Adolphe Garrigou: inspirerende leermeester van Antoine Gadal die hem liefde bijbracht voor de Sabartez en de katharen

BESTEL PLAATSEN WAAR DE GEEST WAAIT

Hieronder volgt een gedeelte uit de tekst over Adolphe Garrigou (1800-1897) uit het recent verschenen boek Plaatsen waar de geest waait – De Sabartez als spiegel van de mensheid van Peter Huijs en Mirjam Duivenvoorden. In de laatste tien jaar van zijn lange leven wakkert hij het vuur van aspiratie aan bij zijn jonge vriend Antoine Gadal (1877-1962), die later een essentiële rol vervulde in de overdracht van de gnosis van de katharen. 

Het oudste en meest interessantste deel van Tarascon ligt aan de oostzijde. Daar vinden we in 1890 de familie Gadal, wonend op nummer 10 aan het centrale plein dat nu Place Felix Garrigou heet, en dat, het moet gezegd, als plein enigszins bedroevend is aangepast aan de moderne tijd. Naast het huis van de familie was het woonhuis van de naamgever van het plein: Joseph Louis Félix Garrigou, die leefde van 1835-1920, een natuurkundige en archeoloog die bekend werd door zijn vele vondsten van prehistorische menselijke en dierlijke resten in de Pyreneese grotten van Zuid-Frankrijk – een interesse die Félix met zekerheid van zijn vader Adolphe had meegekregen. Félix was, onder veel meer, medeoprichter van de Association Pyrénéenne, en lid van diverse historische en wetenschappelijke verenigingen.

Maar voor de jonge Antoine was het niet Félix, die hem het meest fascineerde. Toen Antoine kind en jongeling was, woonde Félix elders, in Toulouse. Maar in het huis op nummer 12 woont Félix’ oude vader, die op dat moment al ver over de tachtig is. Adolphe Garrigou is een man, geboren in de tijd van Napoleon, de nadagen van de Franse Revolutie. In 1887 had monsieur Garrigou al bijna een eeuw achter zich, toen Gadal hem als jongetje van 10 jaar nader leerde kennen. 

Als buurjongetje met rappe benen werd hij er vaak op uitgestuurd voor kleine boodschappen en er ontstond al gauw een band tussen beiden. Het is allerminst vreemd te noemen dat de jongen diep onder de indruk kwam van deze indrukwekkende grijsaard met een lange witte baard, die in zijn jongere jaren een imposante verschijning moet zijn geweest. De oude man wekt in hem een levenslange passie voor de geschiedenis van de streek. Hoe weet hij de jongen te boeien met zijn verhaal over hoe Charlemagne de Moorse invasie van Gallië het hoofd biedt en bij die gelegenheid de meer dan duizend jaar oude kerk van Sarbart sticht, een feit dat Tarascon nog ieder jaar op 8 september door de plaatselijke bevolking, en die van de naburige dorpen wordt herdacht. […]

Gadal herinnert zich de grijsaard verder in een geïnspireerd artikel over ‘papa Garrigou’, zoals hij hem liefkozend noemde – of, met meer respect, ‘meester’ of ‘patriarch’, naar de gewoonte van de streekbewoners die hem in de negentiende eeuw die naam gaven – als volgt:

‘De oude papa Garrigou, patriarch van de Sabarthez, zit in zijn gemakkelijke stoel. De voeten voor een strovuur van maisbladeren, zijn hoofd rustend tegen de rugleuning, lijkt hij te slapen. Toch hoort hij in de gang de kleine lichte voetstappen van zijn jonge ‘secretaris’ en voorlezer, en als deze zijn studeervertrek binnenkomt, die tegelijk dienst doet als eet- en slaapkamer, zegt hij: ‘Kleine, pak gauw pen en papier en schrijf …’

Papa Garrigou is oud: 87 jaar. Hij is bijna blind, zijn ogen zijn opgebruikt. Al enige tijd gaat hij het huis niet meer uit. Met moeite een kleine wandeling in de tuin, als het mooi weer is, met behulp van Jeanne of van Louis, die hem trouw assisteren. In plaats van te wandelen droomt hij – zijn manier van werken. Hij rijgt zinnen aaneen, dichtregels die hij zijn jonge leerling dicteert. Hier een fractie van wat hij op die dag in het jaar 1887 componeerde:

In het diepst van mijn kluis en cel,
beperkt door al mijn gebreken,
droom ik van dit land
in heden en verleden!
En ja, die herinnering proef ik
het ondoorgrondelijk geheim
van een Zwitserse herder,
die, ver van zijn meren,
sterft van verdriet.

Ik ben al die herder.
Ik houd van de streek waarin ik werd geboren.
En eens, op een ander toneel
tot een nieuw optreden verkoren-
wanneer ik ziek ben en broos van jaren,
en nergens meer toe kan dienen,
nabij het einde van mijn reis
wil ik sterven …
daar, waar ik werd geboren.

Die paar regels zijn een samenvatting van zijn leven: geboren in Tarascon, in de Sabarthez, verliefd geworden op haar dalen en diepe grotten, bescheiden werkend om deze bekend en geliefd te maken, oude manuscripten en gewijde plaatsen doorspittend om het rijke verleden zichtbaar te houden, om tenslotte te sterven, bemind, gerespecteerd, daar waar hij werd geboren …’

Tegenwoordig eert de stad Tarascon Adolphe Garrigou en zijn zoon Félix niet alleen als belangrijke gangmakende animators van de geschiedvorsing van Zuid-Frankrijk. Zij erkent ook hun grote belang als pioniers die de historische uniciteit van de grotten in de Ariège wisten te ontsluiten. En hoeveel grotten zijn er niet! Hun namen klinken als magische aanroepen uit lang vervlogen tijden, in de klank van talen die raken aan iets wat we zijn vergeten Niaux, Bédheilhac, Sabart, Sacany, l’Ermite, les Églises, Lombrives, La Vache, Maz d’Azil, Ussat, Ornolac, Bouan, Fontanet, Malarnaud, de grotten van Ker de Massat.

Alle kenmerken die men zo in Gadal bewonderen kan, dezelfde worsteling ook die hij in de eerste helft van de twintigste eeuw doorleefde, vinden we terug in het hiervoor genoemde artikel over papa Garrigou. Hij vertelt daarin hoe hij als jongen voorlezer werd, diens maaltijden bezorgde, en de dan al stokoude Garrigou hielp bij alles wat deze man – die in de eerste dagen van de negentiende eeuw geboren werd, op 10 januari 1800 – niet meer alleen afkon, maar ook hoe hij als kleine jongen met hem meeging op zijn laatste wandelingen. Later werd hij een soort privésecretaris en las hem voor, omdat diens ogen te zwak waren geworden.

De familie Garrigou was rijk. Hun fortuin was gemaakt in de ijzer- en staalhandel. In de negentiende eeuw werd in de ijzerfabrieken van de Ariège gewerkt met methodes die nog dateerden uit de Middeleeuwen. Aanvankelijk trad Adolphe in dienst bij zijn oom in de productie en verkoop van staal. Maar naast het feit dat Garrigou ijzer en staal polijstte in de fabrieken van zijn familie, sleep hij zijn pen graag in polemische artikelen waarin hij zijn republikeinse opvattingen niet onder stoelen of banken stak en het bedrog van de Bourbons aan de kaak stelde.

Na de revolutie van 1948, die resulteerde in de omverwerping van de monarchie en het begin van de Tweede Republiek, werd hij met grote meerderheid gekozen tot burgermeester van Tarascon, en later prefect van het departement Ariège. Het was de tijd van de opkomst van de industrie, en ook Tarascon wilde daarin mee. Men begon erover na te denken om belangrijke verbindingen, zoals de Trans-Pyreneese as die door het dal van de Ariège liep, voorbij het stadium van de postkoets, de diligence en andere koetsen te brengen.

Daarom kreeg Garrigou in 1853 opdracht van het gemeentebestuur een studie te schrijven om de spoorlijn, die in 1842 tot aan Toulouse reikte, in plaats van tot aan Foix door te trekken tot aan Tarascon, en dit met cijfers te onderbouwen. De spoorlijn werd een feit, en tien jaar later reikte deze nog verder, tot Ax-les-Thermes. Terzijde: Gadals eerste baantje, stationsbeambte, had hij dan ook aan de voorspraak van Garrigou te danken en in het archief Gadal treffen we lange lijsten met alle Franse treinverbindingen en stations aan, die de jongeman in zijn fraai verzorgde handschrift had geschreven.

Als lid van de Academie van Wetenschappen bleef hij zich verdiepen in de prehistorie en regionale geschiedenis en schreef hij meerdere historische essays. In 1849 publiceerde hij ‘Sabart, Histoire de l’Eglise de Sabar’, een literatuuronderzoek avant la lettre naar de geschiedenis van de kerk van Tarascon, die in het jaar 779 was gesticht, na de zo belangrijke overwinning van het leger van Karel de Grote op de Saracenen. Bij dat onderzoek tilde hij veel tot dan toe onbekende documenten aan het daglicht.

In de jonge Antoine zag Garrigou een ontvankelijke geest voor de nieuwe ideeën over de geschiedenis, die hij in de bijna honderd jaren van zijn leven had opgedaan. Als amateurgeoloog had hij vanaf 1822 de ene na de andere aanwijzing gevonden voor de indrukwekkend lange aanwezigheid van de mens in het stroomgebied van de Ariège, dat zo geschikt was voor bewoning vanwege de vruchtbare gronden aan weerszijden van de rivier; veilig ook, door zijn smalle toegangswegen tussen de bergpassen en de natuurlijke beschutting die de bergen boden. Adolphe Garrigou was het, die vaststelde dat verscheidene grotten die al sinds het neolithicum als heiligdommen in gebruik waren, bij de parfaits van de Middeleeuwen plaatsen van contemplatie en inwijding werden.

Hij was met de eersten die de Lombrives tot een plaats van archeologische onderzoek maakten. In de diepe gangen van deze ontzag inboezemende ‘kathedraal van de Albigenzen’ ontdekte Garrigou naast talloze graffiti ook een schijfvormige stèle, waarin een vijfpuntige ster is gegraveerd. Hij was het die in een van de grotten boven Ornolac-Ussat-les-Bains het verdiept uitgehouwen pentagoon, een vijfhoek ontdekte, die voor de bonshommes symbool zou hebben gestaan voor de volmaakte mens. Ook ontdekte hij daar een bronzen plaquette waarin een opwiekende duif is weergegeven, identiek aan degene die men later in het kasteel Montségur zou vinden.

Bron: ‘Plaatsen waar de geest waait’ door Peter Huijs en Mirjam Duivenvoorden

BESTEL PLAATSEN WAAR DE GEEST WAAIT