Toewijding aan Tao – strofe 24 van de Daodejing zoals toegelicht in De Chinese Gnosis, hoofdstuk 24-3

 

LEES MEER OVER INLOOPOCHTEND IN HILVERSUM OP DINSDAG 28 DECEMBER

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

LEES MEER OVER INLOOPOCHTEND IN HILVERSUM OP DINSDAG 28 DECEMBER

Hieronder volgt het derde en laatste commentaar dat J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri hebben geschreven op strofe 24 van de Daodejing (of Tao Teh King) in hun boek De Chinese Gnosis. Op dinsdag 28 december wordt er op het adres Koninginneweg 41 in Hilversum een inloopochtend gewijd aan het thema ’toewijding aan Tao.

In aansluiting op de voorgaande besprekingen over hoofdstuk 24 van de Tao Teh King (24-1 en 24-2) van Lao Tse is het wellicht van betekenis er uw aandacht op te vestigen dat in de Universele Leer met grote nadruk wordt vastgesteld dat, zolang het persoonlijke ik, of de zelfzucht als bewustzijnsstaat niet geheel en al is opgegaan in wat wij de ziel noemen, er geen sprake kán en zál zijn van een nieuwe levensstaat.

Toch mag niemand zich op het standpunt stellen dat hij dan maar moet aanvangen met de volkomen vernietiging van het persoonlijke ik. Want zolang het hogere bewustzijnsinstrument, de ziel, nog niet in u wassende is, hebt u het lagere bewustzijnsinstrument nog nodig om uw persoonlijkheidsvoertuigen als een drie-eenheid bijeen te houden. Bovendien moet de ikheidsstaat, door zijn offergangexistentie de persoonlijkheid door de nachtstonden heenvoeren tot die dageraad, waarin het zielewezen de leiding van de persoonlijkheid zal kunnen overnemen.

Zo wordt dus, zie het duidelijk in, aan de ikmens, aan de zelfzuchtmens een taak toebedeeld. Daarom wordt er in de gewijde verslagen, met betrekking tot de pelgrimage van het lagere zelf, van het aardse zelf, gezegd dat de reiziger nimmer het doel op de andere oever kan bereiken.

Indien u dat zou inzien, zouden de problemen die u nu bezighouden een geheel ander aspect ontvangen. De natuurgeboren mens, de zelfzuchtmens, heeft een taak te verrichten. Een doel ligt aan zijn wezen ten grondslag. Hij is, als zelfzuchtige, niet de boze, ook niet de zondaar en evenmin de abnormale in de alopenbaring. Doch zijn bewustzijn en zijn aard dienen, in de toestand en in het levensveld waarin hij verkeert, te worden aangewend om de Andere, de zielemens, vrij te maken. Hij zal eerst dan de zondaar, de abnormale, de boze worden als hij die ene taak, die aan zijn wezen ten grondslag ligt, niet vervult.

Dit alles ligt begrepen in het u meer vertrouwde beeld van de dubbelfiguur Johannes-Jezus: Johannes, die uitgaat tot zijn arbeid van zelfovergave, Jezus, de zielemens, die door Johannes vrijgemaakt wordt, gedoopt wordt. Johannes wordt door Jezus de Heer de grootste der aardgeborenen genoemd. Immers, de ware mens, de zielenmens, wordt door hem, Johannes, mogelijk gemaakt.

U zult nu waarschijnlijk verstaan hoe uiterst belangrijk het is dat u als natuurgeborene niet slechts uw beperkingen en uw aardse mogelijkheden beschouwt, doch tegelijkertijd uw roe- ping ontdekt en die centraal in uw leven plaatst. Daarom spreken wij u steeds van de nieuwe levenshouding, van de levenshouding van de mens die zijn ene roeping van Godswege vervullen wil. Als u dat wilt, als u dat pad bewandelt, eerst dan, en dan alleen, wordt de Christus in u geopenbaard.

Zie toch de betekenis in van het woord dat u misschien zo heel goed kent. Het woord waarin gezegd wordt dat de Christus – de ziel waarmee de Zevengeest zich verbonden heeft – al uw zonden op zich neemt. Het woord: ‘Al waren uw zonden als scharlaken zo rood, ik zal ze wassen witter dan sneeuw.’ Indien ge als geroepene het pad van het endura, het pad van de zelfovergave, gaat, en de ziel waarlijk levend in u zal worden, dan zal deze levende ziel al wat in uw microkosmos besloten ligt omhoogtrekken in het nieuwe levensveld en aan deze gehele wezenheid de signaturen schenken van de nieuwe levensstaat. De goddelijke Zoon openbaart zich dan in u als redder, als de verheven Verlosser. Hij neemt alle zonden op zich.

Hoe moet dit pad dan bewandeld worden? De weg werd u reeds menigmaal gewezen en de methode van pelgrimage reeds talloze malen voorgespeld. De methode gaat op in de toewijding aan Tao. U dient u ‘om te keren’ op uw levensweg, zoals Christiaan Rozenkruis op de avond voor Pasen. In deze omwending zult u gehouden zijn uw gehele natuurgeboren persoonlijkheid, dat is dus de zelfzucht, het zelf-dienende, de oorzaak van alle zonde en van alle menselijke smart, bewust op te geven, klaar bewust af te wijzen. En van stonde aan Tao, die de onpersoonlijke liefde is, te dienen en te gehoorzamen.

De natuurgeboren mens van het huidige tijdvak is een naar zijn persoonlijkheid zeer gekristalliseerd wezen. Zijn aard, zijn bewustzijn en zijn organen zijn geheel afgestemd op de levenssfeer waarin hij vertoeft. De ziel kan in die levenssfeer niet vertoeven. De ziel kan de mens ten hoogste roepen en aansporen het koninkrijk van de ziel te zoeken en te naderen. Want het koninkrijk van de zielenvorst is niet van deze wereld.

Gehoorzaamt de mens, luistert de mens naar deze roep, dan heeft hij toch de hem eigen, de voor hem geschikte bewustzijnsstaat nodig om het beginwerk te doen, om de paden recht te maken, tot aan een wetmatige grens, tot aan de oever van de Jordaan. En dan, eerst dan zal de Andere het werk overnemen, hem voeren op paden waar hij als persoonlijkheidsmens niet kan gaan. En de Andere-in-hem zal de gehele wezenheid van heerlijkheid tot heerlijkheid verder leiden.

Van dit machtige heil heeft de pre-mens altijd geweten. Hij, de pre-mens, is gevangen geraakt in de vergetelheid. Doch in de mysteriën is de edele wetenschap der bevrijding altijd bewaard gebleven. Zoals een duiker die in het diep der zeeën afdaalt daartoe een speciale uitrusting nodig heeft, zo heeft de mens die in het nadir van stoffelijkheid verzinkt een speciale bewustzijnsstaat nodig. Wil de mens aan dit nadir ontstijgen, dan zal hij de levensstaat van het nadir moeten afleggen, moeten prijsgeven. Dit nu brengt mee dat op een gegeven moment een geheel andere, een geheel nieuwe bewustzijnsstaat de plaats van de vorige inneemt, namelijk de bewustzijnsstaat van de levende ziel: ‘Wie zijn leven zal willen verliezen om mijnentwil,’ zo zegt Jezus de Heer, ‘die zal “het” – dat is Tao – vinden’.’

Indien u dit alles nu zonder meer als een moraliteitstoestand beschouwt, als een nieuw aanzicht in uw reeds aanwezige wapenrusting, dan zal het nadir, de grens, u vasthouden. Indien u van stonde aan in de levenshouding treedt die geheel en al tegen de natuur der zelfzucht indruist, dan zal deze levenshouding u doen óndergaan en u tegelijkertijd volledig vrijmaken.

Bron: De Chinese Gnosis, door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)