie is die we onszelf tegen beter weten in hebben wijsgemaakt.

INHOUDSOPGAVE

Inleiding: tegen het zere been van Nietzsche

1 Muziek: Darwins grootste mysterie
Muziek als bijproduct
Verklanking van de oergrond der dingen
Spiegel van ideeën
Opvallen in de stadsjungle
De kunst der muzen
Élan musical

2 Het schijnbare wonder dat leven heet
Dode stof komt tot leven
Alziende of stekeblind?
Over leven: overleven
De oorzakelijkheid der dingen
Scheppende evolutie
Het leven als bewust zijn
Élan vital

3 De geest en de fles
De geest als hersenschim
Denkt het brein sneller dan de gedachte?
Vrijheid = nu!
Krassen in de bijenwas
Het geheugenspoor bijster
De geest uit de fles
Élan spirituel

4 De liefde verklaard …
Heb uw genen lief zoals uzelf
Genegenheid als levensbehoefte
Van tweeën een
Vriendschap, ongeacht de voordelen
De weg omhoog
Eerst de liefde, dan pas de voorwaarden
Élan amoureux

5 Gewetensvragen
Wolf met een hazenhart
Het beest als moraalridder
Een goed dier maakt nog geen goed mens
De culturele (r)evolutie
Kardinale (on)deugden
Élan moral

Epiloog: de hel als emergentie
Verantwoording afbeeldingen

BESTEL NIET NIX