Hieronder volgen de tekst van strofe 16 van de Daodejing (of Tao Teh King) en het eerste commentaar dat J. van Rijckenborgh (1896-1968) en Catharose de Petri (1902-1990) daarop hebben geschreven in hun boek De Chinese Gnosis.
Als men tot het opperste ledig is gekomen,
handhaaft men een onvergankelijke rust.
Alle dingen worden tezamen geboren;
ik zie ze weer terugkeren.
Alle dingen bloeien overvloedig;
daarna keert elk terug tot zijn oorsprong.
Tot de oorsprong terugkeren heet in rust zijn. Lees verder