De klassieker uit de Engelse jeugdliteratuur ‘De geheime tuin’ van Frances Hodgson Burnett verscheen voor het eerst in 1911. Meer dan honderd jaar later is het verhaal over het weesmeisje Mary dat een verboden verwaarloosde tuin weer tot bloei weet te brengen – en daarmee zichzelf en anderen – nog altijd betoverend voor jong en oud. Het is spannend, geheimzinnig, magisch. ‘Op de een of andere manier,’ zegt Hodgson, ‘gebeurt er altijd iets, net voordat dingen het ergst worden.’ Met lichte toon getuigt zij van levenswijsheid. Het boek wordt nog steeds gedrukt. Het is ook verfilmd. Hieronder volgt een uitgebreide boekbespreking van Anneke Munnik die gepubliceerd is in Logon 2022-2.
BOEKBESPREKING IN LOGON 2022-2
In 2019 is een nieuwe vertaling verschenen van Imme Dros. Imme Dros is een veelgelezen en bekroond schrijver, die de klassieke oudheid voor iedereen toegankelijk maakte. Zij vertaalde en bewerkte de Odyssee en Ilias van Homerus. Zij herschiep de Griekse mythen. Het is daarom niet verwonderlijk dat zij ook dit klassieke verhaal ‘De geheime tuin’ omtoverde tot een hedendaagse, sprankelende, nieuwe versie, waarin het origineel recht wordt gedaan. Honderdelf jaar na de eerste verschijning spreekt het nog steeds tot de verbeelding.
Beschrijving
Mary Lennox wordt in India geboren. Haar vader werkt voor het Engelse gouvernement en heeft het altijd druk. Haar moeder, die door iedereen een schoonheid wordt genoemd, leeft alleen voor feestjes. Zij had nooit een kind willen hebben. Ze laat Mary direct na de geboorte naar een Ayah, een Indiase kinderoppas, brengen. Mary groeit op zonder liefdevolle aandacht. Ze ziet er onaantrekkelijk uit, is mager, heeft piekerig blond haar en kijkt altijd onvriendelijk. Ze is egoïstisch en verwend want haar Ayah en de Indiase bedienden geven in alles haar zin.
Als bij een cholera-epidemie de ouders van Mary overlijden, wordt zij naar haar oom en voogd in Engeland gestuurd. Oom Archibald Craven bewoont het grote landgoed Huize Misselthwaite. Hij is een eenzelvig man, wil eigenlijk niemand zien en is veel op reis. Mary voelt zich eenzaam en verlaten in het grote sombere huis met zijn vele afgesloten kamers. Gelukkig werkt er een boerenmeisje die verhalen vertelt over haar familieleven en heeft Huize Misselthwaite een groot park waar Mary in mag spelen. Dwalend langs kronkelige paden, bloemperken, fonteinen en uitgestrekte gazons ontdekt zij een ommuurd gedeelte, waar zij niet in kan. Ze komt te weten dat achter de muur een tuin ligt, die van haar jong overleden tante was. Al tien jaar is niemand daar binnen geweest. Mary wordt met de dag nieuwsgieriger. Op een dag wijst een klein, eigenwijs roodborstje haar op de door planten overwoekerde toegang en
vindt zij tot haar grote verbazing ook de sleutel die op de toegangspoort blijkt te passen.
Eenmaal binnen staat ze in een verwilderde, maar prachtige tuin, een klein paradijsje… En deze tuin is het die gaat maken dat Mary zich minder eenzaam voelt. Maar de wonderlijkste ontdekking doet zij op een stormachtige nacht als ze niet kan slapen. In het oude huis klinkt tussen de bulderende windvlagen door een vreemd geluid. Is dat niet het huilen van een kind? En wie is Martha en wie is haar broer Dickon, van wie gezegd wordt dat zelfs de vossen hem de weg wijzen waar ze hun jongen hebben en de leeuweriken hun nesten niet voor hem verbergen.
De vriendschap tussen de kinderen, en de dieren, het samenwerken in de schoonheid van de opbloeiende tuin, verandert hun leven. Nare, egoïstische gedachten maken plaats voor elkaar helpende, opbeurende gedachten. Negatieve gevoelens verdwijnen, positieve ontwaken. ‘Gewoon maar gedachten – kunnen even heilzaam zijn voor een mens als zonlicht, even slecht als vergif.’ Het is het hoofdmotief in het boek en de schrijver maakt het zichtbaar, invoelbaar, niet alleen in de levens van de kinderen maar ook in die van de volwassen personages. Gedachten kunnen veranderen. Angst, eenzaamheid, somberheid en zelfs lichamelijke klachten zijn zo te overwinnen. Ten slotte begint op Misselthwaite voor iedereen een gelukkiger leven.
De auteur
‘Ik zal proberen te ontdekken wat magie voor mij betekent omdat ik geloof dat er magie is in alles wat ons omringt.’ Frances Eliza Hodgson werd in 1849 in Manchester, in Engeland geboren. Na de dood van haar vader in 1864 emigreert het gezin naar familie in Amerika. Zeven jaar later overlijdt ook haar moeder.
Als schrijfster van verhalen verdient zij genoeg om haar broers en zussen te onderhouden. Onder de sociale druk van die tijd trouwt zij in 1873 met haar jeugdvriend en buurman Swan Burnett. Zij steunt haar man met de opbrengsten van haar schrijven terwijl hij aan
zijn medische graad werkt. Ze verhuizen naar Parijs waar haar man zijn medische studies voortzet. Het jaar daarop wordt hun eerste zoon, Lionel, geboren. Hun tweede zoon, Vivian, in 1876. Daarop verhuist het gezin naar Washington. Haar eerste roman wordt in 1877 gepubliceerd. Zij leidt geen gewoon vrouwenleven. Vrouwen behoorden in die tijd geen beroep uit te oefenen, maar zij schrijft en verdient, financiert verschillende projecten, vooral die waarbij kinderen betrokken zijn. Zij doorbreekt het traditionele denken en bewandelt nieuwe wegen, ook voor andere schrijvers door te vechten voor auteursrechten, zowel in de VS als in Groot-Brittannië. Het levert haar veel kritiek op en in de pers wordt er schande van gesproken.
In 1890 overlijdt haar oudste zoon, 16 jaar oud, aan tuberculose. Frances en haar man leven al gescheiden maar in 1898 scheiden zij officieel. Zij trouwt opnieuw met Stephan Townsend, tien jaar jonger dan zij, een Engelse arts en acteur en ook haar artistieke medewerker. Met hem reist zij door Europa. In minder dan twee jaar scheiden ook zij en keert Frances terug naar Amerika. De laatste zeventien jaar van haar leven woont zij in New York. In 1924 overlijdt zij en wordt begraven in New York.
De verliezen die zij in haar leven lijdt, leiden tot een spirituele zoektocht. Rond 1900 bloeit het gedachtegoed van de theosofie op. H.P. Blavatsky schrijft De geheime leer en sticht in 1875 de Theosofische Vereniging. Frances is van meet af aan geïnteresseerd en verbindt zich met de theosofie. Na Lionels overlijden raakt ze geïnteresseerd in spiritisme en Christian Science. De theosofische leringen onderwijzen haar in de oude wijsheid, de kosmische principes, de kracht van heling en genezing. Zij geven haar een nieuw perspectief. De geheime tuin getuigt van haar inzichten. De personages in het boek, ongelukkig en onbemind, vinden opnieuw levensvreugde in vriendschap, schoonheid en zelfoverwinning. Zij vernieuwen zichzelf.
Frances had in New York haar eigen ommuurde Engelse tuin, vol rozen en stokrozen. Zij keek erop uit terwijl zij in haar laatste boek In the Garden, misschien sprekend over haar eigen levenservaring met verlies en vernieuwing, de volgende woorden schreef: ‘Als je een tuin hebt, heb je een toekomst en als je een toekomst hebt, leef je!’
Fragment
Er was in geen tien jaar een menselijk wezen door die poort naar binnen ge- gaan… en toch kwamen er geluiden uit de tuin. ’t Waren de geluiden van vlugge, schuifelende voeten die wel krijgertje onder de bomen leken te spelen, ’t waren vreemde klanken van onderdrukt gelach en gepraat, zachte uitroepen en gesmoorde vreugdekreten. ’t Leek wel alsof daar kinderen lachten, kinderen die met moeite probeerden geen lawaai te maken, maar die het straks, als de pret haar hoogtepunt bereikte, zouden uitschateren. Wat droomde hij… wat hoorde hij daar in ’s hemelsnaam?
Was hij bezig zijn verstand te verliezen en verbeeldde hij zich dingen te horen, die niet voor menselijke oren bestonden? En toen kwam het ogenblik, het niet meer tegen te houden ogenblik waarop de geluiden vergaten stil te houden. De voeten renden al sneller en sneller, ze naderden de tuindeur, een uitbarsting van lachend gejuich dat niet te onderdrukken was, de deur in de muur werd wijd opengegooid, zodat het klimopgordijn opzij sloeg, en er stormde een jongen naar buiten, die de man niet zag en bijna tegen hem aanvloog.
Mijnheer Craven had zijn armen uitgestoken om het kind voor een onverwachtse botsing te behoeden en toen hij hem tegenhield om te kijken wie daar in ’s hemelsnaam uit de tuin kwam, stond hij volkomen sprakeloos. ’t Was een lange, aardige jongen, sprankelend van leven, met rode wangen van het harde lopen. Hij streek met een snelle beweging zijn dikke haar naar achteren en sloeg een paar wonderlijke grijze ogen op, ogen vol kinderlijke pret en met een franje van donkere wimpers. ’t Waren die ogen die mijnheer Craven naar adem deden snakken.
‘Wie…wat? Wie?’ stamelde hij. Dit was niet wat Colin had verwacht, niet wat hij zich had voorgesteld. Aan zulk een ontmoeting had hij nooit gedacht. Maar toch, zo aan te komen stormen, als winnaar van een wedloop – was dit niet nog veel beter? Hij richtte zich in volle lengte op. Mary, die hem op de hielen had gezeten en ook door de deur kwam gevlogen, vond dat hij op dat ogenblik langer leek dan ooit te voren, stukken langer.
‘Vader,’ zei hij, ‘ik ben het, Colin. U kunt het natuurlijk niet geloven en ik zelf soms ook niet. Maar ik ben Colin. (… ) ’t Is door de tuin gekomen, en door Mary en Dickon en de dieren… en de toverkracht. Niemand weet er iets van. We hebben het geheim gehouden tot u thuis zou komen. Ik ben helemaal beter; ik kan harder lopen dan Mary. Ik ga aan allerlei sport doen.’
Het kwam er allemaal zo natuurlijk, zo gezond uit – hij struikelde van opwinding over zijn woorden, zijn ogen straalden – dat de ziel van de man trilde van ongelovige vreugde.
‘Bent u niet blij, vader?’ eindigde hij. ‘Bent u niet blij? Ik blijf leven, altijd en altijd en altijd!’
Mijnheer Craven legde zijn handen op de beide schouders van de jongen en hield hem vast. Hij wist dat hij de eerste ogenblikken niet zou kunnen spreken. ‘Laten we de tuin ingaan, mijn jongen,’ sprak hij eindelijk, ‘en vertel me dan alles.’ En de kinderen namen hem mee naar binnen. (…) Verwonderd keek hij om zich heen. ‘Ik had gedacht dat alles dood zou zijn,’ zei hij. ‘Dat dacht Mary eerst ook,’ vertelde Colin. ‘Maar ’t is weer levend geworden.’
Bevindingen
De kracht van het boek is het besef dat je innerlijk kunt veranderen, dat je wat je ook meemaakt, het te boven kunt komen, zelfs het verlies van je ouders op jonge leeftijd. Dat het leven je altijd nieuwe mogelijkheden aanreikt tot groei, als je het zien wilt. Alleen al het steeds terugkerende roodborstje, tierelierend, vriendelijk tjilpend nieuwsgierig zijn kopje draaiend, dat met een lieflijke lichtheid de weg wijst. De wind die op het juiste moment de losse klimopslingers opzijblaast waardoor de ronde knop van de deur van de ommuurde tuin zichtbaar wordt. Het zijn voorbeelden die een nieuw voorheen ongekend levensgevoel doen ontwaken in het weesmeisje Mary. Zij neemt het waar; zij gaat erop in.
Het boek neemt je niet alleen mee in de schoonheid van de zichtbare realiteit maar laat je de diepte ervaren van een onzichtbare levenskracht die daarachter en doorheen stuwt. De kinderen noemen het ‘de toverkracht’, het doet denken aan het allesdoordringende licht van de wereldziel. Het boek ontsluit een glimp van het mysterie van leven, van het spiritueel perspectief dat de theosofie biedt: er is een andere werkelijkheid achter de natuurlijk waarneembare, zichtbare wereld. Het laat je met de kinderen mee zoeken naar de waarheid achter de uiterlijke verschijnselen. De groene sprietjes die net boven de grond uitsteken, geeft
Mary ‘adem’ door de grond eromheen weg te halen. Het ‘wakker maken’ van de tuin staat symbool voor het ontwaken van nieuwe zielekracht. In die zin is de ommuurde tuin te zien als de wereld van de ziel. Wie daarin werkt om de bloemen te laten bloeien, komt zelf tot bloei, verandert en vindt genezing.
De ziekelijke jongen Colin overwint zijn overtuiging dat hij een bochel heeft en snel dood zal gaan. Mary met haar hoofd vol nare gedachten over alles wat haar niet bevalt, verandert zodra ze vervuld raakt van roodborstjes, bloemen en Dickon met zijn lievelingsdieren, zij wordt een ander kind. Parallelle gebeurtenissen, we zouden nu zeggen synchroniciteit, laten beseffen dat er meer is tussen hemel en aarde en dat alles van invloed is op elkaar. Zo binnen, zo buiten – zo boven, zo beneden – zoals het in het klein is, zo is het in het groot.
Mary en Colin ontmoeten elkaar niet voor niets; allebei onhandelbaar en verwend op hun eigen manier, zijn zij een spiegel voor elkaar. En als Colin in de tuin op eigen kracht durft te gaan lopen en uitroept dat hij altijd wil blijven leven, ontdekt zijn vader ver weg in Tirol voor het eerst in tien jaar dat er iets wonderlijks in hem gebeurt. Het is alsof er heel zacht iets in hem losgaat, hem bevrijdt en het gevoel geeft dat ook hij weer leeft. Onopvallend en in alle eenvoud geeft Frances haar ondervonden universele wijsheid door, ze laat het de kinderen ontdekken, de lezer meebeleven, nergens storend of opdringerig, eerder verrijkend. De magie van het leven, het onzichtbare verband tussen al wat is, de helende krachten van het zieleleven klinken door in het verhaal. Oude wijsheidleringen door de theosofie in die tijd opnieuw aan het licht gebracht, verwoordt Frances Hodgson in dit hartverwarmende boek. Het verhaal blijft actueel omdat het raakt aan het leven van iedere ziel. ‘Waar je een roos plant, beste kind, kan geen distel groeien.’ Een onvergetelijke leeservaring, een meervoudig waardevol boek!