De Minotaurus in het labyrint wordt verslagen door Theseus, de kracht van de liefde

BESTEL DE PARADIJSVOGEL EN ANDERE MYTHISCHE DIEREN

BESTEL ZIEN WAT BLIJFT, MYTHEN IN WERK EN BEELD

Het bovenstaande schilderij van de Minotaurus uit de Griekse mythologie is gemaakt door Joop Mijsbergen en gepubliceerd in het boek Zien wat blijft, mythen in werk en woord. De tekst over de Minotaurus is afkomstig uit het boek De Paradijsvogel en andere mythische dieren van Ankie Hettema

Poseidon, de god der wateren schenkt Minos van Kreta een reusachtige grote witte stier als teken van zijn rechtmatig koningschap: de reine zuivere koningskracht die na het ontvangen ook weer moet worden prijsgegeven in liefde en dienstbetoon aan anderen, aan voortdurend vernieuwend leven.

Minos wil de witte stier niet terug schenken; het vrouwelijk ontvankelijke in hem verlangt de koningskracht diep in zichzelf te leren kennen, wordt verliefd en verenigt zich. Geboren wordt Asterius, het sterrenwezen, de ziel van goddelijke oorsprong in mensengedaante geborgen.

Zielekracht, gericht op het zelf, onttrekt zich aan het evenwicht, gaat voorbij de eenheid van het al, laat heersen de wilde stierenkop, en Minos, vervuld van schaamte voor dit dier, weet niet beter dan deze kracht ver weg in de doolhof van het onbewuste, de ontworpen innerlijke gevangenis, op te sluiten, daar te binden.

Wordt Asterius als monster geboren, als verschrikkelijk schepsel dat mensenoffers eist, de rust en vrede van Kreta, van leven bedreigt? Of wordt hij tot een gruwelijk monster, tot woeste stier in Minos, tot Minotaurus, waar hij doelwit is van spot en angst, in afwijzing liefde moet ontberen?

Het is de draad, die Ariadne in de hand van Theseus legt. Ariadne, halfzus van de Minotaurus, het zuivere zielsverlangen, schenkt de draad aan Theseus, aan de mens die moedig is, de draad van liefde, die naar binnen leidt, en laat ontdekken het middelpunt van ‘t labyrint, waar de man met de stierenkop leeft. Met de draad in de ene hand, in de andere het zwaard, waar liefde met daad te samen gaat, weet hij het monster te onthoofden.

In de doolhof van mijn leven zie ik door het licht van mijn ziel, mijzelf gevangen, dwalend en verdwalend, in oordelen en beelden van schone schijn. Zie hoe ik tracht te vervolmaken wat onvolmaakt is en zal blijven, hoe ik rondloop in cirkels en doodlopende wegen, zonder uitweg, én door het licht zie ik mogelijkheden tot ander leven: er is een labyrint, én er is een draad mij in de hand gelegd, zij leidt uit de doolhof, geeft richting aan de windingen van het leven, verbindt met de kern, het hart. En de roos ontluikt waar de liefde zelf woont: de alles overwinnende liefde, die mijn Minotaurus verslaat. Zij bevrijdt mijn ware wezen.

En ik die weg weet in het labyrint,
laat mij niet door dwaallichten misleiden.
Ik houd de draad, die mij met kern verbindt.

Tao en Teh, Daodejing 70

‘Dat nieuwe ik is de synthese, de eenmaking van het onbewuste in het bewuste, zet alle disharmonie om in harmonie, plaatst het verleden als een winst in het levende heden. En in de eenheid van de natuurkrachten, op basis van de geestziel, zingen alle natuurkrachten de lof en de eer van het licht en van de liefde; zij verliezen hun boosheid en hun toorn (Het Nuctemeron, eerste uur).’

Zo schenkt Theseus zijn geliefde terug, Ariadne, zijn ziel, aan de geest.

BESTEL DE PARADIJSVOGEL EN ANDERE MYTHISCHE DIEREN

BESTEL ZIEN WAT BLIJFT, MYTHEN IN WERK EN BEELD

LEES OVER DE BOEKEN VAN ANKIE HETTEMA-PIETERSE