De Thuisvaart – allegorisch schilderij van Diana Vandenberg

Het hierboven afgebeelde schilderij is een allegorisch werk, in 1969 geschilderd door Diana Vandenberg (voormalig partner van Johfra). In het jaar na het overlijden van J. van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21), de grootmeester van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis het Lectorium Rosicrucianum, wilde een van de leerlingen, de heer Hypolite ‘Poelo’ Karres zijn liefde en respect voor het werk van Jan van Rijckenborgh in een tastbare getuigenis uitdrukken. Hij dacht aan een schilderij. In gesprekken met Diana, een vriendin van hem die kunstschilder en ook leerling was, kwamen zij gezamenlijk op het idee om een impressie in beeld te geven van wat het vertrek van Jan van Rijckenborgh betekende.

Van belang in hun gesprekken was het zevenvoudige karakter van het Grote Werk van zielebevrijding, dat op aarde is ingezet. Dankzij de inzet van Jan van Rijckenborgh en de zijnen waren er in de vierenveertig jaar van zijn werkzame leven zeven Vuurtempels tot stand gekomen. Tevens was er een Geestesschool, ook zevenvoudig, gerealiseerd; een gemeenschap ‘van enige duizenden zielen’ in de samenleving van de twintigste én eenentwintigste eeuw, volledig gericht op het Licht en verbonden met de wereld van de ziel.

Van belang was ook de rozenkracht, die als een geestelijke inspiratie (en verzachting van het wereldleed) van de zeven rozen uitging. De transparante bollen die de rozen omgeven, duiden op de onbezoedelde zuiverheid van de rozenkracht. Waar zij ook wordt aangewend, ze blijft altijd puur en onaangetast, en zal nooit gelijkvormig worden aan het niveau van de wereld en samenleving, in zoverre die in waan en materie gebonden liggen.

Het schip, genaamd Rosa Mystica, met de missie ‘Thuisvaart’ is nu vertrokken vanuit de hoeksteen Christi, die sterk genoeg is om het dubbelkruis te dragen. Het is het Kruis van de Grootmeester van de Tempel, zoals Antonin Gadal, de patriarch van de voorgaande kathaarse broeder- en zusterschap, het als symbool voor het grootmeesterschap aan J. van Rijckenborgh had overgedragen. Het schip zelf, in de vorm van een maansikkel, doorklieft de sferen, door een oceaan vol gereinigde zielen. Dit schip stelt ook voor de Christuszuil, het lichtschip van de geestelijke zon; symbool ook voor de aarde zelf, die dankzij Christus’ opstanding gered is! In de woorden van de Egyptische Mysteriën:

De ziel, die door het Licht gereinigd is, treedt binnen in het domein van het Levende Water. Op dit ‘levende water’ vaart ‘het lichtende schip van de maan’. Om de hemelse regionen te kunnen binnengaan zal de ziel dit schip betreden.Van daar voert een ander Lichtschip, de zon, verder, nog verder, tot in het vuur des levens. De ziel is dan tot haar oorsprong teruggevoerd, tot de koning des Lichts, tot het paradijs.

De bark van Isis van het Egyptische dodenmysterie, het lichtschip van de maan; de zonnezuil, die ons herinnert aan het schone druïdisme, aan de zonen van het oude Egypte, aan onze Christus… de zonnezuil is de Christuszuil! Kortom: de goddelijke ‘weg der sterren’, de magische graal.

Als geheel verwijst het tafereel naar de gnostiek-christelijke oorsprong en voortdurende oriëntatie van J. van Rijckenborghs bijdrage aan het Grote Werk. De symbolen verwijzen dan ook naar het grote belang van de Driebond van het Licht, de verbinding met de Universele Broederschap. Het grootse schip heeft de steven gewend in de richting van het Licht van het opstandingsveld, in haar kielzog als in een prisma een zevenkleurige regenboog trekkend, waaruit de achterblijvende strevende Ecclesia in het aardse levensveld hoop mag putten.

Het schilderij is sinds 1969 bij Hypolite Karres, de opdrachtgever gebleven. Toen hij in 2008 overleed, is het meegegaan met zijn kinderen. Precies vijftig jaar na het heengaan van J. van Rijckenborgh zoeken zij een waardige plaats voor dit werk. Een wens van hen is dat het zichtbaar gemaakt wordt voor een groter publiek, passend bij de betekenis van het schilderij.

Het was al snel duidelijk dat dit de bestuurskamer op Bakenessergracht 13 in Haarlem moest zijn, waar de gebroeders Leene hun werk aanvingen en de roep der rozenkruisers broederschap opnieuw in de wereld uitdroegen. Daar zal het voor de nieuwe generatie, die in dezelfde geest en gerichtheid de arbeid voortzet, een blijvende herinnering en inspiratie zijn. De familie heeft het schilderij in langdurige bruikleen gegeven en het wordt in grote dank aanvaard.

Bron: Pentagram 2019 nummer 4