Wat je zoekt, zoekt jou – nieuw boek van Kader Abdolah over Rumi – novelle over zijn leven, 92 gedichten en 53 verhalen

BESTEL WAT JE ZOEKT, ZOEKT JOU

Kader Abdolah sprak op het symposion ‘Ode aan het verlangen’ op zondag 21 mei 2023 in het conferentiecentrum Renova in Bilthoven. Hij bracht al verschillende klassieke meesterwerken uit de oosterse cultuur naar het Westen, zoals De Koran, Kélilé en Demné en 1001 nacht. Tot voor kort waagde hij zich echter nog niet aan het werk van de meester Rumi, de dertiende-eeuwse mysticus en een van de grootste dichters uit de Perzische literatuur.

Twee coronajaren hielden Abdolah nog meer dan gebruikelijk aan zijn bureau gekluisterd, waar hij alleen achter vandaan kwam om hele en halve marathons te rennen en elke dag grote afstanden te fietsen. Deze combinatie van schrijven, lezen, rennen en fietsen bracht hem in zo’n geconcentreerde staat van denken dat hij bijna als vanzelf aan een boek over Rumi begon te werken. Het resultaat is een boek dat blijft: Wat je zoekt, zoekt jou.

Wat je zoekt, zoekt jou is een drieluik geworden, waarin Abdolah een novelle over het leven van Rumi heeft verwerkt en zo’n negentig gedichten en vijftig verhalen van de Perzische meester heeft vertaald. Met dit werk schenkt Kader Abdolah zijn persoonlijke keuze uit het ontzagwekkende werk van Rumi aan de westerse lezer. Een hoogstnoodzakelijk werk, van Rumi én Kader Abdolah, in een tijd van haast en grote onrust, om even stil te staan bij het leven. Wat je zoekt, zoekt jou gaat niet zozeer over Rumi, maar over ons: de mens, op onze puurste en mooiste momenten.

Kader Abdolah (Iran, 1954) is niet alleen de schrijver van grote romans als Het huis van de moskee, Salam Europa! (longlist ECI Literatuurprijs 2017) en Op zoek naar Ramona, maar ook de vertaler en bezorger van grote klassieke meesterwerken uit de wereldliteratuur, zoals De boodschapper en 1001 nacht, die in Nederland heel succesvol waren.

 

BESTEL WAT JE ZOEKT, ZOEKT JOU

WAT JE ZOEKT ZOEKT JOU

Hoewel de verhalen en de gebeurtenissen in dit boek
gebaseerd zijn op historische feiten,
mag alles volgens de wetten van de literatuur gelezen worden.

Kader Abdolah

RUMI

Rumi was een dichter, denker en mysticus van Perzische komaf. Hij is de beroemdste van zijn soort en is nog altijd de beste aller tijden, want het leven brengt zulke parels slechts eenmaal voort. Zijn gedichten zijn in vele talen vertaald; een vertaling van een collectie van zijn poëzie staat al jaren in de top tien van best gelezen literatuur van Amerika.

Ook veel artiesten houden van Rumi’s werk. Zo heeft Madonna een paar van zijn gedichten gezongen, en heeft Brad Pitt een van zijn gedichten op zijn arm getatoeëerd: ‘There exists a field, beyond all notions of right and wrong. I will meet you there.’

Rumi is het pseudoniem van Molana Djalal Eddin Mohammad Balchie. Hij is in 1207 in Balch (het huidige Afghanistan) geboren en in 1273 in Konya (het huidige Turkije) gestorven.
Rumi was een jonge telg van een indrukwekkende oude stam. Zijn vader was een mystieke leider en via diens familie behoorde Rumi tot een ras van vertellers, dichters, denkers en mystici die tot Abu Bakr, de eerste kalief van het Islamitische Rijk, reikte. Van moederskant behoorde Rumi tot de belangrijkste koningen van de Kharazmiden-dynastie.

Toen Dzjengis Khan het oude Perzië binnenviel, pakte de vader van Rumi de hand van zijn zoon en vluchtte met hem weg. Hij voelde dat zijn zoon een ongeëvenaarde parel was die het leven in zijn handen had gelegd. De jongen moest gespaard worden.

Deze vlucht maakte grote indruk op de jonge Rumi, en had tot gevolg dat hij later een dichter werd die de pijn, het verdriet, het verlangen en het gemis van de mensheid als geen ander zou uiten in zijn duizenden verzen.

Toen Rumi vierentwintig jaar oud was, stierf zijn vader. De volgers en aanhang van zijn vader verkozen hem tot zijn opvolger. In die tijd werd Rumi gezien als een ‘gewone’ godsdienstige dichter, iemand die (nog) geen opmerkelijke bevlogenheid bezat. Maar op een dag ontmoette Rumi in de bazaar van Konya een man die een grote omwenteling in zijn geest, in zijn taal en in zijn poëzie veroorzaakte.

De Perzen zijn altijd jaloers geweest op het indrukwekkende proza van de Koran van de Arabieren, maar heimelijk fluisteren ze dat de gedichten van Rumi wel tien keer beter zijn.
In zijn poëzie presenteert Rumi de mens voor alles wat hij is.

Wie van lezen houdt, wie over het bestaan nadenkt, moet Rumi leren kennen.
Daarom dit boek.

INLEIDING: OP ZOEK NAAR HET EERSTE LICHT

Lezer!
In mijn ouderlijk huis groeide ik op met de poëzie van Rumi. Ik kende tientallen van zijn gedichten uit mijn hoofd, maar ik stond er nooit bij stil wie de persoon ‘Rumi’ was, ik vroeg me nooit af hoe hij een van de grootste dichters en denkers van het Oosten is geworden.

Wie was Rumi? Die vraag ben ik mezelf de afgelopen jaren steeds vaker gaan stellen.

Ik begon mijn zoektocht en was benieuwd wat ik zou vinden en wat ik daarvan kon maken. Een paar weken lang stortte ik me op een stapel boeken. Het bleek een onbegonnen werk, ik werd er een beetje bang van; er waren al zó veel boeken over Rumi geschreven, wat kon ik daar nog aan toevoegen?

Toen schoot opeens mijn eigen persoonlijke levensloop me te hulp. Een levensloop die gekenmerkt was door de vlucht. Door deze nieuwe blik kon ik een Rumi zien die anderen niet gezien hadden: een Rumi die op de vlucht was.

Nu zag ik ook duidelijk de essentiële invloed daarvan op zijn persoon en op zijn werk.

Dat werd mijn beginpunt: ik ging Rumi volgen vanaf het moment dat hij samen met zijn vader van de ene op de andere dag moest wegvluchten voor de terreur van de Mongolen. En ik volgde hem overal, terwijl hij onderweg de denkers van zijn tijd ontmoette en geleidelijk aan de wereld van zijn tijd leerde kennen. Dankzij al deze ervaringen werd hij wie hij moest worden.

Elke nacht ging ik naar bed met mijn hoofd al bij de vroege morgen, wanneer ik weer zou opstaan om hem op zijn pad te volgen. Zo is dit boek ontstaan, zo neem ik de lezer mee naar zo’n achthonderd jaar geleden, toen Dzjengis Khan met ongekend geweld de wereld probeerde te veroveren.

Zonder dat ik het van plan was, had ik de oosterse mens laten zien op zijn puurste en mooiste momenten. Het ging niet meer om de gebruikelijke oosterse bazaars, de gesluierde vrouwen, de moskeeën, de djinns, de hamams, ook niet over Aladin en de wonderlamp, zelfs niet over de mensen die daar wonen – het ging over óns, de mens.

In onze tijd is die mens met een gigantische telescoop, de James Webb, op zoek naar het eerste licht, naar het moment dat de big bang heeft plaatsgevonden. Maar de mens is altíjd op zoek geweest naar dat eerste licht en vooral op zoek naar degenen die achter dat licht bestonden. Nu kon men in Rumi’s tijd niet de ruimte in gaan, maar Rumi en de andere denkers in dit boek hebben wel een langdurige innerlijke reis gemaakt. En ik meen dat ze het eerste licht hebben gezien, dat wat James Webb probeert te vinden.

Laatst zei iemand tegen me: ‘Kader, op deze leeftijd verwacht ik een blijvend werk van jou!’

Lezer! Bij dezen, dit boek blijft.

Salam,
Kader Abdolah

1 DE MONGOLEN

Ten westen en noordwesten van China ligt een uitgestrekt land, waar de grote Siberische rivieren stromen, maar verder bestaat het vooral uit steppen en een grote woestijn.

In deze regio woonden twee stammen naast elkaar: de Turken en de Mongolen. Ze hadden gemeenschappelijke gewoontes, maar hun taal was anders.

Door de eeuwen heen woonden ze in tenten of in de openlucht in de woestijn. Ze leefden samen met hun kamelen, schapen en paarden. Ze voedden zich met hun vlees en melk, en maakten kleren en tenten van hun wol.

Als er een droogte heerste, zagen ze er zelfs niet van af om woestijnreptielen te eten.

Op zoek naar vruchtbare velden vielen ze regelmatig China binnen, onder de leiding van de Mongolen, en roofden dan alles wat er te roven viel.

Maar de Chinezen kwamen algauw achter het geweld van de Mongolen. Ze zagen de Mongolen als een opkomend gevaar voor China, en besloten daarom om een grote muur om het land te bouwen, om de invasie van de plunderende Mongolen tegen te houden.

Sindsdien keerden de Mongolen China hun rug toe en richtten ze zich voortaan op de rijke, vruchtbare gronden van de oude Perzische koningen.

Nadat ze dit nieuwe doelwit hadden bepaald, kozen de Mongolen Dzjengis Khan als hun leider.

2 DZJENGIS KHAN

Temüjin, de toekomstige Dzjengis Khan, werd in 1162 geboren. Jaren later, toen hij de leider van zijn stam werd, werd zijn geboorte verweven met een legende.

Volgens een Mongoolse volksoverlevering werd Hulon, de moeder van Dzjengis, bezwangerd door een lichtstraal uit de hemelboog. Door deze bewering werd de geboorte van Dzjengis vergeleken met de geboorte van Jezus; zo benadrukten de Mongolen de zuiverheid van de edele bouwsteen die het bestaan van Dzjengis was.

De legende ging als volgt.

Toen de echtgenoot van Hulon onverwachts stierf, werd de jonge vrouw behoeftig. Ze trok zich terug van haar familie, zodat niemand erachter zou komen waar ze zo naar snakte.

Op een nacht scheen er een enkele lichtstraal haar droom binnen, die een edelsteen voor de bouw van een kind in haar achterliet.

Hulon raakte zwanger door dat licht en liet zich vanaf dat moment niet meer in het openbaar zien.

Toen haar kind geboren werd, nam ze het in haar armen en ging ze naar haar clan. De wijzen zeiden: ‘O, Hulon, je hebt iets gedaan wat ongepast is. Hoe kon je? Je vader was geen slechte man, en je moeder geen onkuise vrouw.’

Hulon zei: ‘Hoe zou ik ooit iets kunnen doen waarmee ik mijn clan in verlegenheid zou brengen? Ik zal u precies vertellen wat er is gebeurd. Elke nacht kwam er een verschijning zachtjes mijn slaap bin- nen. En daarna trok hij zich zachtjes weer terug. De jongen die ik nu meegenomen heb, is ontstaan dankzij het bezoek van die verschijning die zachtjes kwam en zich zachtjes terugtrok.’

De wijzen van de clan keken elkaar aan. Uit een paar blikken sprak twijfel, uit een paar andere sprak bewondering.

De wijzen beraadden zich. Ze hadden een duidelijke rode vlek op de baby gezien, als een brandmerk, op zijn vuist. ‘Hulon!’ zei de stamleider. ‘Je zoon behoort tot onze clan. We geven hem de naam Temüjin. Neem je kind mee en ga naar je familie.’

Temüjin betekende ‘het rode ijzer’.

Temüjin groeide op onder de mensen van zijn clan en leerde op jonge leeftijd paardrijden. Hij werd de beste jager van zijn clan en schoot elke vogel uit de lucht die hij wenste.

Temüjin werd een jongeman en hij jaagde met gemak op haviken, een vaardigheid die werd geprezen door de stamleiders.

Niemand leerde hem lezen en schrijven – dat zou later veel invloed hebben op de grootschalige culturele vernietigingen die hij zou aanrichten.

Intussen had Temüjin een geheim, een nobel doel: hij wilde de leider van zijn clan worden.

De beloofde dag kwam, en Temüjin werd verkozen tot de leider van zijn clan.

De stamtovenaar wist dat Temüjin zijn blik op het oude Perzië had laten vallen. Daarom veranderde hij plechtig zijn naam van Temüjin naar Dzjengis Khan, dat ‘de veroveraar’ en tegelijkertijd ‘de koning der koningen’ betekende.

Zodra hij officieel Dzjengis genoemd werd, bracht hij alle oude wetten van zijn stam samen en voegde er een aantal nieuwe aan toe, en presenteerde hij zijn eigen Yasa.

Daarna trok hij zijn zwaard en stak het uit naar het oude Perzië.

3 DE YASA

De Yasa was het fundamentele wetboek van de Mongolen, waarin zowel de rechten en plichten van de leider als die van de burgers stonden beschreven.

Er stonden zelfs een paar regels in die speciaal voor Dzjengis waren bedoeld. Zo nam hij bijvoorbeeld persoonlijk verantwoordelijkheid voor het geluk van zijn clan. En hij nam de plicht op zich om een werkend postsysteem te bedenken voor in zijn aankomende imperium.

Het Yasaboek was dun, maar heilig; het was het boek van een analfabeet. Dzjengis had het voorbeeld van de profeet Mohammad genomen; ook hij was analfabeet, maar ook hij was met een boek gekomen. De Koran van Mohammed is na veertienhonderd jaar nog overal te vin- den, maar de Yasa van Dzjengis Khan is tegenwoordig bijna nergens meer te achterhalen.
In de oude Perzische literatuur zijn nog een paar van de Yasawettente lezen:

Mensen van mijn clan!
Wij bevelen u te geloven in het bestaan van één God! Hij is de Schepper van de aarde en de hemelen.
Hij is almachtig.
En Hij weet alles.

Het plunderen van de vijand is verboden. Wie dat doet, krijgt de doodstraf. Maar na mijn bevel heeft u het recht om te plunderen. Een bepaald deel van de buit is wel voor de schatkist.

Voor de oefening van de soldaten wordt er elke winter een grote jacht georganiseerd. Om deze reden is het voor iedereen verboden om vanaf het begin van de lente tot het einde van de herfst te jagen op herten, gazellen, antilopen, konijnen, zebra’s en sommige vogels.

Het is verboden om tijdens de jacht de koppen van dieren af te hakken. De jager moet de borst van het dier openen, zijn hart handmatig eruit halen en het bloed daarvan drinken.

Het eten van bloed en ingewanden van dieren, wat voorheen verboden was, is nu toegestaan.

Wie een paard of een koe steelt, krijgt de doodstraf. En zijn lichaam wordt in tweeën gesneden.

Wie een ontsnapte slaaf onderdak, een kledingstuk of een stukje brood geeft, krijgt de doodstraf.

Iemand die een weggelopen slaaf ziet en hem niet naar zijn meester brengt, krijgt de doodstraf.

Spionnen, plegers van valse getuigenissen en heksen krijgen de doodstraf.

Ambtenaren en commandanten die hun taken niet uitvoeren of de Yasa niet naleven, krijgen de doodstraf.

De koning van de vijand moet eerst knielen voor de Mongolen, voordat hij een vredesakkoord sluit. Een Mongoolse krijgsheer die deze wet niet nakomt, krijgt de doodstraf.

Mongolen! Ik, Dzjengis, zal jullie redden van deze droge steppen!
Ik beloof jullie groene weilanden.
Ik beloof jullie vruchtbare gronden die goed zijn voor de berggeiten en voor de jagers.
Ik beloof jullie gerieflijke plekken voor jullie oude vaders en moeders. Ik beloof jullie goud, goud en honing.

De grootste vreugde voor Dzjengis is het volgende: De vijanden verslaan.
Hun eigendom laten plunderen.
En zien hoe hun familieleden huilen.

De grootste vreugde voor Dzjengis is om de dochters en de vrouwen van de koningen in de dienst van de Mongolen te krijgen.

En zien hoe de Mongoolse soldaten op de paarden van de vijand galopperen.

De hemelen kennen één God, de aarde kent ook één God.
Ik, Dzjengis, ben de God op de aarde.
En ik zal alles bewerkstelligen om wat ik aan mijn door God verkozen clan beloofd heb, na te komen. En dat wat ik beloofd heb, is Perzië.

BESTEL WAT JE ZOEKT, ZOEKT JOU

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN KADER ABDOLAH

INHOUDSOPGAVE

Inleiding. Op zoek naar het eerste licht

I Een novelle over de levensloop van Rumi

  1. De mongolen
  2. Dzengis Khan
  3. De Yasa
  4. De invasie in Perzië
  5. De vooraanstaande mannen vluchten de stad uit
  6. De vader van Rumi
  7. De geboorte van Rumi
  8. De boeken
  9. Nasibeh, de bediende
  10. Nisjapoer
  11. Attar
  12. In de val van de oorlog
  13. De koning
  14. In de karavanserais
  15. Omar Sohrewaardi
  16. De Nizamiyya Madrasah
  17. De filosoof van het licht
  18. Een essentiële ontmoeting ontmoeting met Tusi
  19. Ibne Arabi
  20. Historische regen
  21. Het verblijf in Mekka
  22. De meisjes
  23. Laranda
  24. Een nieuw leven in Laranda
  25. Naar Konya
  26. Molana Rumi
  27. Tarmazi
  28. De goudgraveur
  29. Plato
  30. Shamse Tabrizi
  31. Onbegrip en onrust
  32. Walad en het verdriet van Rumi
  33. In Damascus
  34. Op zoek naar Shams
  35. Shams komt eraan
  36. Kimia
  37. Het Oeuvre

En de verdere levensloop van een aantal belangrijke personages in dit boek.

II Tweeënnegentig gedichten uit Rumi’s oeuvre

  1. De verborgene
  2. Ik denk aan jou
  3. Dit alles begrijp ik niet
  4. Het gaat niet zonder jou
  5. Vroeger was ik niet zo
  6. Kom nog een keer langs
  7. De weg kan ik niet vinden
  8. Jij en ik
  9. Ga niet zonder mij
  10. Een gezegende ochtend
  11. Hallo, salam aleik
  12. Weer terug
  13. Allen met jou
  14. Heb ik het je niet verteld?
  15. Jij, mijn Kaäba
  16. Als het zo is
  17. Het lijkt hierop
  18. Op je kamer
  19. Niet degene die je ziet
  20. Ik ben gekomen om te schitteren
  21. Wie is in mij die door mijn mond spreekt?
  22. Zeg dat ik jou ben
  23. Jij, keer terug
  24. Zo dronken, zo dronken vaandaag
  25. Ik ben ik niet
  26. Wie je zoekt, zoekt jou
  27. Ik ga op reis
  28. Een dag van geluk
  29. In je huis
  30. De lente, de magiër
  31. Keer terug!
  32. De eeuwige
  33. Je wonderlijke liefde gezegend
  34. Alles kwijt
  35. Iedereen is dronken van jou
  36. Niets is stil
  37. Tot het geheim
  38. Op het punt van bestaan
  39. Het geheim
  40. De lente kwam eraan
  41. Wederzien
  42. Kom terug
  43. De genegenheid
  44. Nog een stap voorbij het einde
  45. Wie brengt ons nu naar huis
  46. De lente
  47. Ga sterven
  48. Shams, mijn zon, mijn sultan
  49. Het verdriet
  50. De kosmos in jezelf
  51. Drie kussen
  52. Allemaal leugens!
  53. Tot ik de koning bereik
  54. Zeg verder niets
  55. De lente bracht je geur mee
  56. De Koning van de liefde
  57. Laat ze binnenkomen
  58. Op een dag
  59. Het huis van de Ene
  60. De edelman en de dood
  61. Jij bent het
  62. Wanneer ik doodga
  63. Mozes en de herder
  64. Ik ben en ik ben niet
  65. Het lied van het riet
  66. De muskus
  67. Zonder reden
  68. De spiegel
  69. Je bent leven gevend
  70. Zonder mij
  71. Ik ben
  72. De bron der bronnen
  73. God, goed werk verricht
  74. Houd je van mij?
  75. Het raadsel
  76. Jou weer zien
  77. Gezang
  78. Ik
  79. de koning
  80. Jij
  81. Verdriet
  82. Ik zou zijn
  83. Niet zonder jou
  84. Dit
  85. Jou
  86. Zoeken
  87. Ochtendgeheim
  88. De oceaan
  89. Je riep me terug
  90. De nacht van de sterren
  91. Luister
  92. De code

III Drieënvijftig verhalen die Rumi in zijn werk heeft opgenomen

  1. De papegaai en de kruidenier
  2. Het niets
  3. De koopman en de papegaai
  4. De mug
  5. De goudsmid
  6. Regenwater
  7. De matroos en de sterrenkundige
  8. De spiegel
  9. De innerlijke wereld
  10. De held van Ghazwin
  11. De liefde
  12. Het mysterie
  13. De Kaäba en Hasanak
  14. Op zoek naar de juiste
  15. Mozes
  16. De vos
  17. De zoon van Nooh (Noah, Noach)
  18. De kluizenaar en de peren
  19. Ibrahim (Abraham) en de vissen
  20. De koning Dawood en de wijze Logman
  21. Het leven
  22. Profeet op de vlucht
  23. De verbeelding
  24. Het verdragen van de pijn
  25. De denker en zichzelf
  26. Als het niet kan
  27. Jij zoekt
  28. De vrouw
  29. Wie u bent
  30. De vogel
  31. Onder mijn kleren
  32. De geur van rijpe peren
  33. De moeren
  34. Je eigen verhaal en dat van de gazelle
  35. De laatste brug
  36. De boodschapper
  37. Ayaz, de mooie mens
  38. De mens
  39. Leli en mdjnoen
  40. De koopman
  41. Het eendje
  42. De nachtparel en de zeekoe
  43. De mannen
  44. De schat
  45. Het woord
  46. Op zoek naar jezelf
  47. Simorg
  48. Zal en Roedabeh
  49. Rostam
  50. De reis naar de hemel
  51. Het lot
  52. Zahak
  53. De samenspraak van de vogels

Verantwoording

Woord van dank

BESTEL WAT JE ZOEKT, ZOEKT JOU

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN EN OVER RUMI