Woord vooraf bij ‘De klokkenmaker’ – novelle van Gustav Meyrink in cadeauboekje bij actieboeken t/m december 2022

BESTEL DE VIER MAANBROEDERS | DE KLOKKENMAKER VAN € 4,50 VOOR € 2,50

OF ONTVANG HET GRATIS BIJ ACTIEBOEKEN IN OKTOBER, NOVEMBER EN DECEMBER

Dit boekje bevat twee novelles van Gustav Meyrink. Het wordt gratis beschikbaar gesteld bij de aankoop van actieboek(en) van en over Gustav Meyrink in oktober, november en december 2022. Hieronder volgt de tekst van het woord vooraf bij De klokkenmaker. Het woord vooraf van De vier maanbroeders is elders te lezen.

WOORD VOORAF BIJ DE KLOKKENMAKER

Het is niet onze bedoeling hier het verhaal van de klokkenmaker uit te leggen en de symboliek verstandelijk te benaderen. Het verstand is niet de sleutel tot de waarheid. De poort tot de universele kennis is de klok van het hart. Wij willen slechts de sporen van de verheven wijsheid volgen die Gustav Meyrink in deze vertelling heeft achtergelaten. De leraar spreekt door zichzelf, hij heeft geen verklaring nodig.

Sinds de dageraad van het aardse bestaan heeft de Gnosis, de universele kennis van God, de mens kenbaar gemaakt dat er twee principieel van elkaar gescheiden naturen bestaan: een aardse natuur, waarin het rad van geboorte en dood draait, dat de mens dwingt zonder ophouden vanuit het dodenrijk naar de stoffelijke wereld, van incarnatie tot incarnatie – én een oorspronkelijke natuur, het levensdomein van de oorspronkelijke mens.    

In de stoffelijke mens schuilt een overblijfsel van de oorspronkelijke mens: de klok – de geestvonk in het hart – de kern van alle Gnosis. Alleen indien deze klok weer op gang kan worden gebracht, indien de geestvonk tot leven kan worden gewekt, kan de mens terugkeren tot het hemelse koninkrijk.

De waarlijk zoekende mens ontdekt op een gegeven moment, als in hem de vage herinnering aan het oorspronkelijke vaderland opstijgt, dat het goddelijke principe in hem niet meer leeft. Zijn hart krimpt samen en hij gelooft dat hij moet sterven. Hij ontdekt dat de klok stilstaat.

Een klok blijft echter niet plotdeling stilstaan. Pas als de mens totaal verzonken ligt in het dieptepunt van de stof, is de geestvonk volkomen ingekapseld. In het tweede uur, de astrologische aanduiding voor het sterrenteken Stier – waarin de mens het meest op zijn materiele bestaan gericht is – blijft de klok stilstaan.

Deze ontdekking betekent het begin van de terugreis. De zoeker weet alleen nog niet waarheen hij zich moet wenden. Hij gaat naar de antiquair, in het geloof dat deze de hemelse klok, die gheel anders is dan de aardse klok, weer tot leven kan wekken. Maar de antiquair, symbool van al het oude, van het stoffelijke verleden, kan hem niet helpen. ‘Vlees en bloed kunnen get koninkrijk van God niet beërven’.

Waar is ‘hij’ te vinden? Wel, achter de fundamenten van een kerk die op aarde nooit afgebouwd werd. Daarom bestaan van deze kerk alleen de fundamenten. Het is niet de natuurkerk, die het dodenrijk tot ‘hemel’ uitroept, om de mens aan het rad van geboorte en dood te binden. Het is niet de kerk van de stof, maar de kerk van de geest. Haar fundamenten wortelen in de aarde om de mens tot redding te zijn, maar haar gebouw is voor het stoffelijke oog niet zichtbaar. 

De ekklesia van de Universele Broederschap wordt alleen geopend voor hem wiens klok weer tot leven is gekomen en dus de ‘tijd’ van de goddelijke natuur aangeeft. De zoeker moet niet meer vragen van deze wereld. Hij moet afscheid nemen en zich wenden tot hem van wie hij de klok ontving en die nog leeft achter de muren van de ware kerk. 

Het hoogste weten is niet te weten. Het aardse bewustzijn is fundamenteel ongeschikt iets van de goddelijke natuur te vatten. Alleen in de volkomen stilte, in het niet-weten, in het zwijgen, kan de universele waarheid openbloeien. Daarom staat er aan het einde van het verhaal: ‘Niets meer weten – alles vermogen.’

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN GUSTAV MEYRINK