Zeno, grondlegger van het stoïcisme – hoofdstuk 1 van ‘Stoïcijns leven’ van Ryan Holiday en Stephen Hanselman

BESTEL STOÏCIJNS LEVEN

De bewustwording van de de bekende filosoof Zeno van Citium (334-262 v.Chr.) begint in een boekwinkel, waar hij kennismaakt met de werken van Socrates. De onderstaande beschrijving van het leven en de werken van de grondlegger van het stoïcisme, is het eerste hoofdstuk uit het boek ‘Stoïcijns leven’ van Ryan Holiday en Stephen Hanselman.

BESTEL STOÏCIJNS LEVEN

De geschiedenis van het stoïcisme begint heel passend met tegenspoed. Op een noodlottige dag aan het einde van de vierde eeuw v.Chr. zeilde de Fenicische koopman Zeno op de Middellandse Zee met een lading karmozijnverf. Deze verf was zeer in trek bij rijke mensen en leden van het keizerlijk huis die zich kleedden in kleren die ermee waren behandeld. De zeldzame verf werd moeizaam gewonnen door slaven uit het bloed van zeeslakken en gedroogd in de zon totdat hij, zoals een historicus uit de oudheid eens zei, ‘zijn gewicht in goud waard was’. Zeno’s familiebedrijf hield zich bezig met één van de kostbaarste goederen in de oudheid, en zoals voor veel ondernemers stond hun bedrijf elke dag op het spel. 

Niemand weet waardoor de schipbreuk werd veroorzaakt. Was het een storm? Piraten? Menselijk falen? Doet het ertoe? Zeno verloor alles, zowel schip als lading, in een tijd dat er nog geen verzekering of risicokapitaal bestond. Het was een onvervangbaar vermogen. Toch zou de ongelukkige koopman later blij zijn over zijn verlies, want hij zei: ‘Ik maakte een succesvolle reis toen ik schipbreuk leed.’ Want door de schipbreuk ging Zeno naar Athene, op weg naar de ontwikkeling van de stoïcijnse filosofie.

Net als bij de oorspronkelijke verhalen van alle profeten zijn er een aantal tegenstrijdige verslagen van Zeno’s vroegere leven. Zijn schipbreuk vormt daarop geen uitzondering. Een relaas beweert dat Zeno al in Athene was toen hij hoorde dat de lading was vergaan. Hij zei: ‘Goed gedaan, Lot, om me zo naar de filosofie te drijven!’ Maar anderen beweren dat hij zijn lading al had verkocht in Athene voordat hij aan het bestuderen van de filosofie begon.

Het is ook vrij goed mogelijk dat hij naar de stad was gestuurd door zijn ouders om zo de verschrikkelijke oorlog in zijn land tussen de opvolgers van Alexander de Grote te vermijden. In feite zijn er een aantal oude bronnen die aangeven dat hij een landgoed bezat en dat hij scheepvaartinvesteringen had die miljoenen waard waren toen hij in Athene aankwam. Weer een andere bron merkt op dat Zeno in 312 v.Chr. op tweeëntwintigjarige leeftijd in Athene arriveert, precies in het jaar dat zijn geboortestad werd geplunderd en de koning werd gedood door een indringer.

Van alle mogelijke oorsprongen voor een filosofie van veerkracht en zelfdiscipline, en een onverschilligheid voor lijden en tegenspoed, klinkt een onverwachte ramp ons het meest logisch in de oren; of deze nu wel of niet Zeno en zijn familie volledig aan de grond bracht. Een schipbreuk had Zeno net zo goed kunnen aanzetten tot een gewoon leven als koopman aan land. Ook had hij doordat hij van zijn familie was beroofd aan de drank of aan lagerwal kunnen raken. In plaats daarvan was het iets wat hij gebruikte; het was een roep die hij besloot te beantwoorden, iets wat hem aanspoorde om een nieuw leven te beginnen en zichzelf opnieuw te vormen.

Zijn vermogen om zich aan te passen was een overlevingstactiek die heel handig was in die tijd. De wereld van Zeno’s jeugd was er een van chaos. In 333 v.Chr., het jaar nadat hij werd geboren in Kition, een stad op Cyprus, bevrijdde Alexander de Grote het land van twee eeuwen Perzische overheersing. Vanaf die tijd was Zeno’s thuis een waardevol schaakstuk op het veranderende schaakbord van afbrokkelende rijken, een stuk dat vele keren van hand verwisselde.

Zijn vader Mnaeseas werd letterlijk gedwongen om tussen deze chaos door te navigeren, want hij voer over de zeeën voor het familiebedrijf. Er waren blokkades waar hij omheen moest varen, steekpenningen die hij moest betalen en de vijandelijke linies die hij moest vermijden als hij van Cyprus naar Sidon, van Sidon naar Tyrus, van Tyrus naar Piraeus, de grote havenstad net buiten Athene, en weer terug voer. Toch scheen hij een liefhebbende vader te zijn die er altijd voor zorgde om veel boeken mee terug te nemen voor zijn zoon, waaronder werken over Socrates.

Het was waarschijnlijk nooit een vraag of Zeno in het familiebedrijf zou gaan werken en zijn vader zou volgen naar zee om te handelen in Fenicische verf en te dromen van avonturen en het vergaren van rijkdommen. We weten dat hij lang en pezig was, en dat zijn donkere huid en de manier waarop hij zich bewoog hem de bijnaam ‘Egyptische wijnrank’ opleverde. Op latere leeftijd werd hij omschreven als iemand met dikke benen, vadsig en zwak; kenmerken die ervoor zorgden dat hij zich ongemakkelijk voelde en teruggetrokken leefde toen hij ouder werd en zich aanpaste aan het leven op het vasteland.

Ondanks alle onduidelijkheid over de omstandigheden van Zeno’s aankomst in Athene, weten we hoe de stad was toen hij daar arriveerde. Athene was een levendig handelscentrum met eenentwintigduizend inwoners, ongeveer tienduizend buitenlanders en een duizelingwekkend groot aantal slaven, waarvan de aantallen in de honderdduizenden liepen. De hele stad was gericht op handel, werd geregeerd door de geletterde elite wier succes en opleiding ervoor zorgden dat ze tijd hadden om ideeën te verkennen en erover te discussiëren, ideeën waar we tegenwoordig nog steeds over praten. Het was vruchtbare grond voor de bewustwording die Zeno te wachten stond. We weten zelfs precies waar deze bewustwording plaatsvond, namelijk in een verrassend moderne plek: een boekwinkel.

Op een dag nam Zeno even afstand van alle drukte van het zakendoen door in een boekwinkel rond te snuffelen. Hij was op zoek naar iets om te lezen. Toen hoorde hij dat er die dag een lezing gepland stond. Hij nam plaats en luisterde naar de boekhandelaar die voorlas uit verschillende werken van Socrates, de filosoof die een eeuw geleden ter dood was veroordeeld in Athene en met wiens ideeën Zeno’s vader hem had laten kennismaken toen hij nog een jongen was.

Op een van zijn reizen voor de schipbreuk, misschien geïnspireerd door eenzelfde reis die Socrates had gemaakt, raadpleegde Zeno een orakel over wat hij moest doen opdat hij zijn best mogelijke leven kon leiden. Het antwoord van het orakel luidde: ‘Om het beste leven te leiden, moet je gesprekken voeren met de doden.’ Daar in die boekwinkel moet het tot hem zijn doorgedrongen (waarschijnlijk dezelfde winkel als die zijn vader jaren geleden had bezocht), terwijl hij luisterde naar de woorden van Socrates die hardop werden voorgelezen en tot leven werden gebracht, dat hij precies deed wat het orakel had voorspeld.

Want is dat niet wat boeken zijn? Een manier om wijsheid te vergaren van degenen die niet langer bij ons zijn?

Terwijl de boekhandelaar voorlas uit het tweede boek van Xenophon, Herinneringen aan Socrates, hoorde Zeno de leer van Socrates zoals deze slechts een paar generaties eerder in precies deze straten was verkondigd. De passage die hem het meest raakte was: ‘De keuze van Herakles’, een verhaal van een held die zich op een tweesprong bevindt. In deze mythe wordt Herakles gedwongen te kiezen tussen twee maagden, een die de deugd vertegenwoordigde en de ander ondeugd; de een hield een rechtschapen leven van hard werken in, en de ander een leven van ledigheid.

‘Je moet,’ zo hoorde Zeno de hoofdpersoon Deugd zeggen, ‘je lichaam eraan laten wennen om de dienaar van je geest te zijn, en het hard te laten werken.’ En toen hoorde hij hoe Ondeugd een heel andere keuze aanbood. ‘Wacht eens even!’ riep ze uit. ‘Zie je niet hoe lang en zwaar de weg naar vreugde is die zij beschrijft? Kom met me mee en neem de gemakkelijke weg!’

Twee wegen die uiteenlopen in het bos, of liever gezegd, in een boekwinkel in Athene. De stoïcijn koos de moeilijke weg. Zeno benaderde de boekhandelaar en stelde de vraag die zijn leven zou veranderen: ‘Waar kan ik een man vinden zoals hij?’ Ofwel: waar kan ik mijn eigen Socrates vinden? Waar kan ik iemand vinden om van te leren zoals Xenophon had geleerd van die wijze filosoof? Wie kan me helpen met mijn keuze?

Als het Zeno’s tegenslag was dat hij die verschrikkelijke schipbreuk moest lijden, dan was het zijn geluk waarmee dat meer dan goed werd gemaakt toen hij die boekwinkel binnenliep. Het werd nog beter toen op dat moment Krates, een bekende Atheense filosoof, toevallig voorbijliep. De boekhandelaar stak gewoon zijn hand uit en wees naar hem.

Je zou kunnen zeggen dat het zo was voorbestemd. De latere stoïcijnen zouden dat zeker hebben gezegd. De held had een groot verlies geleden, en daardoor ging hij een drempel over om zijn ware meester te vinden. Tegelijkertijd was het de keuze die Zeno maakte; om naar een boekwinkel te gaan na zijn verschrikkelijke verlies, om te gaan zitten en te luisteren naar de boekhandelaar, en nog belangrijker, om geen genoegen te nemen met de woorden die hij had gehoord en ze te laten voor wat ze waren. Nee, hij wilde meer. Hij eiste meer antwoorden, wilde meer leren, en vanuit die impuls zou het stoïcisme worden gevormd.

Net als Zeno was Krates van Thebe de zoon van een rijke familie en erfgenaam van een groot vermogen. Van Diogenes Laërtius leren we dat nadat Krates een voorstelling van de Tragedie van Telephus (het verhaal van koning Telephus, de zoon van Herakles, die verwond werd door Achilles) bijwoonde, hij al zijn geld weggaf en verhuisde naar Athene om filosofie te studeren. Daar kwam hij bekend te staan als ‘de man die deuren opende’, schreef Diogenes, ‘de bezoeker voor wie alle deuren openvliegen’ van mensen die heel graag wilden leren van de beroemde filosoof. Volgens het oude zen-gezegde is het zo dat als de leerling er klaar voor is, de leraar verschijnt. Krates was precies wat Zeno nodig had.

Een van Krates’ eerste lessen was bedoeld om Zeno te genezen van zijn onzekerheid over zijn voorkomen. Omdat Krates aanvoelde dat zijn nieuwe leerling zich te veel zorgen maakte over zijn status, gaf Krates hem de taak om een zware pan met linzensoep door de stad te dragen (Linzen werden toen gezien als voedsel dat alleen door arme mensen werd gegeten. Het lijdt geen twijfel dat Krates probeerde om het snobistische van Zeno’s welgestelde opvoeding aan de kaak te stellen). Zeno probeerde om stiekem met de pan door de stad te sluipen door achterafstraatjes te nemen, zodat hij niet gezien zou worden terwijl hij zo’n vernederende taak uitvoerde. Krates wist hem te vinden. Hij opende de pan met zijn staf en morste zo de soep over hem heen. Zeno trilde van schaamte en probeerde te vluchten. ‘Waarom wil je wegrennen, mijn kleine Feniciër?’ vroeg Krates lachend. ‘Er is je niets ergs overkomen.’ 

Het feit dat iemand angstig of onzeker is, of de verkeerde dingen heeft geleerd in zijn jeugd, betekent niet dat hij niet kan veranderen in iets geweldigs, mits hij de moed heeft (en zijn mentor ook) om zichzelf te veranderen. Door Krates’ harde aanpak overwon Zeno zijn onzekerheid en werd hij wie hij moest zijn.

Toen Zeno zijn handelaarsverleden achter zich liet, koos hij voor een nieuwe manier van leven waarbij studeren en nadenken in evenwicht waren met de behoeften van een wereld die gedreven werd door commercie, overwinningen en technologie. Voor Zeno was het doel van filosofie, van de deugd, het vinden van een ‘soepele manier van leven’, om op een plek te komen waar alles wat we doen in ‘harmonie is met de geest die iedere man bezielt en de wil van degene die heerst over het heelal’. Volgens de Grieken had ieder van ons een daimon, een innerlijk genie of sturende kracht die verbonden is aan het universele karakter. Degenen die zo leven dat het individuele en het universele karakter in overeenstemming zijn, zijn gelukkig, zei Zeno, en degenen bij wie dat niet het geval is, zijn dat niet.

Om deze harmonie te kunnen bereiken, leefde Zeno een eenvoudig leven dat niet zoveel verschilde van dat van zijn rivaal Epicurus, die net een paar jaar eerder dan Zeno begonnen was met een filosofische school. Zeno’s maaltijden bestonden voor het grootste deel uit brood en honing met af en toe een glas wijn. Hij woonde samen met huisgenoten en huurde zelden bedienden in. Zelfs als hij ziek was, weigerde hij lekkere hapjes en dacht hij er niet over om zijn eetgewoontes te wijzigen. ‘Hij dacht,’ zei een latere stoïcijn, ‘dat iemand die eens gastronomische maaltijden had genoten dat de hele tijd zou willen, net zoals het plezier dat wordt geassocieerd met eten en drinken in ons een verlangen naar meer eten en drinken opwekt.’

Doordat Zeno eenvoudig leefde, was hij ook erg op zichzelf. Hij gaf de voorkeur aan een kleine groep vaste vrienden boven grote bijeenkomsten. Later werd hij beroemd doordat hij stiekem een feestje verliet dat door koning Antigonus was georganiseerd (en hij wees de uitnodigingen van de koning om zijn hof te bezoeken af). Hij zei snel wat hij te zeggen had en schudde zijn hoofd bij nodeloze retorische uitweidingen. Hij was ook slim en grappig en had de gewoonte om vreemden om geld te vragen om zo te voorkomen dat zij hem die vraag zouden stellen.

Er zijn geen aanwijzingen dat zijn vroegere leven van gemak en rijkdom hem op enige wijze verpest had of dat het zijn basisidee van comfort had aangetast. Misschien dat het verliezen van die rijkdom en dat comfort hem had laten zien dat geld niet alles was en niet heel erg belangrijk was. Het werd bijna een gevleugelde uitspraak in Athene, als iemand een sober levend, zuinig en gedisciplineerd persoon omschreef door te zeggen: ‘Hij is nog gematigder dan Zeno de filosoof!’

Na zijn opleiding bij Krates en de filosoof Stilpo uit Megara begon Zeno zelf ook les te geven op de agora, het centrale plein of de marktplaats; een passende plek voor een voormalige koopman. Daar tussen de kramen waar mensen hun waren kochten en verkochten, besprak Zeno met hen de ware waarde van dingen. Op deze marktplaats van ideeën bood hij hun iets aan wat hij heel belangrijk vond, namelijk een betrokken filosofie van het leven die mensen kon helpen om rust te vinden in een vaak turbulente wereld. ‘Van de drie soorten leven, het contemplatieve, het actieve en het rationele,’ zo schreef Diogenes, ‘verklaarden de stoïcijnen dat we het laatste zouden moeten kiezen, omdat een rationeel wezen uitdrukkelijk wordt gemaakt door de natuur om te contempleren en te handelen.’

Zeno leerde om een creatieve leraar te zijn door zijn goederen als het ware aan te prijzen tussen zoveel andere handelaren. Tijdens een etentje bij een man die erom bekendstond dat hij zo snel at dat er bijna niets overbleef voor zijn gasten, pakte Zeno een hele schaal vol vis en deed alsof hij deze helemaal alleen ging opeten. Toen hij de verbaasde blik van zijn gastheer zag, zei hij: ‘Hoe denk je dat het is voor de mensen die met je samenwonen, hoezeer zij lijden, als jij niet eens mijn gulzigheid voor één keer kunt verdragen?’

Toen een jonge leerling te veel bewonderaars aantrok, gaf Zeno hem de opdracht om zijn hoofd kaal te scheren om zo de fans op afstand te houden. Toen een andere, rijke en aantrekkelijke leerling van Rhodos Zeno om raad vroeg (en hem ongetwijfeld aan zichzelf op die leeftijd deed denken), gaf hij hem een plek op een stoffige bank, omdat hij wist dat de kleren van de jongen op die manier vies zouden worden. Later stuurde hij hem naar de bedelaars van de stad om tijd met hen door te brengen, net zoals Krates hem door de stad had gestuurd met een pan soep. Maar in tegenstelling tot Zeno, die de vernederingen had verdragen en ervan had geleerd, vertrok deze leerling gewoon. Zeno geloofde dat verwaandheid het belangrijkste obstakel was om te kunnen leren, en in dit geval had hij gelijk.

Zeno verhuisde uiteindelijk naar wat bekend kwam te staan als de Stoa poikilè, letterlijk de ‘geschilderde veranda’. Gebouwd in de vijfde eeuw v.Chr. (de ruïnes kun je zo’n tweeënhalfduizend jaar later nog steeds bezoeken) was de geschilderde veranda de plek waar Zeno en zijn volgelingen zich verzamelden voor discussies. Terwijl zijn volgers voor een korte periode Zenoniërs werden genoemd, is het een laatste verdienste van Zeno’s bescheidenheid en het universele van zijn leer dat de filosofische stroming die hij oprichtte uiteindelijk niet zijn naam droeg. In plaats daarvan kennen we het nu als stoïcisme, een eerbetoon aan de unieke herkomst ervan.

Is het ook niet passend dat de oude stoïcijnen een veranda kozen als hun naamgever en thuis? Het was geen torenklok, podium of raamloze aula. Het was een uitnodigend, toegankelijk bouwwerk, een plek voor contemplatie, reflectie en vooral, een plek voor vriendschap en discussie. Er wordt gezegd dat Zeno weinig geduld had met nietsnutten of grote ego’s op zijn veranda. Hij wilde dat zijn leerlingen opletten en zich bewust waren van wat er om hen heen gebeurde. Degenen die naar hem toe kwamen met een opgeblazen eigendunk, werden zeer snel kwaad of ze werden weggestuurd. Maar voor degenen die er klaar voor waren en ertoe bereid, was de veranda een plek om te leren en te worden onderwezen.

Helaas heeft geen van Zeno’s werken het overleefd, zelfs niet zijn belangrijkste werk Politeia, dat op meesterlijke wijze de argumenten van Plato’s boek met dezelfde naam weerlegt. Wat we erover weten komt uit samenvattingen van mensen die het boek hebben gelezen. Van hen leren we dat de eerste stoïcijnen opmerkelijk utopisch waren. Veel daarvan zou later door meer pragmatische stoïcijnen worden verworpen, maar nog steeds zet Zeno’s vroege denken de toon die tegenwoordig ook nog klopt, namelijk dat we ‘alle mensen moeten beschouwen als onderdeel van één gemeenschap, en dat we een gemeenschappelijk leven moeten hebben en een gemeenschappelijke orde voor ons allemaal, zoals een kudde die samen graast en het weiland van een gemeenschappelijk gebied deelt’.

Zeno schreef ook beroemde essays over scholing, de aard van de mens, plicht, emoties, de wet, logos, en zelfs een essay met de aanlokkelijke titel ‘Homerische problemen’. Waar zou Van de hele wereld over gaan? Hoe geweldig zou het zijn om Zeno’s herinneringen aan Krates te lezen? Helaas hebben we van deze werken alleen enkele fragmenten en citaten.

Maar zelfs deze kleine stukjes zijn genoeg om van te leren. ‘Het doel in het leven is om in harmonie met de natuur te leven,’ iets waarvan we weten dat hij dat schreef in Over de aard van mensen, ‘wat betekent dat we deugdzaam leven, omdat de natuur ons leidt naar de deugd.’ Er wordt ook aan Zeno toegeschreven dat hij de uitdrukking heeft bedacht dat er een reden is dat de mens twee oren en slechts één mond heeft. Hij schijnt ook te hebben gezegd dat er niets ongepaster was dan dat iemand zich aan-stelde, en dat dat zelfs nog minder te verdragen was als dat de jeugd betrof. ‘Het is beter om over je voeten te struikelen,’ zei hij eens, ‘dan over je tong.’ Hij was ook de eerste om de vier deugden van het stoïcisme te noemen: moed, zelfbeheersing, rechtvaardigheid en wijsheid. Hij vond deze eigenschappen ‘onafscheidelijk, maar toch ook onderscheidend en verschillend van elkaar’. We weten niet of en wanneer Zeno deze ‘Grote Vier’ voor het eerst op papier zette, maar we kunnen de impact ervan merken, want ze verschijnen in de werken en beslissingen van bijna iedere stoïcijn die na hem kwam.

In tegenstelling tot veel profeten werd Zeno in zijn tijd gerespecteerd en bewonderd. Er was geen sprake van vervolging. Hij maakte de autoriteiten niet kwaad. Hij kreeg de sleutels tot de stadspoorten van Athene. Hij kreeg ook een gouden kroon en een bronzen standbeeld toen hij nog leefde.

Ondanks alle verering waarmee Athene hem overlaadde en de liefde die hij teruggaf, wist Zeno dat het belangrijk was om een thuis te hebben. Na geld te hebben geschonken voor het restaureren van een aantal belangrijke baden in Athene, eiste hij dat er ‘van Citium’ werd toegevoegd aan zijn naam op het gebouw. Hij mag dan een wereldburger zijn geweest, een expat die hield van zijn nieuwe woonplaats Athene waar hij vijftig jaar lang woonde, toch wilde hij niet dat men vergat waar hij vandaan kwam.

Ondanks al zijn slimme spitsvondigheden was de waarheid het enige waar Zeno echt om gaf en wat hij anderen probeerde te leren. ‘Waarneming,’ zei hij en hij hield zijn vingers van elkaar, ‘is zoiets als dit,’ waarmee hij uitgestrekt en groot bedoelde. Vervolgens bracht hij zijn vingers dichter bij elkaar, en zei: ‘Aanvaarding’, wat inhoudt dat je een idee over iets begint te vormen,’lijkt hierop’. Daarna maakte hij van zijn hand een vuist, en hij noemde dat ‘begrip’. Tot slot sloeg hij zijn andere hand om de vuist heen en noemde deze combinatie ‘kennis.’ Alleen wijze mensen bezaten deze laatste combinatie.

Tijdens de lessen met levende leraren als Krates, en zijn gesprekken met de doden (die toevallige kennismaking met Socrates’ leer die door het orakel was voorspeld), danste Zeno met wijsheid. Met zijn leerlingen verkende hij wijsheid op de agora, het centrale openbare plein. Tijdens lange wandelingen dacht hij er diep over na en hij probeerde het uit in debatten. Zijn reis naar wijsheid was een lange, zo’n vijftig jaar vanaf de schipbreuk tot aan zijn dood. De reis werd niet gekenmerkt door één enkele openbaring of ontdekking, maar door hard werken. Hij kroop ernaartoe door jarenlange studie en les, zoals we dat allemaal moeten doen. ‘Welbevinden ontstaat door kleine stappen te nemen,’ zou hij zeggen als hij erop terugkeek, ‘maar het is waarlijk niet gemakkelijk te realiseren.’

Zoals bij veel filosofen stellen de verslagen over Zeno’s dood onze goedgelovigheid op de proef, maar toch kunnen we er iets van leren. Als op een dag Zeno op tweeënzeventigjarige leeftijd de veranda verlaat, struikelt hij en breekt vrij pijnlijk zijn vinger. Terwijl hij op de grond lag, schijnt hij te hebben besloten dat het ongeluk een teken was en dat zijn tijd erop zat. Op de grond slaand citeert hij een regel van Timotheus, een musicus en dichter uit de eeuw voor hem:

Ik kom vanuit mezelf; waarom roept u me dan? Daarna hield Zeno zijn adem in totdat hij was overleden.

Bron:Stoïcijns leven, van Zeno tot Marcus Aurelius’ door Ryan Holiday en Stephen Hanselman.

LEES OVER BOEKEN OVER DE STOA, STOÏCISME EN STOÏCIJNS LEVEN