Recensie van ‘Religieus atheïsme – postmoderne filosofen over God en godsdienst’ in Logon 2021-4

BESTEL RELIGIEUS ATHEÏSME

Hoe komt het dat Feuerbach, Nietzsche, Wittgenstein, Russell, Sartre of andere filosofische zwaargewichten er niet in geslaagd zijn God definitief uit de westerse wereld te vegen? Erik Meganck bespreekt in zijn boek ‘Religieus atheïsme – postmoderne filosofen ver God en godsdienst’ twaalf invloedrijke (post)moderne filosofen die elk in meer of mindere mate ‘atheïst’ worden genoemd. Althans, dat leert de karikatuur die men in handboeken en inleidingen vindt. Meganck schoont dit beeld op en biedt aan de hand van hun visie op God en godsdienst een frisse kijk op actuele godsdienstfilosofie. Hieronder volgt een recensie die Eric Op ’t Eynde schreef voor LOGON 2021-4

Alternatieve flaptekst

Twaalf apostelen van het zelfverklaard religieus atheïsme passeren de revue. De lezer wordt meegevoerd langs de ontwikkelingslijnen van hun denken over werkelijkheid, God, mens en menselijk kennen. Het verhaal concentreert zich op het verdwijnen van God. De reis vangt aan bij Feuerbach, loopt onder meer langs Nietzsche en Kierkegaard, eindigt bij Derrida. Er wordt duidelijk dat de lijnen doorlopend verbonden zijn. Of toch niet. Er gaat een inleiding vooraf en er volgt een uitleiding door de auteur. Dit kader brengt de reiziger tot een bijna tastbare ontmoeting met God, de Naam, het heilige als iets buitenwerelds dat af en toe in en aan deze wereld gebeurt.

Auteur

Erik Meganck studeerde filosofie en theologie. Hij leefde, ging in dialoog en dacht. Zijn afstudeerwerk filosofie ging over David Bohm. In theologie bestudeerde hij de caritas bij Gianni Vattimo. Hij promoveerde op Nietzsche, Heidegger, Derrida en Vattimo. Hij was gastdocent aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven. Hij doceert thans aan het International Institute Canon Triest en aan de Faculteit voor Vergelijkende Godsdienstwetenschappen en Humanistiek.

God is terug!

Nee, niet helemaal zoals vroeger, gelukkig maar! Hoezo? Wel, God komt niet terug van weggeweest, zoals wij terugkeren van vakantie of uit gevangenschap. God die terugkeert is niet een god uit de antieke wereld of de premoderne God van de middeleeuwen. Als God terugkeert, betekent dat niet dat de geschiedenis wordt teruggedraaid. Dat zou een zeker verraad inhouden, want God moet toch ook door de geschiedenis heen en wel in de goede richting. God keert dus terug door de moderniteit heen. Meer nog, God keert terug door zijn eigen dood heen. Een filosofische verrijzenis, zeg maar. God is dood, leve God!
(Inleiding p.9)

Review

Een boek lezen is een inhoud tot leven brengen in je lezersbewustzijn. Die inhoud blijkt in dit geval een heldere en slanke constructie die de lezer in staat stelt zelf verder te bouwen met het in hem voorhanden zijnde materiaal. Er zijn geen versieringen aangebracht in de tekst, die alleen maar zouden afleiden. Het boek geeft een duidelijk beeld van de ontwikkelingslijn van geordend westers denken over God en de mens gedurende de negentiende en de twintigste eeuw. Je kunt denkbeelden herkennen waarvan de sporen ons actuele westers bewustzijn dooraderen. Dat maakt ook het boek zelf meteen van deze tijd. Het consequente denkwerk mondt telkens weer onverwacht uit in een scherp inzicht van de auteur, dat er de stem van het hart aan toevoegt. Samen met de uitleiding maakt dat het boek tot een werkstuk dat niet vrijblijvend is. Je kunt en moet hier ook zelf wat mee.

Dit boek vraagt een gerichte concentratie gedurende 220 pagina’s. Dat is tegenwoordig bovengemiddeld. De lezer moet bereid zijn een aantal heilige huisjes denkbeeldig mee te slopen en vol verwondering te kijken naar wat er dan mogelijk wordt. Zo brengt het boek je dan bij eigen inzichten. Net daarom is het een aanrader!

Filosoferend; een citaat

‘In afwachting van de nakende wederkomst van Christus achtte Paulus de antieke deugden stilaan overbodig. Die deugden volstaan wel om een wereld te doen lopen, maar niet om die tot een hemel te maken. Daarvoor zijn geloof, hoop en vooral  liefde nodig. Maar deze deugden kan de mens niet op eigen houtje aanmaken, daarvoor is wel degelijk de ‘goddelijke invaring’ nodig. Zo bleven deze deugden lange tijd het privédomein van de moraaltheologie. Laat Nietzsche nu degene zijn die ze naar de filosofie brengt. In een later voorwoord tot De vrolijke wetenschap haalt Nietzsche ze alle drie aan. Hij verbindt ze met de genezing van een ziekte, namelijk die van het traditionele denken. Hopen in plaats van plannen en controleren, geloven in plaats van rekenen en bewijzen, en liefhebben als in een uitspatting, als een galmend ’ja!’. Hij zet de hoop, het geloof en de liefde in tegen de christelijke metafysica. Denken wordt nu zelf hopen, vertrouwen en beminnen. In Nietzsche is het denken zich bewust geworden van een kans op redding uit een uitgedoofd denken, van een dode God.’
(Hoofdstuk Dood – (over) Friedrich Nietzsche p.76)

Notities over vier filosofen

In wat volgt wordt heel summier de denkrichting geschetst van vier van de twaalf filosofen die in het boek uitvoerig en in hun samenhang worden doorgedacht. De beginzin van het aan elke filosoof gewijde hoofdstuk wordt weergegeven en enkele denkelementen over de mens en God. We zien telkens weer hoe een ouder godsbeeld wordt stukgeslagen om een nieuwe opening te creëren voor de menselijke zoektocht naar boven.

1. Ludwig Feuerbach 1804 – 1872 Hoofdstuk: SPIEGEL

Men kan moeilijk anders dan waardering opbrengen voor de beginselvastheid van deze vurige hemelbestormer. De God van Feuerbach is niet dood. Hij vervangt God door de Mensheid. Voor hem moet de mensheid zich op moreel vlak ontwikkelen naar een hogere trede dan de psychologische. Zij kan dat enkel doen in haar totaliteit. Het is voor Feuerbach niet het individu dat godgelijk kan worden. Dat is de roeping van de mensheid. In die zin moeten we ook
niet een naar de mens verbeelde God vereren maar de werkelijke evoluerende mensheid. Zij is de bron en norm van waarheid, goedheid en schoonheid en in die zin ook het doel van de godsdienst.

2. Søren Kierkegaard 1813 – 1855 Hoofdstuk: SPRONG

Lange tijd werd Kierkegaard van het ene verdomhoekje naar het andere gestuurd. Hij werd achtereenvolgens weggezet als een verwende zakenman, een moraalridder, een onverbeterlijke romanticus, een lokale onruststoker, een schizofrene schrijver.

Voor Kierkegaard bestaat er geen morele overweging die haar motief verlegt van de gemeenschap naar God. Daarvoor is een sprong nodig, een riskant avontuur. Kierkegaard spreekt over drie levenssta- dia: het esthetische, het ethische en het religieuze. Tussen beide laatste situeert zich de sprong. Er is geen redenering die van ethiek naar religie leidt. Die sprong is een hoogst subjectieve keuze die niet eindigt in een andere objectiviteit maar die de tegenstelling tussen subject en object achterlaat in overgave aan de navolging van Christus. Christus draagt voor Kierkegaard de volle betekenis van het bestaan.

3. Friedrich Nietzsche 1844 – 1900 Hoofdstuk: DOOD

U gelooft het niet, maar ik introduceer Nietzsche, de auteur van De Antichrist, als de zoon van een predikant. Nietzsche kan gelden als de denker die het Westen betrapte op het misbruik van de naam ‘God’. We willen weten wie die God is maar we kunnen er niet bij. Als hij al bestaat, dan onttrekt hij zich waarschijnlijk opzettelijk aan het bereik van ons denken. In de mate dat we hebben geprobeerd om God binnen dat bereik te halen, hebben we hem gedood.

Nietzsche erkent één grote vorm van liefde en dat is de amor fati. Maak uw (nood)lot tot uw vriend. Dat betekent een liefdevol ingaan op wat het leven aandraagt. Volgens de christelijke moraal wordt niet alleen het eigen lot gedragen maar verdragen we ook dat van een ander. Het goddelijke van samenzijn in gemeenschap ligt niet in de optelling van de verzamelde kwaliteiten maar in de liefde die zo’n samenzijn doorademt. De liefde verandert het samen zo diepgaand dat het een verschil maakt als tussen hemel en aarde. In Nietzsche is het denken zich bewust geworden van een kans op redding uit een uitgedoofd denken, van een dode God.

4. Jacques Derrida 1930 – 2004 Hoofdstuk: STILTE

We eindigen in stilte. Beetje goedkoop om eremis op ’t eyndeaan toe te voegen ‘oorverdovend’, maar het zou niet onterecht zijn. Aan het niet kunnen spreken van Wittgenstein en het beter niet spreken van Heidegger voegt Derrida het niet kunnen zwijgen toe. Deconstructie maakt het denken vrij van buitenwereldse ankers die Derrida ‘transcendentale betekenden’ noemt. Het installeert geen onbewogen bewegers, scheppers of absolute geesten. Het deconstrueert, maakt die installaties ongedaan. Derrida schrapt alle filosofische nulpunten. Hij stelt dat het spoor – het denken trekt sporen – de absolute oorsprong is. De God in de christelijke metafysica is de instantie die de betekenissen stabiliseert, de schepping tot een systeem ordent.

Mijn verantwoordelijkheid staat altijd in een ambigue verhouding tot zichzelf, in die zin dat ze tegelijk de wet, de plicht moet gehoorzamen én voorbij durven gaan voor die ene, totaal andere die we voorlopig merktekenen als God. Derrida schrijft: We kunnen over God niet zwijgen. Het verlangen naar de waarheid, theologisch gemotiveerd, dooft nooit.

Bron: Logon 2021-4, artikel van Eric Op ’t Eynde

BESTEL RELIGIEUS ATHEÏSME