De wonderbare spijziging – verhaal uit de jeugdbijbel van Nita Abbestee

LEES OVER JEUGDBIJBEL

BESTEL JEUGDBIJBEL VAN € 24,50 VOOR € 19,50

In de Jeugdbijbel van Nita Abbestee van het Jeugdwerk van het Gouden Rozenkruis wordt op bijzondere en directe wijze het Nieuwe Testament opnieuw verteld. Als voorproefje wordt hieronder hoofdstuk 30 met de titel De wonderbare spijziging beschikbaar gesteld.

HOOFDSTUK 30 – DE WONDERBARE SPIJZIGING

Uit de vele discipelen die Jezus voortdurend volgden, had de wijze Meester twaalf mannen gekozen die op een bijzondere manier met Hem mochten samenwerken. Deze mannen noemde Hij apostelen. Hij leerde hun vele dingen, waarmee zij de mensen konden helpen. En regelmatig zond Jezus hen uit om verschillende opdrachten te vervullen. Wanneer die verricht waren, kwamen de twaalf mannen tot hun geliefde Meester terug en vertelden Hem hun belevenissen. Wij lezen dan in de Heilige Taal, hoe deze apostelen na een lange en inspannende opdracht vervuld te hebben zich op zekere keer weer bij Jezus verzamelden om Hem van hun ervaringen op de hoogte te brengen.

Vele mensen waren hen op enige afstand gevolgd. Want zij verlangden te weten, waar de Bron was van al die schone dingen, die de apostelen hun hadden verteld. Maar toen Jezus zag hoe vermoeid de twaalf mannen waren, zei Hij tot hen: ‘Kom mee naar een eenzame, stille plaats en rust wat uit van al jullie vermoeienissen.’ Want Hij zag wel, dat men de mannen niet met rust liet. Zij kregen zelfs geen tijd om wat te eten.

Zo betraden dan de apostelen samen met Jezus een schip, dat daar voor anker lag. En zij voeren weg naar een stille plek. Op de oever stonden echter veel mensen die scherp opletten, waarheen het schip ging. Daarna waarschuwden zij al hun vrienden en bekenden in de steden en dorpen rondom en gezamenlijk trokken zij te voet naar de-zelfde eenzame plek. En bij hun aankomst vonden zij Jezus en Zijn apostelen  daar.

De mensen hadden hun zieken, blinden en verlamden meegebracht en Jezus werd innerlijk zeer bewogen, omdat Hij zag hoe zij vol vertrouwen geloofden in Zijn hulp. Het was Hem, als waren zij een grote kudde schapen zonder herder, die smeekten om hulp en bescherming. Daarom ging Hij na Zijn aankomst allereerst onder hen rond om al hun zieken en lijdenden te genezen. En Hij leerde hun vele, vele dingen met betrekking tot het nieuwe Leven en de Weg daarheen.

Zo ging de dag snel voorbij. Het liep reeds tegen de avond en de zon begon al een beetje onder te gaan. Enkele discipelen kwamen naar Jezus toe en zeiden: ‘Heer, deze plaats waar wij te samen zijn, is eenzaam en verlaten, ver van alle dorpen en gehuchten. Het wordt reeds donker en deze mensen hier hebben nog niets te eten gehad. Zend hen weg, opdat zij voor zichzelf voedsel kunnen gaan kopen. Maar Jezus zag hen aan en antwoordde: ‘Geef hen te eten!’

Dit antwoord overviel de discipelen. Enigszins aarzelend zeiden ze. Maar dan moeten wij wel voor tweehonderd schellingen brood kopen voor zoveel mensen!’ En ze dachten: ‘Hoe komen wij aan al dat geld?’
Maar Jezus was onverstoorbaar en Hij sprak opnieuw: ‘Ga eerst zien, hoeveel broden jullie hebben.’
De discipelen gingen dadelijk heen om dat te onderzoeken. Even later kwamen zij terug en zeiden: ‘Heer, wij hebben vijf broden en twee vissen!’

‘Laat hen dan in groepen van honderd en in groepen van vijftig op het gras gaan zitten’, zei Jezus. Toen nu allen zaten, nam Hij de vijf broden en de twee vissen, wendde Zijn hart en Zijn innerlijke blik naar Zijn Vader in het Koninkrijk der Hemelen en sprak de zegen uit. Toen brak Hij de broden. En Hij gaf het gebroken brood aan de discipelen, zodat zij het aan alle mensen konden uitdelen en ieder kreeg wat hij nodig had. Daarna deelde Hij zelf de twee vissen onder hen uit. Ook de discipelen kregen daarvan hun deel.

En zonder uitzondering aten allen van de broden en de vissen en waren na de maaltijd geheel verzadigd. Toen zei Jezus tot de discipelen, dat zij de overgebleven brokken in manden zouden verzamelen. Nadat ze dit gedaan hadden, bleven er twaalf manden vol broden en vissen over.

En zij, die daarvan gegeten hadden, waren vijfduizend man, de vrouwen en kinderen niet meegerekend. Voorwaar, een wonderbare spijziging!

Misschien vraag je je af: was Jezus dan een tovenaar? Of bestonden er vroeger werkelijk broden-die-nooit-opraakten? Neen vrienden, Jezus was geen tovenaar. Hij kende echter de wondere macht van de krachten die uitgaan van het Koninkrijk van de Vader. In die krachten zijn hulpmiddelen verborgen, en dát zijn de-broden-die-nooit-opraken. God wil die aan Zijn kinderen schenken!

Naarmate het Pad van Verlossing meer en meer voor ons opengaat zullen we alles kunnen begrijpen van die wonderbare spijziging. Want onze goddelijke Vader heeft geen geheimen voor ons, maar wij moeten eerst geschikt worden om die dingen die nu nog ‘geheimen’ voor ons zijn te kunnen verstaan. Ook in de School van het Gouden Rozenkruis worden die vijf-broden-die-nooit-opraken uitgedeeld aan hen, die ernaar verlangen. En het is goed dat je, wanneer je nog jong bent, daar alvast iets van weet. Luister maar!

Je moet dan weten, dat alle mensen in de wereld op een bepaalde manier in het leven staan.

Sommigen voelen zich zeer gewichtig….
Sommigen voelen zich juist heel nederig….
Anderen zijn brutaal en overal haantje-de-voorste….
Weer anderen zijn juist heel bescheiden en trekken zich overal terug….
Er zijn harde zwoegers, die al hun krachten inspannen om hun doel te bereiken…
En weer anderen, die traag en langzaam zijn en maar liever afwachten, of een ander soms zal doen….
En er zijn mensen, die altijd om een ander denken….
En er zijn mensen, die altijd alleen maar aan zichzelf denken….

Zo kun je wel eindeloos doorgaan, maar wat wij eruit leren is, dat ieder mens een bepaalde houding tegenover het leven en zijn medemensen heeft aangenomen. Dat noem je dan ook de levens-houding van een mens. En zoals je al begrepen hebt, zijn er in de dialectiek ontelbare levenshoudingen mogelijk.

Maar…. er is geen enkele bij, waarmee je het nieuwe Leven kunt ingaan. Ze behoren bij de dialectiek. Om het Koninkrijk der Hemelen binnen te gaan, is een nieuwe levenshouding nodig! Begrijp je wel: een levenshouding, die niet past bij de dialectiek, maar wijst op het oorspronkelijke Leven, zoals dat in de Bergrede beschreven staat. En om ons die nieuwe levenshouding te leren, schenkt de Universele Broederschap ons vijf krachten. Vijf krachten uit Haar heilige, onuitputtelijke Bron, vijf machtige hulpmiddelen, vijf broden-die-nooit-opraken. Die krachten zijn:

ten eerste: de kracht van het inzicht,
ten tweede: de kracht van het heilbegeren,
ten derde: de kracht van de zelf-overgave,
ten vierde: de kracht van de nieuwe levenshouding,
ten vijfde: de kracht tot de Ingang in het nieuwe Leven.

De kracht van het inzicht doet ons inzien en begrijpen, hoe wij zelf en de wereld zijn en waarom we zo niet tot het Koninkrijk van God kunnen worden toegelaten.

De kracht van het heilbegeren dringt door tot onze Harte-Roos. Zij doet ons verlangen naar de heilige geneesmiddel, dat onze microkosmos reinigen wil, wanneer het Inzicht ons heeft geleerd, dat wij eigenlijk niet in deze wereld thuishoren. Een groot, onmetelijk verlangen stijgt in ons op weer tot het Vrederijk te mogen behoren.

Nu daalt de kracht van de zelf-overgave in ons neer en leert ons, dat wij, als wij dat nieuwe Leven willen binnengaan, ons gehele dialectische zelf opzij moeten zetten en ons volledig in dienst moeten stellen van de Broederschap en van de wachtende Hemelse Mens. Zoals Johannes de Doper. Zoals de man, die de verborgen schat vond. Zoals de koopman, die de wondere parel naar huis droeg. Wanneer nu deze machtige hulpmiddelen in ons doorwerken, gaat er in ons gehele wezen iets gebeuren.

Al het oude, waaraan wij voor het nieuwe Leven niets hebben, gaat uit ons verdwijnen. Er komen nieuwe, heerlijke dingen voor in de plaats. En zo groeit in ons de nieuwe Levenshouding. We gaan anders willen en denken, anders gevoelen en verlangen, anders handelen dan onze broeders en zusters in de dialectiek. Dat doen we dan niet expres, niet met opzet, omdat we zo graag anders willen zijn dan alle anderen. Dat gaat dan vanzelf zonder dat wij er bij denken, zoals we nu nog onze gewone levenshouding leven zonder dat wij er bij denken. En daardoor voert ons dan tenslotte de vijfde kracht het nieuwe Leven binnen.

‘En die twee vissen dan, waarover gesproken wordt bij de wonderbare spijziging?’ vraag je nu misschien nog, omdat je er graag alles van wilt weten. Ja, die twee vissen, dat is het teken Pisces of Vissen uit de dierenriem. Daarover lees je later nog wel eens in een ander boek. Nu is het zo, dat alle mensen die naar het nieuwe Land willen, geen dierlijk voedsel gebruiken. Want een dierenleven komt uit de dialectische wereld voort en is daarmee dus helemaal één. Jezus de Heer zal daarom al die mensen heus niet zomaar vis te eten hebben gegeven.

Nee, die vissen zijn een symbool, een uitbeelding van iets dat er als een geheim in verborgen ligt, net zolang tot wij het kunnen begrijpen en verstaan. Je moet je dan voorstellen hoe die twee vissen langs elkaar heen gaan; de ene naar beneden gericht, de andere naar boven gericht. De nederwaarts gaande vis zegt ons, hoe de Liefdekracht Gods tot in de wereld der verdwaalde mensenkinderen doordringt en zich verbindt met allen, die naar haar hunkeren. De opwaarts gaande vis vertelt, hoe diezelfde Liefdekracht een geul, een baan vrijmaakt, dwars door het troebele water van deze wereld heen, om allen die met haar verbonden werden, met zich mee omhoog te voeren in de sprankelende wateren van de levende Godsstroom.

Zo was het in de tijd toen Jezus onder de mensen ging. Zo is het nu nog! Dat jullie dan allemaal, beste vrienden, eenmaal mogen deelnemen aan de wonderbare spijziging die nog niets van haar heiligende kracht verloren heeft!

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

  1. De kinderen Gods
  2. Zacharias en Elisabeth
  3. Maria
  4. De geboorte van Johannes
  5. De komst van Jezus onder de mensen
  6. Jezus bezoekt voor het eerst de tempel
  7. Het werk van Johannes
  8. Jezus in de woestijn
  9. Jezus roept zijn eerste discipelen
  10. De bruiloft te Kana
  11. Jezus spreekt in de synagoge
  12. Jezus geneest een zieke
  13. ‘Sta op, en ga naar huis!’
  14. De Bergrede (I) De zaligsprekingen
  15. De Bergrede (II) ‘Gij zijt het zout der aarde’
  16. De Bergrede (III) Het bidden
  17. De Bergrede (IV) ‘Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn!’
  18. De Bergrede (V) ‘Gaat in door de enge poort …’
  19. De Bergrede (slot)
  20. ‘Ik wil het! Word rein!
  21. Het Schip
  22. De tollenaar
  23. Het oogstveld
  24. Gelijkenissen (I) ‘Een zaaier ging uit om te zaaien …’
  25. Gelijkenissen (II) ‘Laat beide samen opgroeien tot de oogst’
  26. Gelijkenissen (III) ‘Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje’
  27. Gelijkenissen (IV) ‘De verborgen schat’
  28. Gelijkenissen (V) ‘De kostbare Parel’
  29. Gelijkenissen (slot) Het sleepnet
  30. De wonderbare spijziging
  31. Jezus gaat over de zee
  32. Jezus spreekt met een Samaritaanse vrouw
  33. Het dochtertje van Jaïrus
  34. Jezus zendt zijn twaalf discipelen uit
  35. Jezus spreekt voor de eerste keer over zijn terugkeer naar het Koninkrijk der Hemelen
  36. De verheerlijking op de berg
  37. ‘Ik zeg u, indien ge een geloof had, zo klein als een mosterdzaadje …
  38. Het verloren schaap
  39. De koning en de slaaf
  40. Jezus zegent alle kinderen
  41. De rijke jongeling
  42. Goed-en-kwaad
  43. De gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard
  44. Allerlei gesprekken op de weg naar Jeruzalem
  45. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan
  46. Martha en Maria
  47. Het resultaat van een hebzuchtig leven
  48. Allerlei lessen voor allerlei mensen
  49. Nog meer wijze lessen
  50. Het feestmaal
  51. De verloren zoon
  52. De twee mannen in de tempel
  53. Aan God de eer!
  54. Bar-Timéus, de blinde bedelaar
  55. Zacheüs,de kleine opper-tollenaar
  56. De gelijkenis van de talenten
  57. De intocht in Jeruzalem
  58. In de tempel te Jeruzalem
  59. De gelijkenis van de hebzuchtige landbouwers
  60. Een gesprek met spionnen
  61. De valstrik van de wetgeleerde
  62. De wijze en de dwaze maagden
  63. In Judas rijst een onbegrijpelijk plan
  64. Het avondmaal
  65. Het verraad in de Hof van Getsémané
  66. Petrus verlochent zijn Heer
  67. De bekroning van de Rozenkruisgang
  68. Overdenking van de bekroning van de Rozenkruisgang
  69. De opstanding
  70. Jezus komt tot zijn discipelen aan het meer van Tiberias
  71. De hemelvaart
  72. Het pinkstervuur
  73. De bedelaar aan de poort
  74. Ananias en Saffira
  75. Hoe de apostelen bevrijd werden
  76. Stéphanus
  77. Philippus en de opper-schatbewaarder
  78. Saulus
  79. Saulus in Damascus
  80. Jezus’ voorspellingen worden bewaarheid
  81. Hoe Petrus bevrijd werd
  82. De onbekende God
  83. Paulus keert terug in Jeruzalem
  84. Paulus naar de keizer in Rome
  85. Iets over de brieven van de apostelen
  86. Uit een brief aan de Romeinen
  87. Uit een brief aan de Korinthiërs
  88. Uit een andere brief aan de Korinthiërs
  89. Uit een brief van Paulus aan de Galaten
  90. Uit een brief van Paulus aan de Efeziërs
  91. Uit een brief van Paulus aan de Thessalonicenzen
  92. Uit een brief aan de Hebreeën
  93. De belangrijkste raadgeving in alle brieven van de apostelen
  94. Uit een brief van Johannes
  95. Uit het Openbaringenboek

Verklaring van de symbolische tekeningen

Bron: Jeugdbijbel van Nita Abbestee

LEES OVER JEUGDBIJBEL

BESTEL JEUGDBIJBEL VAN € 24,50 VOOR € 19,50

LEES OVER DE BOVENSTAANDE SPIRITUELE EN FILOSOFISCHE KINDERBOEKEN