Eind maart 2025 kwam de herdruk uit van het in 2024 verschenen boek Ik ben bewustzijn van André Roumen. Hieronder volgt een gedeelte over uit de paragraaf ‘mystiek’ uit hoofdstuk 13 met de titel ‘De cirkel, het oog’. Daarna volgt de inhoudsopgave.
Tauler: ‘Hoe edel en zuiver de aardse beelden ook zijn, alle vormen ze een belemmering voor het beeld zonder enige vorm dat God is. De ziel waarin de zon zich moet weerspiegelen moet vrij zijn en leeg van alle beelden. Want als er zich één beeld in de spiegel vertoont – welk ook – dan is deze niet in staat Gods beeld op te nemen.’
Ons conceptuele bewustzijn bestaat uit beelden en is daarom niet in staat zich boven het antahkarana tot de Ziel te verheffen, ondanks dat dit verlangen wel leeft. Omdat het ego zich kenmerkt als ‘scheefgroei’, zal eerst ‘de weg van het water’ moeten worden gevolgd om tot het eigen nulpunt terug te keren, tot het midden tussen de tegenstellingen waarmee het ego vereenzelvigd is. Ons bewustzijn is niet in staat te weten wat eenheid is, laat staan wat het Ene is. Wel kan op basis van een gezuiverd verlangen worden aangevoeld wat het niet is. Het vertrekpunt ligt daarom bij de weg van ontkenning, de ‘via negativa’, de ingang die de mystiek kenmerkt.
Mystiek is afgeleid van het Griekse muein, de ogen sluiten voor de (zintuiglijke) werkelijkheid om je naar binnen te keren. Innerlijk kan een zekere afglans van het mysterie worden beleefd. Mystiek verlangen is het streven naar eenwording met de goddelijke Geliefde, de unio mystica, vaak omschreven als het beleven van extase. Ekstasis letterlijk in de zin van zich buiten de conceptuele (bewustzijns)werkelijkheid bevinden. Omdat in die zin God of het Ene wel wordt beleefd maar niet wordt gekend, kenmerkt mystiek zich primair als een ‘veld-beleven’.
In dat veld, in die onmetelijke bewustzijnscirkel, lossen de omgrenzingen op die alle conceptuele bewustzijnsbeelden definiëren. Energie bevrijdt zich van de gevangenschap in de
materie, de vorm. Zo wordt het verlangen geïntensiveerd, de juiste voorwaarde voor een bewustzijnssprong naar een hogere dimensie van eenheid. Behalve van extase spreekt de mystiek ook van epectase: het godsverlangen zal nooit definitief worden bevredigd.
Wat kenmerkt het mystieke bewustzijn? Volgens Eugen Drewerman heeft dit drie aanzichten: mystiek van de leegte (eenheid zonder waarom), mystiek van de liefde (eenheid zonder waartoe), en mystiek van het ogenblik (eenheid zonder waarheen).
Waarom, waarheen en waartoe veronderstellen een tijdlijn en een oorzakelijkheid.
En daarvan is het mystieke bewustzijn, de grenzeloosheid van het eeuwig Nu (nunc
stans), vrij. De via negativa, de ontkennende benadering, volgt ‘de weg van het
water’, als een afdalen naar de innerlijke bron, poëtisch omschreven als de overgave
aan de Geliefde.
In de doop met water, de onderdompeling van de ziel in het lichtende bewustzijnsveld,
bereikt ze haar leegte, haar nulpunt. Daarin is geen dualiteit. Zo komt het ego
tot zwijgen. Wordt op deze weg tot het eigen niet-zijn het verlangen voldoende
gezuiverd en geïntensiveerd, dan is voldaan aan de voorwaarde voor de doop met
Geestvuur: alleen door vuur kan water verdampen, om als waterdamp definitief de
ruimte te vullen. Ook hier, in dit niet-zijn, is het naakte ‘ik’ niet verdwenen, tenzij
in de eenwording met het Ik, het Ziele-Ik.
De positie van het ‘ik’ was in de ‘mystieke middeleeuwen’ een heikel thema. We zien
hier twee verschillende oriëntaties op de voorgrond treden: de gevoelsmystiek of
liefdesmystiek (als in Spanje), waarin middels het verlies van het eigen zelf de beloning
werd gevonden in de ver-ening met het goddelijke, en daarnaast de inzichtmystiek of Rijnlandmystiek (Eckhart, Tauler, Henry Suso, Van Ruusbroec) waarin het ‘ik’
als punt van bewustzijn niet ondergaat, maar juist een belangrijke functie kreeg
toebedeeld.
In de oudheid, toen het ik-bewustzijn nog geen rol van betekenis speelde, was de mystieke oriëntatie vooral gericht op extase. Zo schreef Plato dat ‘de waanzin van verliefden het allerheerlijkst is. En hoe onvoorwaardelijker die liefde is, des te groter de waanzin – en des te zaliger’. Deze eenwording werd vergeleken met de roes van dronkenschap (Plato, Rumi). Het ontging ook Erasmus niet dat deze roes van een totaal andere orde is dan de ratio ook maar vermoeden kan: ‘Wanneer ze later tot zichzelf gekomen zijn, zeggen ze niet te weten waar ze zijn geweest. Ze weten alleen dit met zekerheid dat ze tijdens die vlaag van waanzin zeer gelukkig waren. Daarom betreuren ze het dat ze hun verstand hebben teruggekregen.’
Het blijkt uitermate verleidelijk de extase van de ver-ening te beschouwen als voltooiing van onze levensweg. Maar daarmee zou het transformatieproces tot stilstand komen in de zielefase, de fase van de bhakti-yoga, de yoga van het hart, de toewijding aan en het opgaan in de Geliefde. Maar zelfs al komt het ego hier tot zwijgen, dat wil niet zeggen dat het verdwenen is. Na de verening steekt het de kop weer op om zich ook deze ervaring toe te eigenen. Het dualistisch bewustzijn waarin het ego centraal staat, wordt niet overwonnen in de ziel maar in de Geestziel, in het Geestvuur. Hierbij maakt de God van de Ziel plaats voor de Godheid, zoals
Eckhart het omschreef: ‘God is er door de ziel; dat hij Godheid is, dat heeft hij van zichzelf. Nu zeggen wij: God, louter als God, is niet het einddoel van de schepping. En daarom bidden wij dat wij van God ontledigd worden.’
God is de god van onze verering, onze toewijding en devotie. Maar ver-ening vooronderstelt dualiteit. Ook is ons godsbegrip antropomorf, en raakt daarom niet aan de Godheid die zijn
‘zijn’ van zichzelf heeft. Eckhart omschrijft de opstanding van het Ziele-Ik in de Geest als volgt: ‘Christus is uit de doden opgestaan wil zeggen: Christus is uit God opgestaan in de godheid, in de eenheid van het goddelijke wezen.’
Liefde is de kracht die één maakt, omdat ze getuigt van een wijsheid die ze rechtsreeks ontleent aan het Ene. De nieuwgeboren Ziel kenmerkt zich dan ook niet alleen als liefde maar tevens als wijsheid. En ze bewijst haar liefde-wijsheid in haar denkvermogen. In het hogere denkleven is de activiteit van het Ziele-Ik dan ook onontbeerlijk (zie hoofdstuk 14). Het is hierin dat de Rijnlandmystiek zich duidelijk onderscheidt van de gevoelsmystiek, de liefdesmystiek.
In onze tijd kunnen we eenvoudig niet voorbijgaan aan plaats en betekenis van het ik bewustzijn, niet aan de oproep van Kant: ‘Durf zelf te denken.’ Voor ons is de vraag actueel hoe ons ‘ik’ zich tot het Ik verhoudt. Meyrink beschrijft treffend dat deze relatie gewaarborgd is in het (hogere) denkleven: ‘Het Ik stroomt door de mens heen, vandaar dat een ompoling in het denken nodig is om zichzelf in het eigen Ik terug te vinden. Wilt u van gezel tot meester worden, dan moet u achteruit schrijdend in het heiligdom van de meester binnengaan. En wie vindt u daarbinnen? Niemand!
Had u iemand daarin gevonden, dan zou het toch een ‘gij’ zijn en niet een ‘ik’. Het Ik is de meester.’ Wie zichzelf ontledigt, gaat de onpeilbare ruimte van de bewustzijnscirkel, de Ziel, binnen als een niet-zijn en in dat niet-zijn is de dualiteit tussen ‘ik’ en gij opgeheven: het gij is niet langer het object van toewijding zoals in de liefdesmystiek. Die dualiteit is opgegaan in de eenheid van het Ik. Het gij is nog tweede-persoonperspectief, het Ik daarentegen eerste-persoon.
Terwijl het objectbewustzijn het oog is dat alles vóór zich plaatst en buiten zich lokaliseert, is het Ik het oog-van- bewustzijn waarin alles verschijnt, ook de dualiteit tussen ‘ik’ en gij. Het bevindt zich niet vóór me, klaar om waargenomen te worden, het kijkt als het ware van achter mij door mijn ogen heen. Daarom kan het alleen achterwaarts benaderd worden. Het is het Oog van mijn oog, het Zien van mijn zien.
Er is dus plaats voor het ‘ik’ in de mystiek, al lijkt de ontkennende benadering zich vooral te bedienen van ‘negatieve’ begrippen als niet-zijn, zelfovergave, extase, eenwording, opgaan in God. Het Ik is bewustzijn en kan niet zonder mijn zelfbewustzijn benaderd worden. Het is juist in mijn ‘ik’ dat het Ik tot mij spreekt. Zonder ‘ik’ is er geen belangeloze getuige, geen onderscheidingsvermogen.
INHOUDSOPGAVE
1 Het terrein
Bewustzijn, de enige werkelijkheid. Bewustzijn is onderwerp. Ik ben bewustzijn. Hersenonderzoek en boeddhisme. Het Backster-effect. Brainet. Akasha. Ethiek. Synchroniciteit. Kwaliteit van bewustzijn. Geesteswetenschap
2 Eenheid
Ken uzelf. Bewust-zijn. Het Ene. Ik ben. Ik, ‘ik’, ego en persoon. Eerste-persoonperspectief. Ontdekking ‘ik ben ik’. Bewustzijn is licht. Lichtmetafysica. De lichtzuil
3 Uit-een-vallen
Tegenpolen. Twee werkelijkheden. Ik denk, dus ik ben. Materialisme. Geestelijk materialisme. ik-bewustzijn: winst en verlies. Objectbewustzijn. Differentiatie. Dissociatie. Het antahkarana
4 Veel-eenheid
Meerdimensionaal bewustzijn. Transcendent – immanent. Dualiteit, geen dualisme. Het subject. ‘ik’ en persoon. Identiteit. Body-mind. Zelf-herkenning. Vrijheid en lot. Voorzienigheid. Persoon worden
5 Relatie
De buitenstaander. Vrijblijvendheid. Het primaat van bewustzijn. Bewustzijn is een werkwoord. Dialogisch bewustzijn. Context-horizon-betekenis. Gelijk-oorspronkelijk. Relatief en absoluut. Taal. Ontmoeten. De taal van de Ziel. Het symbool. De Naam
6 Het Midden
Levenskunst. De slinger. Pre-/trans-fallacy. De baan. De Getuige. Waarden. Leegte (sunyata). Het wiel. Water en vuur. Hart en hoofd
7 Too far East is West
De spiltijd. De antieke en de klassieke Grieken. Plotinus en het Ene. De drie-ene mens als microkosmos. Verbeelding, ratio en intuïtie. De moderne tijd.Van object naar subject. Het supra-individuele Ik. De evolutie van de Geest. Zelf-bewustzijn
8 Non-dualiteit
Drie assen van oriëntatie. Antwoord op Job. De übermensch. Geest én natuur. Fenomenologie. Zien-wat-is. De spagaat van zelfkennis. Vallen naar jezelf. Verlangen
9 Archetypen en chakra’s
Het archetype. Individuatie en integratie. Psychodynamiek.
Het bipolaire archetype. Het zelf. Alchemie. Archetypus-an-sich. Psychologisme. Onderbewust én bovenbewust. De chakra’s
10 Psyche en ziel
Subject zijn. Een buitengewoon boek. De kracht van het gebeuren. Psychodynamiek. Groeipsychologie. Alles of niets. Psychosynthese. De wil. Vrije wil. De Diamantbenadering
11 Het creatieve Nu
Creativi-tijd. Identiteit. Vrijheid. Kairos. Geestelijke spankracht. Ontwaken in het nu. Kinderen van het ogenblik
12 De bewustzijnparadox
Numen en lumen. Grondstemming. Numineuze reductie. Totaalvereenzelviging. Transformatie. Totaalontkenning als bevestiging. Trillingsfrequentie. Hawkins scale
13 De cirkel, het Oog
Spiegels. Mystiek. Ver-ening of vereniging. De spijker. Ik-loosheid of ik-ontlediging? Nabij-de-dood-ervaring. Morele ruimte. Het Oog
14 Het nieuwe denkvermogen
De omstulping. Manas, Mens, Denker. Waarnemen en denken. Het denken en Ik. Het denkvermogen. Geestwetten. Mundus imaginalis. Ik als getuige. Het Ik als wilskracht. Microkosmos: Oog van Vuur
Literatuur