Melodie, harmonie en ritme bij Jacob Böhme – voordracht van Peter Teunis – symposionreeks 44

BESTEL LEER JACOB BÖHME KENNEN

Hieronder volgt de integrale tekst van die voordracht die Peter Teunis verzorgde op het symposion  Leer Jacob Boehme kennen, zoals deze is opgenomen in Symposionreeks 44.  

Deze inleiding wil ik laten beginnen met het thema uit de 5e symfonie van Beethoven. Waarom? Omdat het:

  • één van de meest iconische thema’s is van onze hele muziekgeschiedenis, iedereen kent het,
  • omdat het ons kan helpen een elementair beeld te krijgen van de werking van de zeven Böhmeen. Pom-pom-pom-pòòòmmm, u kent het wel. Aan de hand van dit thema kunnen we zien dat muziek, alle muziek die wij kennen en kunnen beluisteren, gemaakt is op de basis van drie grondprincipes.

Ten eerste heb je de melodie. Die is duidelijk hier: een neerwaartse beweging (van G naar Es).
Ten tweede is er de harmonische achtergrond. Het stuk “staat” in C- klein, dat wil zeggen de C is de centrale toon van de toonladder. Dat hoor je niet direct aan de eerste noten, maar gaandeweg kom je er achter. Elke melodie heeft een grondtoon, elke melodie is gebaseerd op een bepaalde toonladder. De toonladder van de 5e symfonie is C-klein. De akkoorden die de melodie ondersteunen, zijn op deze toonladder gebaseerd. De laatste noot is dus ook een C, anders is voor ons gehoor het stuk niet “af ”.

Als we deze twee principes nu als een “Böhme” zouden willen omschrijven, dan zouden we kunnen zeggen: de melodie wordt uit de harmonie geboren. De harmonie, de toonsoort, regeert als het ware op de achtergrond, is verborgen. De harmonie verschaft de toonladder, waar de melodie een lied mee weeft. Uit de harmonie wordt dus de melodie geboren, zoals de Zoon voortkomt uit de Vader. De melodie, de Zoon, “getuigt” dus van het harmonisch systeem waar hij uit voortkomt, de Vader.

En ten slotte is er het ritme. Zonder ritme is er geen muziek. Dat is bij dit fragment wel heel duidelijk. Pom-pom-pom-pommm. Ritme wekt beide, harmonie en melodie, tot leven. Ritme kunnen we dus, in deze vergelijking, zien als de heilige Geest. Dat wat klopt, leeft, beweegt, wekt het leven in alles. Denk aan het menselijk lichaam: het ritme van de hartslag, het ritme van de ademhaling, enzovoort. Het viel mij op dat alle grote thema’s uit de klassieke muziek ook altijd een bijzonder ritmisch motief hebben. Dat is bij de 5e symfonie zo, maar, noem maar eens wat, ook bij het pianoconcert van Grieg: pom-pom-piedompom, of de Turkse mars van Mozart: pom-pi-dompie-dom, pom-pi-dompie-dom, enzovoort. Zo zie je dus meteen dat de drie basisprincipes uit elkaar ontstaan, en elkaar nodig hebben.

Muziek zonder ritme is niet om aan te horen. Het is ondraaglijk, het verveelt. Muziek zonder harmonisch stelsel, muziek zonder grondtoon dus, a-tonale muziek, vereist ontzaglijke veel oefening van het gehoor. Maar dan nog. “Het komt nergens vandaan en het gaat nergens heen”, zul je er snel van zeggen. En muziek zonder melodie is dood, levenloos. Rapmuziek heeft overigens bijna geen melodie. Alleen een ritme, dat oververtegenwoordigd is.

De drie-eenheid harmonie, melodie en ritme regeert dus de muziek. Uit deze drie-eenheid komt elk muziekstuk voort. De muziek zelf wordt gemaakt met de zeven tonen van de toonladder. Geloof het of niet, maar de huidige westerse toonladder bestaat uit zeven tonen. Er is dus een drie-eenheid, die met zeven tonen muziek maakt. Dus dat kun je behoorlijk goed vergelijken met de Goddelijke drie-eenheid, waarvan zeven werkzame stralen uitgaan, zeven oerprincipes die de schepping tot aanzijn roepen.

Zo kunnen wij denk ik ook de zeven Geesten zien, die Jacob Böhme (fakkeldrager van het Rozenkruis 7) beschrijft. Het is geen gelijkmatig, kil mathematisch principe, overal dezelfde verhouding en verdeling, maar het is een levend geheel. Er zit beweging in. “De geesten spelen een lieflijk spel,” zo schrijft hij. Zoals ook de tonen in een toonladder niet “stil” staan, maar altijd bewegen, ergens heen willen.

Tot zover even dit eerste deel. Nu een kort stukje pianomuziek, twee fragmenten uit de sonate opus 57 in F-klein, “Appassionata” van Beethoven. Misschien kunt u proberen niet overdonderd te raken door de fabelachtige techniek, maar kunt u als het ware horen hoe steeds de zeven tonen van de toonladder voortkomen uit het drievoudige principe van harmonie, melodie en ritme. Je hoort in het eerste fragment hoe de geesten één voor één tot leven worden gewekt. In het laatste fragment worden ze als het ware opgerold, hun werk is dan gereed.

Het betreft hier een opname van Valentina Lisitsa. Ik vind het zo goed omdat ze om te beginnen lekker tempo houdt (dat moet ook wel bij Beethoven) maar toch niet gehaast is. Soms spelen concertpianisten alsof muziek een soort hindernisloop is, waar je zo snel mogelijk doorheen moet. Maar het meest tot de verbeelding sprekend vind ik de manier waarop ze de emotie – de Sturm und Drang die in alle werken van Beethoven rijk aanwezig is – heel subtiel een plek geeft. Ze laat eigenlijk de muziek het zelf zeggen. Dat is een hoge vorm van dienstbaarheid.

Ik heb al een tijdje het idee dat echte kennis niet over te dragen is. Wij kunnen op een dag als vandaag spreken over Böhme, en zijn magistrale werken, zijn schouwen in de Ungrund en zijn verslag daarvan, maar daarmee schieten we zelf eigenlijk niet veel op. Behalve dan dat het natuurlijk altijd mooi is om een genie aan het werk te zien. Ik krijg steeds sterker de overtuiging dat werkelijke kennis, of wijsheid, zo u wilt, alleen zelf te ervaren is. Ieder mens moet dus zelf de Ungrund ontdekken en er in schouwen. Daarbij is het genie Böhme zeker van dienst. Maar dan niet als schrijver van mysterieliteratuur, eerder als wegwijzer. U zult misschien denken dat deze inleiding nu gaat ontsporen. Het is gewone mensen zoals wij niet vergund om dergelijke ontdekkingen te doen. Dat standpunt wil ik eigenlijk bestrijden. Met behulp van een laatste kort voorbeeldje uit de muziek.

Niemand, of bijna niemand, kan spelen zoals Valentina Lisitsa, en al helemaal niet de Sonate Opus 57 Appassionata. Maar stel dat u op pianoles zou zitten. Tijdens de eerste les al, slaagt u er misschien in, enkele tonen te spelen. En wat blijkt: dat is meteen muziek! Als je 2 of 3 noten kunt spelen, kun je muziek maken. Niet een beetje muziek, of iets dat op muziek lijkt, nee, alles wat muziek tot muziek maakt, zit daar dan meteen al in. En dat al in les één. De rest is allemaal verdere ontwikkeling. (Dit heeft gelijkenis met de geboorte van de nieuwe ziel in een mens. Al is dit beginsel nog zo pril, het is meteen deel van het Al. “Heden zult ge met Mij in het paradijs zijn”.) Dit geeft ons dus reden om zelf over de werkzaamheid van de 7 geesten in de schepping na te denken. Wij volgen dus Böhme niet, maar wij proberen onze eigen gedachten te vormen. En graag toetsen wij die aan de inzichten van de reus Böhme, dat dan weer wel. Want dat geeft altijd nieuwe richting en inspiratie.

Door een samenloop van omstandigheden raakte ik betrokken bij de oprichting en groei van een bedrijfje. We zijn daar al een paar jaar mee bezig, en het valt niet mee. Als je tegenwoordig spreekt over ‘een bedrijf oprichten’ dan denk je al gauw aan twee jongens die op een zolderkamer iets bedenken en het een jaar later voor een miljard naar de beurs brengen. Dat gaat bij ons niet zo. Maar omdat het allemaal zo langzaam gaat, krijg ik wel de tijd om te zien dat hierin een aantal principes werkt, die 1 op 1 vergelijkbaar zijn met de 7 oergeesten. Dat wil ik graag laten zien, en dan kijken we daarna naar de natuur. En dan uiteindelijk naar Böhme, natuurlijk.

Welnu. Het begin van een bedrijf ligt in een product. Eerst zijn er alleen gedachten, maar om een bedrijf te worden, moet er sprake zijn van een product. Ons product is een machine. Een grote, loodzware machine, honderden tot duizenden kilo’s zwaar, gemaakt van roestvast staal, met elektriciteit, stoom, grote kettingen en tandwielen en assen en dat soort dingen. Een beetje iets uit de vorige eeuw, erg old school. Hoe dan ook: er is IETS. En eerst was er niets. Dat is het eerste principe.

Die machines van ons, moeten worden verkocht. Zonder verkoop is er geen sprake van een bedrijf. Het product is het resultaat van een concentratie van aandacht en energie. Vage plannen moeten concreet worden gemaakt. Een sterke naar binnen gekeerde aandacht en concentratie. Dan is er een product. Maar dan moet dat product naar buiten worden gebracht. De aandacht moet naar buiten toe worden gericht. Het idee moet stromen, liefst door de hele wereld. Iedereen moet weten van dit geweldige product en het kopen! Dat is het tweede principe van een bedrijf. Zonder promotie en verkoop is er misschien wel een product, maar is er geen sprake van een bedrijf.

Dan gebeurt er het volgende. Klanten vinden iets van het product. Hopelijk kopen ze het ook, trouwens. Maar in ieder geval: ze vinden er iets van, altijd. En de verkopers vinden er ook iets van. Ze gaan naar buiten, en ze komen terug met dit soort commentaar. “Wij hebben machines met een capaciteit van 30, 50 en 100 ton per jaar. Maar waarom geen 10? Als we machines van 10 ton zouden hebben, zou ik die zo kunnen verkopen. Onze kleinste machine is te groot. En de verdeling in jaarcapaciteit is trouwens ook fout. We hebben 30, 50 en 100 tons machines. Maar veel beter zou zijn 10, 40, 80 en 120 ton.” Begrijpt u, het derde principe zouden we kunnen omschrijven als: de juiste maat, het juiste getal.

Of denk bijvoorbeeld aan een automerk. Volvo. Je hebt de types 30, 40, 50, 60, 70 en 90. In de uitvoeringen V, S en XC. Er moet dus ergens in Zweden, zeg in Stockholm of misschien wel in Malmö, een ontwerpteam zijn dat precies uitzoekt wie er nu in de V50 gaat rijden. Er zit een groep Zweedse jongens en meisjes om tafel, het Volvo ontwerp kernteam. En de vraag wordt gesteld: Wie rijdt er in onze V50? Waar woont hij? Wat vervoert hij? Zijn of haar gezin, de kinderen naar een verjaarspartijtje, of de nieuwe meubels uit Ikea? Hoeveel geld heeft hij? Wat kan hij in plaats van een V50 ook kopen? Waarin onderscheidt zich de V50? Dat is een ontzaglijk be- weeg in een bedrijf, dat altijd doorgaat. Het derde principe ontstaat dus eigenlijk doordat het tweede principe (de verkoop) inwerkt op het eerste (het product).

Nu even naar de natuur. Kijk, deze boom hier op de binnenplaats. Denk nu even dat het nog zomer is, zie even deze boom vol in blad staan. Je kunt daarin het eerste principe zien: de stam en de houtachtige takken. De harde delen. Je kunt het tweede principe zien: de sapstroom. En dan stellen wij nu eens de vraag: hoeveel bladeren heeft een boom? Ik kon het niet zomaar vinden, ik denk 4 à 5.000 stuks. Hoe dan ook, stel je eens voor dat een boom één blad zou hebben. Dat zou nogal een ding zijn. Alleen uit het oogpunt van windbelasting al, zou dat grote problemen opleveren. Eén blad is echt te weinig.

Stel nu, een ander uiterste, dat hij 1 miljoen bladeren zou hebben. Ook dat gaat niet goed. Al die bladeren moeten aan steeltjes vastzitten, en daar weer bladknopjes aan, en daaraan die miljoen bladeren. Dat kan niet. Je gebruikt veel te veel constructiemateriaal maar tegelijkertijd ondervindt de sapstroom veel te veel weerstand. We kunnen dus stellen: het optimaal aantal bladeren is meer dan 1, en minder dan 1 miljoen. Er is een optimum aan het aantal bladeren, en de boom weet precies dat optimale aantal. Er is een optimum aan alles. Dat is het derde principe. Of noem het: intelligentie.

Stel nu, dat er naast deze boom een andere boom stond, en dat deze andere boom op een dag bezwijkt in de storm. Onze boom krijgt dan opeens veel meer licht. De bladeren vangen dat licht op. Er moeten bladeren bijkomen, maar ook de stam moet zwaarder worden. Er moeten hoofd- en zijtakken bij worden gemaakt. Hoe kan dat worden doorgegeven? Dat kan alleen door middel van de sapstroom. Het derde principe communiceert dan via het tweede principe met het eerste principe. Net als de verkopers, het tweede principe, die de informatie uit de markt doorgeven, het derde principe, zodat het product, het eerste principe, kan worden aangepast.

Dan komt het vierde principe. Op een gegeven moment zijn er allerlei mensen werkzaam in het bedrijf. Sommigen denken na over techniek, anderen zijn voornamelijk bezig met verkoop. En weer anderen doen helemaal niets, haha. Hoe dan ook, op een gegeven moment zie je, dat het niet meer gaat om techniek, of verkoop, of het juiste getal, of wat dan ook. Het gaat er om, dat het bedrijf een eigen identiteit krijgt, een ziel. De mensen samen maken die ziel. Bezieling, of vuur, dat is het vierde principe. Als je het vierde principe niet goed begrijpt, blijf je altijd een soort eenmanszaak. Misschien een eenmanszaak met 100 man, maar toch. Het vierde principe bezielt de losse onderdelen en voegt ze samen.

Graag laten wij nu Böhme aan het woord, voor een samenvatting tot zover.

“Nu veroorzaakt wrange, scherpe en zure eigenschap altijd, dat de andere eigenschappen zich samentrekken. Deze wrangheid, scherpheid doet het lichaam verdrogen; alle andere krachten verdrogen erdoor, en door haar aanraking komen de andere hoedanigheden niet tot hun recht.”

In Aurora schets Böhme hoe in zijn ogen de stam van een boom vergelijkbaar is met het eerste principe. Als het eerste principe overheerst, slaagt een groene knop er niet in, om door de stam heen naar buiten te breken. De boom verdort daardoor, verdroogt. Of anders gezegd: een bedrijf dat alleen naar het product kijkt en verder nergens naar, kan niet overleven.

“De zoete kwaliteit verzacht de andere, ze matigt de andere en daardoor worden zij liefelijk en zacht. De bittere maakt alle andere levend en bewegend en deelbaar in onderdelen, zodat ieder apart deel ook deel ontvangt van de krachten der oerbron, waardoor de beweeglijkheid ontstaat.”

Dit spreekt voor zich, de functie van het zoete en het bittere. Dan nu het vierde principe, de hitte of bezieling.

“De hitte ontsteekt alle eigenschappen, het licht verheft zich hieruit, zodat de ene eigenschap de andere kan opmerken, want wanneer de hitte in de zoetheid werkzaam is, zo doet zij het licht in alle eigenschappen geboren worden. Daaruit ontstaan de meningen en gedachten, zodat de ene hoedanigheid de andere ziet en erkent, die ook in haar aanwezig is, opdat zij beide als één worden, één wil, die in het lichaam opstijgt vanuit de eerste bronwel in de bittere kwaliteit.”

En dan zo verder: het 5e, 6e en 7e principe.

Het 5e principe wordt door Böhme omschreven als de lieflijke, vriendelijke en vreugdevolle geest der liefde.

“De liefde, welke de vijfde oergeest in de goddelijke kracht is, is de verborgen bron, die het lichamelijke schepsel niet begrijpen kan, noch omvatten kan. Slechts wanneer deze bron zich in het lichaam uitleeft, zo zegeviert het lichaam in de liefde […]”

En zo verder met de zesde en zevende oergeest.

Om deze inleiding af te ronden, heb ik een aantal begrippen uit Aurora en uit het bedrijfsleven naast elkaar gezet. Voor de volledigheid heb ik ook de begrippen weergegeven zoals we die bespraken in het voorbeeld van de boom en ook de begrippen die in deze geestesschool worden gebruikt. We zien daarbij overigens dat het 2e en 5e van plaats zijn verwisseld, dit is met de dubbele pijl aangegeven.

BESTEL LEER JACOB BÖHME KENNEN

LEES MEER OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN EN OVER JACOB BOEHME