Het probleem van het lijden – C.S. Lewis over de grens van pijn en verdriet – een spirituele pelgrimage

BESTEL HET PROBLEEM VAN HET LIJDEN

In ‘Het probleem van het lijden’ stelt C.S. Lewis de vraag: ‘Als God goed en almachtig is, waarom staat Hij dan toe dat mensen moeten lijden?’ In dit boek, dat leest als een spirituele pelgrimage, geeft hij een helder en tegelijk vertroostend uitzicht over de grens van pijn en verdriet. Lewis blijft niet steken in een abstracte uiteenzetting vanuit de theologie, maar maakt het verhaal uit de Bijbel op een persoonlijke manier tot een prachtig geschenk.

INLEIDING

Ik sta er versteld van hoe gemakkelijk sommige mensen over God spreken. In een verhandeling gericht tot ongelovigen beginnen ze met een hoofdstuk dat het bestaan van God afleidt uit de natuur […] dit geeft hun lezers alleen maar redenen om te denken dat de bewijzen voor onze godsdienst bijzonder zwak zijn […] Het is opmerkelijk dat geen enkele bijbelschrijver ooit het bestaan van God uit de Natuur heeft willen bewijzen. Blaise Pascal, Gedachten. IV, 242, 243. Als iemand mij enkele jaren geleden, toen ik nog atheïst was, gevraagd had, ‘Waarom geloof je niet in God?, zou ik ongeveer het volgende hebben geantwoord:

‘Kijk eens in wat voor heelal we leven. Verreweg het grootste deel bestaat uit lege ruimte , volslagen donker en onvoorstelbaar koud. Daarin zweven hemellichamen, maar het zijn er zo weinig en ze zijn zo klein vergeleken met de ruimte zelf, dat zelfs als we wisten dat ze allemaal bevolkt werden door een maximum aantal volmaakt gelukkige wezens, we nog moeilijk zouden kunnne geloven dat leven en geluk meer een bijproduct zijn voor de macht die het heelal gemaakt heeft. En dan nog denkt de wetenschap dat maar weinig sterren – misschien niet één behalve onze zon – planeten hebben; en binnen ons eigen plantenstelsel bevat waarschijnlijk alleen de aarde leven, en als het leven ophoudt zal ze nog wel miljoenen jaren bestaan zonder leven voortbestaan.

En hoe ziet dat leven er ondertussen uit? Het is zo geregeld dat alle levensvormen alleen maar kunnen voortbestaan door elkaar te belagen. Voor de lagere vormen betekent dat alleen maar dood, maar in de hogere vormen doet zich nog iets anders voor, namelijk bewustzijn, waardoor pijn mogelijk is. Levende wezens veroorzaken pijn als ze gebaard worden, ze leven door lijden teweeg te brengen, en meestal sterven ze ook n og op een pijnlijke manier.

In het messt gecompliceerde wezen, de mens, zien we bovendien een ander verschijnsel, genaamd verstand; daardoor kan hij zijnj eigen lijden voorzien, zodat daar voortaan acuut lijden aan vooraf gaat, en is hij zich bewust van zijn naderende dood, terwijl hij heftig verlangt te overleven. Ook is de mens door zijn verstand in staat honderd ingenieuze manieren te verzinnen om zijn medemensen en de overige, niet met verstand begiftigde levensvormen, veel meer lijden toe te brengen dan anders mogelijk was geweest. Dit vermogen heeft de mensheid colledig uitgebuit. De geschiedenis van de mens is een aaneenschakeling van misdaad, oorlog, ziekte en terreur, vermengd met net genoeg geluk om ze zolang dat duurt een intense angst te bezorgen dat het voorbij zal gaan, en als dat gebeurt, ze op te zadelen met schrijnende herinneringen.

Af en toe weten ze hun omstandigheden enigszins te verbeteren, en dat noemen we dan een beschaving. Maar alle beschavingen gaan voorbij, en ondertussen brengen ze hun eigen specifieke vorm van lijden voort, dat waarschijnlijk de verbeteringen op het gebied van de gebruikelijke vormen van menselijke lijden, ruimschoots teniet doet. Niemand kan ontkennen dat onze eigen beschaving dat heeft gedaan; en het is heel waarschijnlijk dat ook deze beschaving voorbij zal gaan, net als de vorige. En zo niet, is dat dan beter?

De mensheid is ten ondergang gedoemd. Iedere vortm van leven, waar dan ook in het heelal, zal ten onder gaan; want ze zeggen dat het heelal eindig is en tenslotte uit zal lopen op een eenvormige oneindigheid van homogene koude materie. Alle verhalen lopen uiteindelijk op niets uit; alle leven zal uiteindelijk van voorbijgaande aard blijken te zijn, een zinloze grimas op het wezenloze aangezicht van de oneindige materie. Als u mij vraagt te geloven dat dit allemaal het werk is van een welwillende, almachtige geest, dan antwoord ik dat alles op het tegendeel wijst. Of er is geen geest achter het heelal, of hij staat onverschillig tegenover goed en kwaad, of het is een kwade geest.’

Er was één vraag die nooit in me opkwam. Het viel me nooit op dat de kracht en de veelzijdigheid van deze pessimistische argumenten onmiddellijk een ander probleem opwerpen. Als het heelal zo slecht is, of zelfs maar half zo slecht, hoe zijn de mensen dan in vredesnaam op het idee gekomen dat het door een wijze, goede Schepper is gemaakt? Mensen zijn misschien wel dom, maar toch niet zó dom. Het is toch niet te geloven dat ze uit zwarte gegevens witte conclusies trokken, van een giftige bloem naar een gezonde wortel redeneerden, of van een zinloos werkstuk naar een oneindig verstandige vakman? De aanblik van het heelal zoals wij dat ervaren kan nooit tot geloof in een goede God geleid hebben: het geloof moet uit een andere bron zijn voortgekomen, en vastgehouden ondanks de ervaring.

Het zou een vergissing zijn om te antwoorden dat onze voorouders onwetend waren en daarom prettige illusies over de natuur koesterden, en dat die sindsdien door de wetenschap zijn verdreven. De leegte en de nachtmerrie-achtige afmetingen van het heelal waren al eeuwenlang bekend, en toch geloofde iedereen in een goede God.

WOORD VOORAF

Toen Ashley Sampson mij voorstelde dit boek te schrijven, vroeg ik of ik dat dan anoniem mocht doen; want als ik echt moest zeggen wat mijn gedachten over het lijden zijn, moest ik zulke moedige uitspraken doen dat het belachelijk zou klinken als bekend werd van wie ze afkomstig waren. Anonimiteit bleek onmogelijk, omdat het boek deel zou uitmaken van een serie. Maar de heer Sampson zei dat ik wel een voorwoord kon schrijven om uit te leggen dat ik mijn eigen principes niet waarmaak! Vandaar deze merkwaardige alinea’s Laat mij dus maar onmiddellijk bekennen (met de woorden van Water Hilton) dat ik in dit hele boek ‘zo’n afstand voel in mijn ervaring van datgene waarover ik spreek, dat ik niets kan doen dan om clementie vragen en er zoveel ik kan naar streven.’

Maar juist daarom is er één tegenwerping die mij niet kan raken. Niemand kan zeggen ‘He jsts at scars that never feit a wound’, want ik ben nooit één ogenblik in een stemming geweest waarbij zelfs de gedachte aan ernstig lijden niet onverdraaglijk was. Als er iemand geen gevaar loopt deze tegenstander te onderschatten, ben ik het wel. Bovendien is dit boekje alleen maar bedoeld om het probeel van het lijden in theorie op te lossen, als intellectueel vraagstuk.

Anderen moed en geduld leren is een veel hogere taak; daar ben ik totaal niet geschikt voor. En ik heb mijn lezers wat dat betreft dan ook niets anders te bieden dan de overtuiging dat een beetje moed veel meer help dan vele kennis, en een beetje menselijk meeleven meer dan veel moed, en de kleinste dosis van Gods liefde meer dan wat dan ook.

Als een echte theoloog deze bladzijden leest, zal hij meteen zien dat ik een leek en een amateur ben. De laatste twee hoofdstrukken zijn ten dele speculatief, maar verder meen ik dat ik het christleijk geloof van alle eeuwen weergeef. Als sommige stukken ‘origineel zijn’ in de betekenis van zelfbedacht of onorthodox, dan was dat tegen mijn bedoeling en het gevolg van mijn onwetendheid. Ik schrijf als lid van de Anglicaanse Kerk, maar ik heb ernaar gestreefd niets te zeggen dat niet door alle belijdende christenen wordt geloofd.

Omdat dit geen wetenschappelijk werk is, heb ik weinig moeite gedaan om gedachten en citaten op te zoeken als ze niet gemakkelijk te vinden waren. Elke theoloog zal al snel doorzien wat en hoe weinig ik gelezen heb.

C.S. Lewis, Magdalen college, Oxford 1940

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf bij de Nederlandse vertaling

  1. Inleiding
  2. Gods almacht
  3. Gods goedheid
  4. De verdorvenheid van de mens
  5. De zondeval
  6. Menselijk lijden – I
  7. Menselijk lijden – II
  8. De hel
  9. Het lijden van de dieren
  10. De hemel

Aanhangsel

BESTEL HET PROBLEEM VAN HET LIJDEN

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN C.S. LEWIS