De stem van het rozenhart – woorden uit de tempel van het Gouden Rozenkruis – de nacht van de ziel

BESTEL DE STEM VAN HET ROZENHART

Het is met veel vreugde dat de Rozekruis Pers ‘De Stem van het Rozenhart’ uitgeeft, waarvan de inhoud in samenwerking met het Lectorium Rosicrucianum is ontwikkeld. Deze bundel is samengesteld uit diensten en voordrachten, die bij verschillende gelegenheden in de tempel van het Gouden Rozenkruis werden gehouden. Woorden die universeel zin en een bijzondere atmosfeer met zich meebrengen. Woorden ook die appelleren aan een, mogelijk nog onbestemd, verlangen bij iedere zoekende mens. Zij geven een impuls van herkenning; zij trachten indrukken en inzichten weer te geven, die zijn opgedaan op de weg van wezenlijke verandering en vrijmaking van de mens en zijn bewustzijn.


VOORWOORD

In dit boek zijn woorden bijeengebracht die in de tempel van het Gouden Rozenkruis werden uitgesproken. Het zijn woorden die de ervaringen en inzichten weergeven op de weg van omzetting en verandering van de mens en zijn bewustzijn, van transmutatie en transfiguratie.

Het zijn woorden waarin je tussen de regels door de onhoorbare melodieën van stilte kunt waarnemen. Zij vertellen van een ander leven, dat verborgen ligt diep in het hart van ieder mens. Luisterend naar die stille, zachte stem wijkt de verwarring, wordt de schijn opgeheven en worden de sluiers weggeschoven die dit innerlijke ‘altaar van de waarheid’ omgeven.

In de Egyptische mysteriën werd het menselijke hart gewogen tegen het gewicht van de waarheid, zo licht als een veer. In de moderne mysteriën van het rozenkruis ontvouwt zich het waarnemingsvermogen van de roos des harten zelf, dat de waarheid peilt van het leven dat geleefd wordt.

Ieder hoofdstuk in dit boek toont zich als een rozenblad. Allen zijn ze een fractie verschillend van kleur, zij verschillen in toon, elk blaadje heeft haar eigen nuance. Maar hetzelfde licht beschijnt ze, en samen vormen zij een bloem, een roos en tevens een zekere getuigenis. Een getuigenis van werkelijke leerlingen, die hun waarnemingen en zekerheid ontlenen aan de Wereldziel, de broederschap en hun verbondenheid met de Geestesschool. Op de weg die zij gezamenlijk gaan, vinden zij een nieuwe bezieling, verrichten zij de daden van het Pad en naderen zij meer en meer het lichtende leven van de geest.

Gnosis’ liefderadiatie roept ook u.
Alle zielen trekt zij omhoog
tot in haar stralend liefdehart.
In de stilte van het hart
in het open toebereide hoofd,
schenkt zij zich als geestziel
als nieuw denkvermogen
tot nieuwe levenskunst.

1 DE NACHT VAN DE ZIEL

‘De hele nacht zat ik, het hoofd gesteund op mijn arm, verzonken in gepeins over de mens. ’s Morgens was mijn mouw van tranen doordrenkt,’ zo schreef een Chinese dichter enkele eeuwen geleden. Werkelijk diep nadenken over de mens noopt tot het plengen van tranen. Woorden zijn dan ontoereikend. De hele nacht verzonken in gepeins over het doen en laten van de mens en het eigen levensgedrag zien, dat in de eerste plaats! Het is geen kritisch, verwijtend bekijken, geen beschuldigende uitbarsting, geen afkeer, geen aanklacht, maar een diep schouwen in de nacht, de nacht van het menselijk bestaan.

Wie die nacht schouwt waardoor het hart van de mens verduisterd wordt, ziet ook de nevels die het eigen hart omhullen, ondergaat en beleeft zelf de pijn die de andere, de verborgen, ware mens in het hart lijdt. Wie die nacht schouwt, voelt droefenis vanwege de blindheid, verwaandheid en onwetendheid waarin het menselijk hart gedompeld is en over de daden die hieruit voortspruiten.

Wie die nacht schouwt, ontwaakt tot inzicht en innerlijk kennen. Hij weet reeds van een nieuwe dag. Hij weet van het Licht en van een bewustzijn dat aan de nacht ontstijgt. Wie de nacht schouwt plengt tranen, tranen van ontsteltenis en tranen van vreugde omdat er een weg uit de nacht is, omdat de duisternis open kan scheuren en de bedekking van onze ogen genomen kan worden.

Neem de bedekking van uw ogen, verwijder de bedekking van het goddelijke oog in uw hart! Voor deze opdracht plaatst de Geestesschool de leerling. Hoeveel tranen hebben wij reeds vergoten om de nacht waarin de hemelse andere in ons terneerligt? Kennen wij de bedekking? En zijn wij bereid haar los te laten? Zijn wij bereid tot praktiserend leerlingschap ?

Praktiserend leerlingschap, daar gaat het om. Want, wie iets weet maar er niet naar handelt, weet het eigenlijk niet. Die voegt zijn zogenaamde weten alleen maar toe aan de reeds aanwezige ballast in het hoofd. Praktiserend leerlingschap is: dagelijks bevrijdend handelen. Is: de bedekking van het mysterie in het hart wegrukken. Die bedekking bestaat uit vele lagen. De nacht is niet een enkelvoudig duister, maar een opeenhoping van ballast die het hart neerdrukt in de stof en daardoor het hemelse oog in het hart, de goddelijke microkosmische kern dwingt om gesloten te blijven.

Ballast is een last of lading die men vroeger op schepen meevoerde om de diepgang te regelen. Het woordje ‘bal’ is een oud woord met de betekenis dood, slecht, bedrieglijk. Ballast is de dode last – meestal in de vorm van zandzakken – die men gebruikte om het schip stabiel in het water te kunnen houden; of die men in bepaalde situaties overboord gooide om het schip lichter te maken.

De bedekking die het hemelse oog in het hart omhult, is als een dodelijke, neerdrukkende last. Praktiserend leerlingschap is: die last in dagelijkse arbeid verwijderen, de ballast over boord gooien, het hart vrijmaken, de geestelijke kern in het hart vrij leggen. In de tweede brief aan die van Korinthe zegt Paulus: ‘Wanneer iemand zich bekeerd heeft, wordt de bedekking van zijn hart weggenomen.’ Dan gaat het goddelijke oog, de latente kern van alle wijsheid, open. Zich tot het licht in het hart keren – zich bekeren – wil zeggen: zich toegang ertoe verschaffen. Zich toegang verschaffen wil zeggen: de hindernissen wegruimen, de weg naar het hart vrijmaken, zandzak na zandzak overboord gooien. Maar dan moeten wij de ballast wel onder ogen zien en als zodanig herkennen. Waarschijnlijk voelen wij wel aan wat met de bedekking van het hart bedoeld wordt.

Het is het ‘ik’. In dat begrip ‘ik’ schuilt een gevaar. Namelijk het gevaar dat men zou kunnen denken met het noemen van dat ene korte woordje ‘ik’ de zaak – zoals men zegt – reeds onder de knie te hebben. Het zijn maar twee letters, maar het is zo ontzaglijk veel. Het ‘ik’ aangeduid als nacht en bedekking is zoals reeds gezegd geen enkelvoudig wezen.

Het is het ‘al te persoonlijke’, een opeenhoping, een ingewikkelde opeenhoping van werkingen, factoren, psychische reactiepatronen, vastgehouden gevoelsmechanismen en gedachtebeelden, een jungle van meningen en overtuigingen en ook: een zeer goed en gevoelig werkend systeem van begeerten, wensen en verlangens. Voor de goddelijke andere één en al ballast, dodende, bedrieglijke lading. Deze last is niet 15, 20, 30 of 60 jaren oud, maar het is een opeenhoping uit vele, vele incarnaties, een last die tijdens elke microkosmische indaling in de stof opnieuw – zij het ook in telkens gewijzigde vorm – tot leven komt en tijdens elke incarnatie met nieuw materiaal verrijkt wordt.

Hoe doorzien wij dit en nemen wij die ballast weg? Hiervoor is bewustzijn nodig. Er is verschil tussen bewustzijn en ik. Bewustzijn op zichzelf is een neutraal vermogen van de dialectische mens. Het is – zoals het woord zegt – het vermogen zich bewust te zijn van dingen, werkingen, krachten, situaties en gebeurtenissen binnen ons en buiten ons. Het is één van de hoogste vermogens van de aardse mens. Het is het vermogen om te weten – niet weten in de zin van verzamelde kennis – maar telkens in het nu weten dat ‘iets’ er is.

Het is moeilijk om bewustzijn met woorden te beschrijven omdat het geen ding maar een werking is, een werking die zich in ieder van ons voltrekt. Nu kan ons bewustzijn volledig gevuld zijn met de besproken ballast. We spreken dan van ik-bewustzijn of puur egocentrisch bewustzijn. Maar eigenlijk is het woord bewustzijn hier niet helemaal op zijn plaats, want er is geen of te weinig ruimte om die ballast als zodanig te herkennen of er weet van te hebben. Zo iemand richt zijn schreden ook niet tot een Geestesschool.

Er kan ook ruimte zijn in het bewustzijn zodat die last wel ‘gezien’ wordt, men er wel weet van heeft. Het bewustzijn kan bovendien de suggesties opvangen van een veel dieper gelegen bewustzijn, dat vanuit het geestelijk centrum in het hart werkzaam is. Die suggesties ontvangen en de bedekking van het hart te leren zien, dat is de voorwaarde voor het praktiserend leerlingschap in een Geestesschool. Daarom stelt de Geestesschool: bewustzijnsstaat is levensstaat.

Ons bewustzijn is het gereedschap waarmee wij aan het werk moeten. Wat ons bewust is, hebben wij doorzien. Wat wij doorzien hebben, kunnen wij loslaten. Als wij werkelijk weten dat ballast dodelijke last is, dan gooien wij hem overboord, dan gaan wij die opeenhoping van ik-aspecten stuk voor stuk verwijderen om het pad bloot te leggen naar de goddelijke kern in ons wezen.

Wij noemen dat pad: de weg van het ik-bewustzijn naar nieuw zielebewustzijn, ‘ik moet ondergaan, hij, de andere moet wassen’; van zielebewustzijn naar geest-zielebewustzijn; van geest-ziele- bewustzijn naar puur geest-bewustzijn; het pad gaat verder, maar onze woorden houden op om het te benoemen. De weg tot nieuw bewustzijn noemen wij ook de weg van het ontwaken; dat is het doorzien van de nacht, van het ik, dan is de mouw doordrenkt van tranen en het is het afscheid nemen van de nacht.

Wie uit de nacht ontwaakt, is in het Licht. In hem is het licht.

INHOUDSOPGAVE

  1. De nacht van de ziel
  2. De letter Y
  3. Schijn en werkelijkheid
  4. Wat is eeuwigheid?
  5. De ware held
  6. Er is een wereld in een wereld
  7. De belofte
  8. Het harmonische hart
  9. Geverfd wordt een rode roos
  10. Nieuw denken
  11. De roep tot vrijheid
  12. Alles wacht op betekenis
  13. Het beleven van een andere tijdsordening
  14. De mens een levend loflied
  15. De rust van het weten
  16. Het werk van de Geestesschool is waar
  17. Leven om het grote werk verder te helpen
  18. De roos is steunpunt, de mens de hefboom
  19. De mens, die alles in één is
  20. Er is in alles een oogopslag
  21. Het uurwerk van de school
  22. Epiloog De brief in het hart

Bron: De stem van het rozenhart

BESTEL DE STEM VAN HET ROZENHART