In de vier delen van boekenserie De Egyptische Oergnosis is aan het begin van elke uitgave in de eerste druk een schilderij van Johfra opgenomen. Johfra is negen jaar leerling geweest van de School van het Rozenkruis. Hieronder volgt een overzicht en een gedeelte van de begeleidende tekst.
1. Zoon der Slangen, gepubliceerd in de eerste druk van De Egyptische Oergnosis deel 1
‘Hij heeft zichzelf, levende tot een graf gemaakt’. Uit dit graf van de natuur rijst de Zoon op, bekleed met het gouden bruiloftskleed van de nieuwe ziel. Hij is de nieuwe mercurius, de driemaal grote Hermes, zijn hoofd gesierd met de gouden wonderbloem van het nieuwe denkvermogen, in zijn handen de beide vurige slangen van het vernieuwde spinale fluïde, het positieve en negatieve aanzicht.
De vijf contactpunten van de nieuwe ziel met de getransfigureerde persoonlijkheid stralen als rozen. Hij heeft zijn Pymander gevonden. Zo rijst hij op, één met de Geest, van heerlijkheid tot heerlijkheid, achter zich latende de doodsbeenderen van de vele mislukkingen van het dialectische verleden.
2. De Oermoeder, gepubliceerd in de eerste druk van De Egyptische Oergnosis deel 2
De Oermoeder, gezeten in de vorm van een vijfpuntige ster te midden van tot aanzijn gekomen sterrenconstellaties , ontvangende het Vader-vuur ofwel het zevenvoudige geestvuur. Door de harmonische wisselwerking tussen hoofd en hart van de Oermoeder worden hoofd en hart overstraald door astraal licht, waardoor in de schoot van de Oermoeder een bron van levend water, de eeuwig-durende stroom, tot aanzijn komt. Alzo wordt uit de Moeder door het zaad van de Vader, het kindschap, het Zoonschap, een levende werkelijkheid. Het scheppingsplan van de Vader wordt uit de Moederkracht tot aanzijn gevoerd.
3. De Poort van Saturnus, gepubliceerd in de eerste druk van De Egyptische Oergnosis deel 3
Saturnus is de heerser van stof, en oorzaak van alle kristallisatieprocessen. Als zodanig is hij de kracht van belemmering, verschrompeling en verval. Het is eveneens de taak van Saturnus al het door ons geschapene te demonstreren: hij is de openbaarder. Daarom wordt hij wel voorgesteld als ‘de man met de zeis en de zandloper’, als de hiërofant van de dood. Immer alle waarden van de dialectische en satanische mens, alle gevolgen van de ik-zucht, het gehele woeden van het lagere leven, worden door hem op een psychologisch moment aan het daglicht gebracht. Saturnus is Vader Tijd – Chronos – die een ‘tot hiertoe en niet verder’ gebiedt.
Saturnus is evenwel ook de inwijder! Wie het pad van algehele levensvernieuwing gaat, en tot de harmonie met de grote universele levenswet terugkeert, vindt, ten einde, Saturnus als openbaarder van al het nieuwe dat geworden is: de onvergankelijke waarden die in de ziel verankerd zijn. Saturnus, de doodsgezant van onze vergankelijke natuur, wordt dan de heraut van de opgestane onverderfelijke mens.
4. De vrouw van de Apocalyps, gepubliceerd in de eerste druk van De Egyptische Oergnosis deel 4
Op de aarde broedt de draak met zeven koppen en tien horens. Met zijn staart vaagt hij een derde van de sterren van de hemel. Zijn vleermuisvleugels zijn bezet met ogen: hij beheerst de aarde.
De vrouw van de apocalyps (Openbaring 12) is bekleed met de zon, staat op de maan en op de slang, en heeft een krans van twaalf sterren om het hoofd. Zij is de broederschap, die met het kind, de jonge gnosis, de nieuwe schakel in de Gouden Broederschapsketen, vlucht in de woestijn, om het te redden van de draak, waarna zij het kind toerijkt aan de handen van de Vader, de kroon, het alziende oog, die het opneemt tot achter de sluiers van het Al.
Rechts van de vrouw: de Oervader, de goddelijke scheppingsimpuls, de krachtuitstorter, die de dierenriem in de hand houdt in de vorm van een ring, waaromheen een slang, met de staart in de bek, zich twaalf maal kronkelt. De Oervader wijst naar de Oermoeder: hij stort zijn kracht in haar uit. Zij is de ontvangster (vandaar de handen in de vorm van een ontvangend vat). Zij is degene die weerstand geeft, Saturnus, de tijd, de beperking: daarom heeft zij de zandloper op het hoofd. Hun beider kleed vormt een gordijn, dat opengetrokken wordt voor de zon, het centrale christusprincipe. Vandaar dat ook het kind vanuit de zonnesfeer wordt opgeheven. In de Alvader vinden we nog het symbool van yang en yin, de volmaakte eenheid, de cirkel: de zon zendt zijn stralen door het ganse al.