De Koran leesbaar gemaakt voor de islam-ontdekker, gebaseerd op de vertaling van J.H. Kramers

BESTEL DE KORAN

De Koran, het heilige boek van de islam,ontvangen en opgetekend door de profeet Mohammed. Voor miljoenen mensen wereldwijd is dit boek een bron van inspiratie, een baken, een verwoording van normen en waarden of een tekst om troost bij te vinden, maar vooral de belangrijkste pijler van hun godsdienst. De geboorte van Jezus (Isā) bij Maria (Marjam) wordt in de Koran beschreven in sūra 19. Hieronder volgt de tekst van de eerste twee van de 113 sūras. 

Deze vertaling van prof. Dr. J.H. Kramers maakt de aloude Arabische tekst toegankelijk, zodat iedereen kennis kan nemen van het boek dat aan de basis ligt van de op één na grootste religieuze traditie ter wereld. Arabisten Drs. Asad Jaber (1946) en Prof. Dr. Johannes J.G. Jansen (1942) hebben hun best gedaan om deze tekst ook voor niet-moslims begrijpelijk te maken en in een historisch perspectief te plaatsen. In hun noten bij de vertaling besteden zij bovendien extra aandacht aan de parallellen tussen de Koran en de Bijbel.

DE KORAN

Uit het Arabisch vertaald door prof. dr. J.H. Kramers

Bewerkt door drs. Asad Jaber en prof. dr. Johannes J.G. Jansen

EERSTE SŪRA
AL-FĀTIHA (DE OPENENDE)
Mekkaans

In de naam van God
de Barmhartige Erbarmer.

[lofprijzing]

Lof aan God
de Heer der wereldwezens
de Barmhartige Erbarmer
de Heerser op de Dag
van het Oordeel.

[gebed]

U dienen wij
en U vragen wij om bijstand.
Leid ons langs het
rechtgebaande pad
het pad van degenen
die Gij Uw weldaden schenkt
over wie geen toorn is
en die niet dwalen.

TWEEDE SŪRA
AL-BAQARA (DE KOE)
Medinensisch

In de naam van God
de Barmhartige Erbarmer.

Alīf Lām Mīm.

[de gelovigen en de openbaring]

Dat is de Schrift waaraan
geen twijfel is
een rechte leiding voor
de vrezenden
die in de verborgenheid
geloven en die de salāt
verrichten en die van wat
Wij hun als
onderhoud gegeven hebben
bijdragen schenken
en die geloven
in wat tot u is nedergezonden
en in wat voor uw tijd is
nedergezonden
en die van het Latere Leven
zeker zijn.
Diegenen verlaten zich
op de rechte leiding van hun
Heer en diegenen zijn
de welvarenden.

[de ongelovigen]

Zij die ongelovig zijn
voor hen is het om het even
of gij hen gewaarschuwd hebt
of niet gewaarschuwd hebt
zij geloven niet.
Verzegeld heeft God hun harten
en over hun gehoor
en hun blikken
is een sluitdoek.
Voor hen
is een ontzaglijke
bestraffing weggelegd.

[huichelaars onder de gelovigen]

En onder de mensen
zijn er die zeggen:
Wij geloven in God
en de Laatste Dag
maar die toch
niet gelovigen zijn.
Zij trachten God
en hen die geloven
te bedriegen
maar zij bedriegen
alleen zichzelf
en zij beseffen het niet.
In hun harten is krankheid
en God heeft hun krankheid
nog vermeerderd
en voor hen is er een
pijnlijke bestraffing
omdat zij leugenachtig waren.
En wanneer tot
hen gezegd wordt:
Brengt geen verderf
op de aarde
dan zeggen zij: Integendeel
wij zijn slechts bewerkers
van het heil.
Neen, zij zijn de
brengers van verderf
maar zij beseffen het niet.
En wanneer tot hen
gezegd wordt:
Gelooft zoals
de andere mensen geloven
dan zeggen zij:
Zullen wij geloven
zoals dwazen geloven?
Neen, zijzelf zijn de dwazen
maar zij weten het niet.
En wanneer zij samenkomen
met hen die geloven
dan zeggen zij:
Wij geloven
maar wanneer zij
in afzondering
tot hun satans gaan
dan zeggen zij:
Wij zijn met u
wij waren slechts spottenden.
God spot met hen
en verruimt hen in
hun overmoed
zodat zij verdoold zijn.
Zij zijn degenen
die dwaling gekocht hebben
met rechte leiding
maar hun handel
was zonder winst
en niet werden
zij rechtgeleiden.

[gelijkenissen]

Hun gelijkenis
is als de gelijkenis
van wie een vuur ontsteekt
wanneer dit dan verlicht
wat om hem is
neemt God hun licht weg
en laat hen in duisternissen
zodat zij niet zien.
Doven, stommen en blinden
maar zij kunnen
niet weer terug.
Of [hun gelijkenis is als
de gelijkenis] van een wolk
van de hemel waarin zijn
duisternissen en donder en
bliksem zodat zij hun vingers
in de oren doen voor de
donderslagen tot afweer van
de dood
maar God omvat de gelovigen.
Bijna neemt de bliksem
hun gezicht weg
wanneer hij hen verlicht
lopen zij erin voort
en wanneer hij hen in het
duister laat blijven zij staan.
Indien God wilde zou hij hun
gehoor en hun gezicht doen
verdwijnen.
God is waarlijk over alle dingen machtig.

[oproep tot de dienst van God]

O gij mensen dient uw Heer
die u en hen die voor u waren
geschapen heeft.
Wellicht dat gij vrezend wordt.
[Uw Heer] die voor u
de aarde gemaakt heeft
tot een spreidkleed
en de hemel tot een bouwsel
en uit de hemel
water heeft doen nederdalen
waarmede Hij daarop
tot onderhoud voor u
vruchten heeft voortgebracht.
Stelt dan geen aan God
gelijke wezens in
terwijl gij toch beter weet.

[uitdaging gericht tot de ongelovigen]

En indien gij in twijfel zijt
omtrent wat Wij hebben
neergezonden
op onze dienaar
komt dan aan met een sūra
die eraan gelijkend is en roept
uw getuigen op buiten God
indien gij de waarheid spreekt.
Maar indien gij dat dan niet
doet en gij zult het zeker niet
doen vreest dan het Vuur
waarvan mensen en de stenen
de brandstof zijn dat voor de
ongelovigen is bereid.

[de beloning van de gelovigen]

En verkondig aan hen
die geloven en heilzame
werken verrichten
dat voor hen zijn Gaarden
waar rivieren onder stromen
telkenmale dat zij daaruit
een vrucht toegedeeld krijgen
zeggen zij:
Dit is wat wij ook vroeger
toegedeeld kregen
maar zij krijgen het
als wat daaraan gelijk schijnt.
En voor hen zijn
daar reine echtgenoten
en zij zijn daar eeuwig-levend.

[het gebruik van gelijkenissen]

God schaamt Zich niet
tot gelijkenis te stellen een mug
en wat daarboven uitgaat.
Zij die geloven
weten dat dit het wezenlijke is
van hun Heer.
Maar zij die ongelovig zijn
zeggen:
Wat bedoelt God toch
met een gelijkenis als deze?
Hij doet daarmede velen dwalen
en leidt daarmede velen recht.
Maar geen anderen doet Hij
daarmede dwalen dan de
kwaadbedrijvers
die verbreken de band van
God nadat zij een verbond met
Hem gesloten hadden en die
van elkaar halen dat wat God
geboden heeft te verenigen
en die verderf brengen op de
aarde. Diegenen zijn de
verliezenden.

[uitdaging gericht tot de ongelovigen]

Hoe kunt gij ongelovig
zijn aan God
daar gij toch doden waart
en Hij u dan heeft doen leven
en Hij u daarna
zal doen sterven
en daarna doen leven
en gij daarna tot Hem
zult teruggevoerd worden?
Hij is het
die voor u geschapen heeft
wat op de aarde is altegader
en daarna zich in de hemel
is gaan vestigen.

Bron: De Koran toegankelijk gemaakt voor islam-ontdekkers 

BESTEL DE KORAN