Tien gedeelten uit de eerste tien hoofdstukken van ‘De Chinese Gnosis’ van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)

In hun boek De Chinese Gnosis belichten Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri (oprichters van de School van het Rozenkruis) 33 van de 81 strofen van de Daodejing die wordt toegeschreven aan Lao Zi. Hieronder volgen tien gedeelten uit de eerste tien hoofdstukken.

1.  Zijn en niet zijn

Het drukdoen van de dialectische bewogenheid, het voortdurend bezig zijn op dit vlak van bewustzijnswerkzaamheid, houdt de werkzaamheid van het oeratoom tegen. Alleen de stilte van het niet-doen, het zich afsluiten voor de dialectiek, baant een weg door de woestijn van het leven. De stilte is de voorloper van Tao’s spirituele essence, zoals Johannes vóór Jezus uit gaat. Door de stilte wordt het oeratoom gewekt uit zijn eonenlange slaap.

Met welk doel, zo vragen wij? Het antwoord luidt: ‘Het nieuwe, het oorspronkelijke leven’. Het pad leidt tot het niet-zijn, én tot het zijn, antwoordt Lao Zi. Het niet-zijn is de grond van de al-openbaring; het zijn is de moeder van alle dingen. Het niet-zijn beduidt niet: niet bestaan, of in het geheel niet zijn, doch het is de absolute, oorspronkelijke toestand, de oorspronkelijke, onsterfelijke heerlijkheid. Het gaat om een nieuw-zijn in die oorspronkelijke staat van het onbeweeglijk koninkrijk. Het zijn zoals wij dat kennen is het zijn van dood, leed en tranen. Dat zijn kan zich niet ontwikkelen uit Tao. Daarom is er een oorspronkelijk zijn, voortkomend uit dezelfde bron van het absolute, als het ware niet-zijn.

Deze boodschap richtte Lao Zi enkele duizenden jaren geleden tot de mensheid. Deze boodschap klinkt u zeer bekend in de oren, omdat ze ook nu verkondigd wordt. Uit Tao, uit de gnosis, ontwikkelt zich een bron, en uit die bron ontspringen het niet-zijn en het zijn. Een eeuwige, onweerstandelijke kracht, waarin het onbeweeglijk koninkrijk staat als een rots. En het stil geworden hart ondergaat de siddering van Tao’s spirituele essence. Aldus vormt het hart het mysterie van de poort des levens.

Uit: De Chinese Gnosis
Hoofdstuk: Zijn en niet zijn

2. Woe wei

Vele mensen bestrijden de schijn in het leven. Zij houden onveranderlijk het lelijke, het onzegbaar lelijke over. Als u dan, als oprecht zoekend mens, in die hoek zit waarin reeds de oude Chinese Bijbel u heeft gedreven, als u, door alle schijn en uiterlijk vertoon heen de grauwe ellende en uitzichtloosheid van deze natuurorde herkent en doorleeft, dan is er voor u tenslotte maar één oplossing: u losmaken van deze dualistische natuurstaat, u volstrekt afwenden van deze wereld van de schijn en het pad gaan van de transfiguristische revolte.

Deze revolte moet natuurlijk een begin hebben, een aanvangsmethode. Deze willen wij nu omschrijven aan de hand van Lao Zi’s tekst. Lao Zi noemt die methode de methode van het niet-doen, van woe wei. De leerling die het werk in het eigen wezen volbrengt, ten dienste van anderen, zal zich aan dat werk niet hechten, zich daaraan niet met zijn ik vastklauwen. Onder geen enkel beding zal het ik zich doorzetten. Wie zich in de arbeid op de voorgrond schuift, wie de arbeid verrichten wil met zijn ik, begaat de ernstigste ikcentraliteit die men zich maar denken kan. ‘Daarom maakt de wijze zijn zaak van het niet-doen; hij begaat de leer zonder woorden’.

En juist dat is het geheim, het heilsgeheim: Juist omdat hij er zich niet aan hecht, gaat het niet van hem weg. Wanneer iemand, als een stille schouwer, in zelfovergave het pad gaat, komt hij tot de ontdekking dat, hoewel hij zich in het innerlijke wezen iedere seconde distantieert, het nieuwe leven hem als het ware overstraalt. Het is niet van hem, het nieuwe leven is van de Ander, maar het eigen dialectische zelf smelt daarin geheel en al weg. Dat is nu de leer van het niet-doen. Dat is de weg, het pad. Dat is Tao.

Uit: De Chinese Gnosis
Hoofdstuk: Woe wei

3. Maak geen ophef van eerwaardigheid

Roem en eer vormen een echt dialectische spoorslag tot handeling; daar begint het mee. Het is soms zeer gemakkelijk op de eerzucht van een mens te speculeren. En hoever onze zogenaamde beschaving al in de afgrond vergleden is, kan blijken uit het schenken van titels en ridderorden, uit het belonen van resultaten, bereikt door eerzucht. En wat voor twisten ontstaan er niet door de botsing der eerzuchtigen, die elkaar dezelfde zaken betwisten. Economische methoden zijn daarop afgestemd, oorlogen ontstaan erdoor.

Uiterst dankbaar mogen wij zijn dat de methode van het niet-doen, als wij haar toepassen, nog niets van haar kracht verloren heeft, want deze methode kunnen wij toepassen in de geestesschool van het Gouden Rozenkruis. Als de werkers zich naar de inhoud van deze aanwijzingen gedragen, voeren wij de leerlingen met de minst mogelijke stoornissen mede tot het doel. Met nadruk moet gezegd worden dat dit overoude evangelie, dit compendium van de universele leer, nog steeds een praktische handleiding bij het heilige werk is. En daarom wijzen wij u ook nu met nadruk op de laatste verzen van het derde hoofdstuk: ‘Hij maakt voortdurend dat het volk niet weet en geen begeerten heeft. Als dit niet geheel gelukt, maakt hij dat zij die wél weten, niet durven te ageren. Hij doet woe wei en dan is er niets waarin hij niet goed regeert.’ 

Praktisch komt deze aanwijzing er op neer dat de waarachtige leerlingen van de geestesschool bijeen worden gehouden en gevoed door een juist functionerend krachtveld. Wat hun leerlingenstaat betreft en de gevolgen daarvan, worden zij door het krachtveld beschermd. En de beschermers van het krachtveld laten nu – gezien dit alles – niet toe dat er vreemde, het ware werk doorkruisende, invloeden het krachtveld binnenkomen.

Uit: De Chinese Gnosis
Hoofdstuk: Maak geen ophef van eerwaardigheid

4. Tao is ledig

Voor ieder gewoon begrip, voor ieder gewoon zintuiglijk vermogen, voor het gevoel, de reuk, de smaak en het gehoor, is Tao ledig en niet waarneembaar. Men kan Tao niet omvatten met het denken en alles wat men terzake bedenkt, al is het slechts één fragmentje, is onjuist. Men kan Tao met het magnetische vermogen van de wil niet aantrekken en dirigeren; voor de gehele dialectische wezenswerkelijkheid is Tao volstrekt ledig.

Daarom is de methode van het niet-doen niet slechts een wijze van handelen die u wordt aangeraden, doch een volstrekte basis bij al het waarlijke heilswerk. Met het ik kan niets essentieel bevrijdends worden aangevat; ieder intellectueel of mystiek vermogen is daarbij waardeloos. Tao is voor de mens ledig. De oorzaak van het ledig zijn van Tao voor het dialectische vermogen, voor het ik en voor de huidige staat van de microkosmos, is natuurlijk gelegen in het feit dat het vibratieveld van Tao – dat is het serene astrale veld van de Broederschap – in verfijning, snelheid en vermogen ver uitstijgt boven het gewone levensveld. Tao deelt zich mee aan een ander magnetisch astraal veld dan het gewone.

De gnosis kan haar invloeden doen gelden en inetsen in het magnetische veld van de microkosmos, met alle gevolgen van dien. Doch deze gang van zaken wordt uit zelfovergave geboren, via het proces van de roos. Dan ondergaat de kandidaat de zaligheid van een nieuwe astraal-magnetische binding. Slechts in deze zuiverheid komt Tao tot u en wordt ook de kracht van het magnetische levende lichaam van de geestesschool uw deel.

Uit: De Chinese Gnosis
Hoofdstuk: Tao is ledig

5. De alopenbaring is niet menslievend

De uitspraak: De alopenbaring is niet menslievend is voor u wellicht een ontstellend woord. Als dit woord waarheid behelst, stort wellicht een gehele wereld- en levensbeschouwing voor u in een afgrond. En inderdaad, dit ligt in de bedoeling van de aloude universele openbaring die wij de Daodejing noemen. Als u begrijpt wat Lao Zi u hier wenst over te dragen, valt er heel wat in brokken. Dan wordt het wereldbeeld, dat de mensheid als een diorama om zich heen opgesteld zag, totaal verscheurd. Een wereldbeeld dat sinds mensenheugenis van generatie op generatie werd overgedragen.

Wie liefde cultiveert, cultiveert haat; dat is een wet. De haat is in de natuur des doods een levensbescherming, even wezenlijk en even ikcentraal als de liefde. De schalen van liefde en haat zijn voortdurend in beweging en nimmer tot stilstand te brengen. Het ene moment bent u de beminnelijkheid zelf, het volgende moment slaat de schaal naar de andere zijde door. Evenmin als u zich een haatzaaiende gnosis kunt voorstellen, evenmin mag u zich, naar hetzelfde recept, een liefderijke gnosis indenken. De gnosis heeft u niet lief volgens de opvatting van uw dialectische visie. De alopenbaring is niet menslievend.

In de goddelijke openbaring heerst een alritme, een ritme dat in het kleinste atoom aanwezig is. Deze toestand-van-zijn kent geen tegendelen, geen slagschaduwen, en brengt onveranderlijk zichzelf voort. Daar wordt geen goed ingezet tegen kwaad, geen schoonheid tegen het lelijke, geen liefde tegen haat, geen waan tegen werkelijkheid. De gnosis heeft geen liefdeseigenschap; de liefde gaat niet van haar uit; zij is liefde!

Uit: De Chinese Gnosis
Hoofdstuk: De alopenbaring is niet menslievend

6. De geest van de vallei sterft niet

De geest van de vallei is het symbool van het hartheiligdom, het middelpunt van de microkosmos. Zij is de mystieke moeder, de rozenknop, het oeratoom. De geest van de vallei sterft nimmer. Allen die een rozenknop, een oeratoom bezitten, dragen het onsterfelijke mét zich. Dit oeratoom, deze rozenknop, deze zetel des waren levens, bevat denkvermogen, leven, energie en wil, en het straalt vurige, opaliserende, prismatische kleuren uit. Dit is bij insiders algemeen bekend en het is duidelijk dat men aan de straling van de roos, aan de diepte van de opalengloed en aan het lichtende vermogen kan bemerken of de knop van de roos inderdaad geopend is. Is dat het geval, dan kan God, de geest van de vallei, tot de mens spreken. Dan kan God in de vallei tot de mens spreken.

Het spreken van God in de vallei doelt tegelijkertijd op een verbondenheid met het gnostieke magnetische veld, op een verbondenheid met het nieuwe levensveld; en de prismatische, vurige, opaliserende stralingen, die de gehele microkosmos in een laaien gloed kunnen zetten, vertolken het wezen en de kracht van de gnosis in de mens. Het is het spreken van God tot en in de dialectische mens. En uit dit spreken, uit deze stralingen, is de gehele transfiguristische omwending te verklaren. 

Uit de arbeid van de zetel des waren levens komt alle genezing voort en het is dus duidelijk waarom in de Daodejing gesproken wordt van de mystieke moeder. Zoals de moeder het kind baart, zo zal uit de zetel des levens de nieuwe mens opwaken. Aldus is de deur van de mystieke moeder de oorsprong van de werkelijkheid. Het nieuwe denken, het nieuwe leven, de nieuwe levensenergie en de nieuwe wil moeten dus in het hart geboren worden.

Uit: De Chinese Gnosis
Hoofdstuk: De geest van de vallei sterft niet

7. De macrokosmos duurt eeuwig

De macrokosmos, de alopenbaring, duurt eeuwig. Ieder verschijnsel daarin zal wellicht aan verandering en wijziging onderhevig zijn, doch deze verandering of wijziging zal nimmer terugkeren tot een aanvankelijk beginpunt. Er is daarin geen sprake van een van voren af aan beginnen, zoals wij dat ontdekken in de wereld van de dialectiek. De alopenbaring progresseert, evolueert. Iedere wijziging is daarin een voortgang, een verbetering, een stijgen op een trap die voert tot een al hoger, al wijder. Alleen in de eeuwigheid is evolutie.

Er is hierin kennelijk sprake van een onbekende wet, een absoluut goddelijke wet, een ons onbekende natuurwet, die geen wielwentelingen kent, doch spiralengang. Een natuurwet stelt een orde, een samenhang van aanzichten en werkingen. Als men die orde bestudeert, de samenhang der verschillende processen kent en daaraan voldoet, dan gaat die orde leven, dan wordt zij werkzaam. Als men zulk een orde binnengaat, door aan de wet der orde te voldoen, gaat men deel uitmaken van die andere wet en verlaat men het systeem van de oude wet. 

Ieder rijk bezit zijn eigen verschijnselen en voertuigen. De voertuiglijkheid van het tijd-ruimtelijke is een andere dan die van het eeuwige. Met andere woorden: tot het nieuwe rijk gaan behoren kan men onmiddellijk, doch daarop volgt een noodzakelijke transfiguratie, een wederbaring, hetgeen u duidelijk zal zijn. Transfiguratie is alleen mogelijk als men tot een nieuw natuurrijk behoort. Niet eerst transfiguratie en daarna deelhebben aan de eeuwigheid, doch eerst verbonden met het nieuwe rijk en daarna de grote verandering.

Uit: De Chinese Gnosis
Hoofdstuk: De macrokosmos duurt eeuwig

8. Het hart van de wijze is diep als een afgrond

‘Het hart van de wijze is diep als een afgrond.’ Dit wil zeggen dat er in de wijze een steeds rijper wordend volkomen begrip is voor ieders zondestaat, voor ieders mateloze ellende, groot in mededogen, onpeilbaar in liefde. Het wil niet zeggen dat de dienaar van de Broederschap een biechtvader is, wiens hart als een grote vergaarbak is voor alles wat een sterveling maar kwijt wil. Dat hij rustig gaat zitten om uw levensgeschiedenis van stervende ziel aan te horen. Want elke levensgeschiedenis is volkomen gelijk aan elke andere. De details mogen verschillen, het begin en het einde van uw levensroman is volkomen gelijk aan dat van de andere zielen.

Nee, het grondeloze hart van de wijze bedoelt dat, aangekomen in de vallei des harten om de geest in de vallei te ontmoeten, de gehele robotstaat van een mensenkind afvalt. Daarom beoordeelt de wijze een sterveling niet naar zijn straf- of zondenregister, doch naar zijn werkelijke dorst. 

Wie dorst naar de wateren, ontvangt het water des levens om niet. Dat is een magnetische wet. Wie aldus rein wordt, bezit als signatuur een grondeloos diep hart. Daarom is zijn liefde volkomen. Het is een liefde die uit het nieuwe stralingsveld stamt en daarin wortelt. Het is een liefde die geen haat en wraak oplevert. Het is een liefde die reeds ondenkbaar lange tijden met de gevallen mens voortgaat, door dik en dun, hem niet verlatend, om te redden wat verloren is. Wilt u nu niet en over duizend jaar wel, dan zult u ná die duizend lange jaren vol weedom diezelfde liefde ook dan op u zien wachten.

Uit: De Chinese Gnosis
Hoofdstuk: Het hart van de wijze is diep als een afgrond

9. Men moet van de gevulde vaas afblijven

Het kind Gods bezit een gevulde vaas, de zevenbladige roos, de zevenbladige leliekelk, de graalbeker des harten. Het kind Gods is dáárom kind van God, omdat het die heilige beker bezit. Het stelt het gehele Koninkrijk van God in ons; in het oeratoom ligt een universum besloten. Daarin ligt het al. Te dien opzichte is het dialectische buitengewoon gevaarlijk. Uw ik is het kind Gods niet, uw dialectische bewustzijn heeft daar niets mee te maken. Uw ik is een robotbewustzijn, tot geen enkele bevrijding in staat. U gaat uit van een microkosmos, waarin het goddelijke wezen besloten ligt.

En nu spreekt de Daodejing tot u: ‘Wilt u nu alstublieft met uw vingers van die gevulde vaas afblijven!’ Die graalbeker is gevuld met het bloed van het lam, het zuivere, levende water. Niets van de onheilige natuur mag en kan daarbij. Wilt u zich daarvan volkomen distantiëren in absolute zelfovergave. Wilt u niet zeggen: ‘Ik’ – met de nadruk op ik – ‘ben het kind van God.’ 

U bent slechts zeer nabij het kind Gods. Het is, evenals u, in dezelfde microkosmos. De Andere is lang vóór u geworden. Hij is en zal ná u zijn. U zult moeten ondergaan en de Andere zal wassen. Wilt u de gevulde vaas van de  Heer niet aanraken? U, met uw mystieke of occulte waan, raak het heilige vat niet aan! In deze graalbeker is de wijn van de Heer vervat, en deze wijn, dit levende water, moet u aanraken, moet uw dorst lessen. Als een zwaard moet deze kracht in uw ziel afdalen.

Uit: De Chinese Gnosis
Hoofdstuk: Men moet van de gevulde vaas afblijven

10. De wijze zal in volmaakte rust zijn

De rust die Lao Zi bedoelt is een geheel innerlijke kwestie, een wezenssignatuur van de nieuwe mens, de rust die het volk Gods typeert. Het is een toestand die bij dag en bij nacht aanwezig is, een altijddurende toestand. Waarom is de mens onrustig? Omdat hij van de dialectische natuur is. Deze wordt beheerst door tegenstellingen, door strijd. Lichaamsrust neemt die onrust niet weg. Dáárom kan de mens niet rustig zijn. De ware rust komt pas als de nieuwe ziel hem gaat regeren. Dan gaat hij een levensstaat in die niet getypeerd wordt door strijd, doch door rust. Die rust komt niet slechts na het bereiken van volkomenheid. Die rust komt onmiddellijk na de eerste definitieve binding met het innerlijke koninkrijk, na de eerste zelfovergave.

Zoals de nieuwe wil onwankelbaar in de gnosis staat, zo staat de kandidaat in de atmosfeer van de volkomen rust als hij deel heeft gekregen aan de graal. Hij is geenszins volmaakt, maar hij ademt in de gnosis, terwijl het openen en sluiten van de deuren voortgaat. Het is duidelijk dat deze mens afscheid neemt van de natuur des doods en het nieuwe leven binnenreist. Hij is een werkelijke landverhuizer.

In dat proces worden, zoals vanzelf spreekt, de deuren van het verleden successievelijk gesloten en de deuren der vernieuwing geleidelijk geopend. Hoe? Moet men met grote inspanning dit of dat doen, of dit of dat nalaten? Nee, de wijze zal in volmaakte rust zijn, terwijl het openen en sluiten van de deuren voortgaat. Voortgaat, met de regelmaat van een klok. De rust van de vorderende leerling is het deelhebben aan het nieuwe levensveld.

Uit: De Chinese Gnosis
Hoofdstuk: De wijze zal in volmaakte rust zijn

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)