Wie weinig spreekt is vanzelf – strofe 23 van de Daodejing van Lao Zi – hoofdstuk 23-I uit de Chinese Gnosis

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)

Wie weinig spreekt is vanzelf natuurlijk (Tsz’ Jan).
Wat is het, dat maakt dat een strenge wind geen gehele morgen duurt,
en een hevige regen geen gehele dag?
(De actie van) Hemel en Aarde.
Als de Hemel en de Aarde niet lang kunnen duren, hoeveel te minder dan de mens!

Daarom de mens die al zijne daden regelt naar Tao, zal gelijk aan Tao worden;
degenen die zich regelen naar de Deugd zullen gelijk aan de Deugd worden;
die zich regelt naar de Misdaad zal gelijk aan de Misdaad worden.

Wie gelijk aan Tao is verkrijgt ook Tao,
wie gelijk aan de Deugd is verkrijgt ook de Deugd,
wie gelijk aan de Misdaad is verkrijgt ook de Misdaad.
Niet genoeg geloof hebben is géén geloof hebben.

Daarom, wie in Tao leven, houden zich er niet mede op.

Bron: Mysteriën van Tao en de Daodejing

Daodejing.023

BESTEL EBOOKBESTEL DIT BOEK

Wie weinig spreekt is ‘vanzelf’ ̋ en natuurlijk. Dit woord van Lao Tse zal u niet vreemd voorkomen. Immers, u kent de uren van stilte in onze vernieuwingsconferenties en reeds meermalen werd uw aandacht op de grote betekenis van het stilzwijgen gevestigd. Doch u weet ook dat in de zo gecomprimeerde taal van Lao Tse altijd veel verborgen ligt. In één woord van hem gaat veelal heel de gnostieke wijsbegeerte wijd voor ons open.

Daarom willen wij aan het eerste vers van hoofdstuk 23 meer dan oppervlakkige aandacht wijden en de diepten daarin trachten te peilen. Het mysterie van de spraak en van het geluid moet worden onthuld, willen wij hier de bedoelingen van Lao Tse verstaan.

U moet er dan op letten dat de spraak van een mens altijd ten nauwste verband houdt ten eerste met de ademhaling en ten tweede met het verstandelijke organisme. Zonder ademhaling kan men niet spreken. Zonder een functionerend verstand kan men geen taal in geluid uitzeggen. Het strottehoofd, het orgaan met behulp waarvan men gearticuleerde klanken kan voort brengen, is, vergeleken met adem en verstand, slechts van ondergeschikte betekenis.

Als verscheidene auteurs zeggen dat de mens een rechtop staand strottenhoofd heeft en daarom spreken kan en zich hierdoor onderscheidt van de dieren, dan is dit slechts een halve waarheid. Want alle organen van het stoflichaam zijn noodzakelijk om zich functioneel in de stof te kunnen uitdrukken.

In het hoofd en in het hart van mens en dier bevinden zich enkele organen met zeer geringe afmetingen die hen direct met de astrale levenssfeer verbinden. Bij zeer vele diersoorten en menstypen is het niet zozeer het hart als wel de zonnevlecht die daarbij een grote rol speelt. Deze fundamentele binding tussen het levende stofwezen en de astrale sfeer bepaalt de hoedanigheid en de gehele wezensaard van het betrokken schepsel.

De astrale levenssfeer is niet eenvormig en eensoortig doch er zijn talloze en kwalitatief scherp van elkaar te onderscheiden astrale velden. In ieder astraal veld manifesteren zich talloze mogelijkheden en situaties. Zo is het te verstaan dat iedere mens een eigen astraal type bezit, een eigen astrale sleutel. Dit type drukt zich uit in heel zijn wezen en het is ook niet slechts ín hem doch tevens óm hem. Daarop steunt nu het wezen van de adem.

Wij willen daarmee zeggen dat, hoewel wij allen leven in hetzelfde ademveld, in dezelfde atmosfeer, wij niettemin allen een zeer particulier ademveld bezitten, dat gevormd en geprepareerd wordt door onze persoonlijke astrale conditie.

Als men ademt zal bij iedere ademtocht én het hoofd én het hart vanuit de astrale conditie van het moment functioneren. Alzo is, in meer dan één zin, uit de adem het leven. Uit de adem is niet alleen de verstandelijke werkzaamheid, doch ook het begeren. Er is een astrale basis van binnen, via de chakra’s tot stand komend, en er is een astrale werkzaamheid van buiten, via de adem zich met de astrale basis verbindend.

Als er een gedachte door het brein wordt geproduceerd of een begeerte in het hart wordt geboren, en beide dus van hoofd en hart uitgaan, dan projecteren zij zich in de astrale sub- stantie die ons aan alle zijden omringt, zoals een vis omringd wordt door het element water. Deze projecties worden dan teruggekaatst en houden zo onze fundamentele astrale aard, ons ademveld en onze adem, alsmede ons denk en begeerteleven binnen een bepaald raam besloten.

Stel u nu voor dat er gedachten en gevoelens in u worden opgewekt die niet in het minst bij die van uw fundamentele astrale type aansluiten, die daaraan volkomen vreemd zijn. Dan worden zij altijd veroorzaakt door beïnvloeding van uw ademveld, want de andere weg, via de chakra’s en het etherlichaam, ondervindt te veel belemmering door het bloed, het zenuwfluïde en de interne secretie. Hoe komen deze invloeden met hun latere gevolgen dan binnen uw ademveld? Wel, dat geschiedt nu door de spraak. Als een mens spreekt, dan doet hij dat tijdens een uitademing. Men spreekt niet bij het inademen. Dat kunt u alleen geforceerd – opzettelijk dus – en slechts gedurende zeer korte ogenblikken. Uw stem zal dan zeer onnatuurlijk klinken.

Als u inademt treedt de astrale substantie in uw ademveld het hoofd binnen en drijft u tot de een of andere mentale arbeid. Als u nu uitademt laat u uw stem klinken en door het spreken maakt u het beeld, de kracht, de vibratie, die de ademsubstantie tot u droeg, tegenwoordig, en zet u astrale waarden om in een levende werkelijkheid, zeer actief, zeer magisch werkzaam. Spreken is dus scheppend werkzaam zijn door en met en vanwege de uitademinglucht.

Door de uitademinglucht, het prana, in verschillende condities van vibratie te verdelen, in overeenstemming met het daarachter drijvende gedachtebeeld, en zo het aldus genuanceerde prana via het strottenhoofd te voeren, wordt het mentale en dus het astrale hoorbaar. Het wordt omgezet in klank. Klinkers en medeklinkers vormen woorden in magische karakters, klankbeelden.

Al deze klankbeelden vinden hun oergrond in het astrale. De oergrond wordt aldus door de magie van de spraak opgeroepen, belevendigd, vrijgemaakt, werkzaam gemaakt. Deze werkzaamheid, deze magie, heeft natuurlijk uitkomsten, zij schept haar directe gevolgen. Het kunnen gevolgen zijn van helpende en bevrijdende aard, maar ook van zeer inkapselende en van uitermate gevaarlijke aard, zowel voor de uitzender als de ontvanger.

Daarom zegt Lao Tse waarschuwend en opmerkzaam manend: Wie weinig spreekt is ‘vanzelf’ ̋ en natuurlijk. Iedere natuurgeborene heeft, zoals besproken, zijn eigen fundamentele astrale aard. Zijn eerste zorg moet nu zijn deze toestand-van-zijn kwalitatief niet minder, niet slechter te maken en kwalitatief niet te laten kristalliseren. Door de praatlust van de mens ontstaat niet slechts vermorsing van scheppende energie, maar ook hoogst ernstige beschadiging van de mens zelf en van anderen.

Wie weinig spreekt, wie zich steeds op dit punt volkomen bewust is, wie weet wat hij doet, wie zijn verantwoording beseft, die blijft volkomen zichzelf en is volkomen natuurlijk. Dan is de basis voor een bevrijdende zelfverwerkelijking aanwezig.

Hoed u daarom voor de praatgragen, pas op voor de leuteraars en de kletskousen. De zogenaamd hogere scheppingskracht is vele malen schadelijker dan de lagere scheppingskracht. Hoed u voor de velen die u, dicht naderend, als over u heen hangend, u met hun uitademingslucht beroerend, hun woordenstroom over u uitgieten, u hun zorgen bekend makend, hun gedachten ingietend, hun kritiek spuiend, u met hun astrale zijnstoestand infecterend.

Stel u nu voor dat door het woord dat door de Gnosis tot u uitgaat, gedachten en gevoelens in u worden opgewekt die niet in het minst bij uw fundamentele astrale type aansluiten. Wij bedoelen dat door het woord dat in de tempels van het Rozenkruis gesproken wordt, krachten in uw ademveld worden gebracht die volkomen afwijken van uw gewone zijnstoestand. Het kan niet anders of u ademt deze voor u zo vreemde waarden in, want u heeft er zich voor opengesteld, u luistert naar het getuigenis van de Gnosis.

Meestal zal dientengevolge in de aanvang zowel in het hoofd als in het hart een stormwind opsteken en regenvlagen zullen u teisteren. Want uw wezensaard wordt niet benaderd in harmonie doch in disharmonie. Gedachten en gevoelens van vreemde aard zullen u verwarren. Immers, uw fundamentele aard wordt aangetast en komt dus in verzet.

Nu gaat het er om welk woord u daarop gaat spreken. Is het een woord van verzet, van protest, van wanbegrip? Of is het een woord van zelfovergave? In het eerste geval zullen stormvlagen en regenflarden zich vermeerderen; in het tweede geval zal de storm spoedig gestild zijn.

Bron: De Chinese Gnosis, door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)