Hieronder volgen de tekst van strofe 16 van de Daodejing (of Tao Teh King) en het eerste commentaar dat J. van Rijckenborgh (1896-1968) en Catharose de Petri (1902-1990) daarop hebben geschreven in hun boek De Chinese Gnosis.
Als men tot het opperste ledig is gekomen,
handhaaft men een onvergankelijke rust.
Alle dingen worden tezamen geboren;
ik zie ze weer terugkeren.
Alle dingen bloeien overvloedig;
daarna keert elk terug tot zijn oorsprong.
Tot de oorsprong terugkeren heet in rust zijn.
In rust zijn heet terugkeren
tot het eeuwige, werkelijke leven.
Terugkeren tot het leven heet ik eeuwigdurend zijn.
Te weten wat eeuwigdurend is, heet verlicht zijn.
Niet te weten wat eeuwigdurend is,
heet eigen ellende bewerken.
Weten wat eeuwigdurend is, is een grote ziel hebben.
Een grote ziel hebbende is men rechtvaardig.
Rechtvaardig zijnde is men koning.
Koning zijnde is men de hemel.
De hemel zijnde is men Tao.
Tao zijnde is men altijddurend.
Al sterft het lichaam,
er is geen gevaar meer te duchten.
Tao Teh King, hoofdstuk 16
16 HET OPPERSTE LEDIG
De toestand van het opperste ledig is de toestand van de kandidaat die alle onzuiverheden des harten teniet heeft gedaan, dat wil zeggen, die het magnetische zenuwstelsel totaal heeft ontledigd van begeerten, spanningen en conflicten. De kandidaat is als zodanig begeerteloos, ledig, geworden. Wie in een dergelijke toestand is binnengegaan, kan een onvergankelijke zielenrust handhaven. Zijn zielenevenwicht zal niet meer verstoord kunnen worden. Het is voor altijd gevrijwaard voor verandering. De ware rust, als eigenschap van het volk Gods, zal dan verkregen zijn.
Als de toestand van het opperste ledig nog niet bereikt is, worden de tijden van zielenrust altijd afgewisseld door momenten en perioden van zielsconflict, ten bewijze van het feit dat het magnetische stelsel des harten, dus ook het bloed, dus ook de zielenkern, niet, nog niet geheel gereinigd is. Het behoort dan ook tot de belangrijkste taken van de leerling, de innerlijke oorzaken van zijn zielsconflicten op te sporen. Deze oorzaken zijn onveranderlijk in het eigen zelf te vinden. Nimmer kan ook maar één zielsconflict worden veroorzaakt door een ander, of door iets dat van buiten komt.
De vijfvoudige zielenwezenheid is een eenheid die ontvangt wat zij tot haar instandhouding nodig heeft en geheel in overeenstemming met haar aard. Wat het wezen binnenkomt met behulp van het magnetische ademstelsel, heeft het wezen zelf opgeroepen. In het wezen van menige leerling zit nog te veel van het ‘twee heren willen dienen’, nog te veel koestering van aardse zaken, die nog te veel als noodzakelijk gezien worden. Er is nog te veel verlangen met betrekking tot de horizontale lijn en nog te veel aanvaarden. Daarom blijft hij van twee werelden. Aan de ene zijde is er iets van de Gnosis in hem werkend, aan de andere zijde de aardse zaken, die primair worden gesteld. Daardoor het toegespitste conflict met het Andere. Bovendien houdt hij aldus contact met de algemene onrust die aan de gewone natuur eigen is.
Indien u evenwel het opperste ledig bereikt zou hebben, zou men in de wereld natuurlijk wel uw lichaam kunnen aantasten en wonden, maar niet uw ziel. Men zou u in het gewone spel der tegendelen kunnen betrekken. Men zou het gehele programma der zielsconflicten voor u kunnen afdraaien om u te verleiden er aan mee te doen. Doch u zou het niet meer kunnen. Uw gehele zielenstaat zou de rust ingegaan zijn van het volk Gods en al uw levensfluïden zouden onvatbaar geworden zijn voor verandering. Uw bewustzijn zou alles waarnemen en ervaren, maar uw zielenrust zou niet meer kunnen worden verstoord. Daar moet het mee beginnen! De wonden die men u wil slaan zouden op het zelf terugvallen. U zou binnenkomen in de toestand-van-zijn waarvan de historie gewaagt met betrekking tot de helden van de ziel. Hun heldendom had geen betrekking op moed of doodsverachting, maar op een nieuwe toestand-van-zijn.
Stel dat iemand die u zeer liefheeft u vreselijk wondt en dat u dientengevolge aan een ernstig zielsconflict wordt onderworpen. Dan is een dergelijke situatie een bewijs dat er in uw eigen ziel aanleidingen of mogelijkheden zijn die een dergelijk conflict tot ontwikkeling brengen. Als u in het opperste ledig gekomen zou zijn, zou u in dezelfde omstandigheden de toestand-van-zijn van de uiterlijke aanleiding dermate omvatten, dat uw verstand, uw wil en uw hart niet in het minst meer zouden reageren. U zou slechts een geval observeren volgens de maatstaven van het: ‘Wees op uw hoede.’ U zou volkomen beschermd zijn door uw reinheid des harten en uw ziel zou vrij zijn.
Deze toestand van het opperste ledig werd door de voorgaande Broederschappen de toestand van de ‘reinen’ genoemd. U zult deze aanduiding nu geheel begrijpen. Bij zulk een aanduiding weet men onmiddellijk met transfiguristen te maken te hebben. Deze reinheid des harten, dit opperste ledig, is de basis vóór en ván alle transfiguratie, want het brengt de gehele zielenstaat in de eeuwige rustsfeer van de Gnosis. Als u eenmaal in de rust van het volk Gods bent ingegaan, als u daartoe geboren bent, kan niets u meer deren en kan van dat moment het koninkrijk Gods in u worden verkondigd, dat wil zeggen, gerealiseerd worden.
Nu wordt het koninkrijk Gods nog áán u verkondigd en staat u aan de ingang van de poort en zolang u nog aan deze zijde van de poort staat, bent u nog altijd vatbaar voor verandering van zielenstaat. Ook dat moet u klaar inzien. Daarom zegt LaoTse tegen u:
‘Alle dingen worden tezamen geboren; ik zie ze weer terugkeren. Alle dingen bloeien overvloedig; daarna keert elk terug tot zijn oorsprong.’
Hij wijst u hiermee op het bekende beeld van de dialectische natuur: alles komt en gaat om weer terug te keren, het voortdurende spel van opgaan, blinken en verzinken. De dialectische dingen gaan van een uitgangspunt tot u en van u tot hun uitgangspunt enzovoort. Hiermee wordt tevens gezegd dat u dientengevolge niet vrij zult kunnen komen van de zielsconflicten en de zielenbewogenheden. Ook deze komen en gaan en keren terug, tot de ziel en haar wezenheid zo moe worden dat er afstomping ontstaat, met als eindresultaat ziekte en dood. De ziel vervalt dan tot onverschilligheid.
Voorts zijn ondergeschikte veranderingen van de zielsconflicten het gevolg van het vlieten der jaren. De dingen doen de mens als hij jong is anders aan dan wanneer hij oud is, maar de dingen zijn dezelfde. Als hij met moeite en pijn een zielsconflict doorstreden heeft en de aanleidingen tot hun oorsprong terug zijn gejaagd, is het een oorsprong die tegelijkertijd bezig is de aanleidingen naar hem terug te zenden. Dat is de signatuur van de natuur des doods en van al het leven en bewegen in die natuur. Nimmer komt de gewone mens daarvan vrij; zijn wezen is niet gevrijwaard van wisselingen en veranderingen. Daarom dient hij terug te keren tot zijn oorsprong, namelijk die van de adamitische staat.
Niet iéts in hem moet terugkeren, doch zijn gehele zelf. Zijn gehele microkosmos moet zich wenden tot het Onbeweeglijk Koninkrijk, de oorsprong van den beginne. Wie zich tot dié oorsprong wendt, komt allereerst in zielenrust, komt het spel der wisselingen te boven. Zijn ziel transfigureert, de nieuwe ziel wordt geboren. Zielentransfiguratie is het eerst nodige, want uit de ziel is het leven. Daarom staat de Bijbel vol over de redding van de ziel. Daarom zegt Lao Tse :
‘Tot de oorsprong terugkeren heet in rust zijn.
In rust zijn heet terugkeren
tot het eeuwige, werkelijke leven.
Terugkeren tot het leven heet ik eeuwigdurend.zijn.
Te weten wat eeuwigdurend is, heet verlicht zijn.
Niet te weten wat eewigdurend is,
heet eigen ellende bewerken.’
Niemand kan werkelijk verstaan wat uit de Universele Leer voor hem wordt opengelegd – tenzij de Gnosis hem heeft aangeraakt. Indien u waarlijk vanuit een innerlijke behoefte de School van het Rozenkruis bent genaderd en als zodanig het wezen van de Gnosis van harte begeert, zal door het magnetische sternumproces de stroom van de gnostieke volheid u hebben beroerd. Een dergelijke beroering verlicht het weten. Een verlicht mens is een door de Gnosis aangeraakte. Hij wéet, omdat de natuur des levens niet slechts levenskracht schenkt, doch tegelijkertijd wijsheid. Zolang u niet uit de Godsnatuur verlicht bent, bent u steeds bezig uw eigen ellende te bewerken.
Het klinkt hard en ruw, doch de waarheid van dit woord zult u niet kunnen ontkennen. U smeedt bij dag en bij nacht een voortdurende keten van oorzaken en gevolgen in het spel der wisselingen. Daarom de conclusie, een conclusie die klinkt als een Hooglied, als een triomfkreet: ‘Weten wat eeuwigdurend is, is een grote ziel hebben – een nieuwe ziel. Het nieuwe, lichtende weten is immers het bewijs van zielenwedergeboorte.
Een grote ziel hebbende is men rechtvaardig. Niet rechtvaardig naar de natuur, welker recht ook aan wisselingen is onderworpen, doch rechtvaardig begrepen naar de eeuwige, onveranderlijke, fundamentele wet. Een algehele structurele wedergeboorte moet dus op de zielentransfiguratie volgen.
Daarom: Rechtvaardig zijnde is men koning, gaat men binnen in het koning-priesterschap van het oorspronkelijke rijk, gaat men de Geestesschool binnen. Koning zijnde is men de hemel en is het al verwezenlijkt. Derhalve: De hemel zijn de is men Tao – wordt men één met hét. Tao zijnde is men altijddurend – is men de eeuwigheid binnen gegaan. Al sterft het lichaam, er is geen gevaar meer te duchten. Het lichaam is een verschijnsel van het oude leven. Een verschijnsel dat wordt afgelegd als de juiste tijd daarvoor gekomen is. Dit onvergankelijke en onvergelijkelijke heil wordt gerealiseerd uit de wedergeboorte van de ziel. Dié wedergeboorte is de sleutel tot uw eeuwig geluk.