In zijn laatste muziekdrama ‘Parsifal’, verdiept de Duitse componist Richard Wagner (1813-1883) zich in bijna onpeilbare vraagstukken van religieuze mystiek. De stof voor ‘Parsifal’ is evenals andere opera’s van Wagner ontleend aan oeroude sagen. Reeds de Franse troubadours en later Wolfram von Eschenbach zongen ervan en gaven er vorm aan in grote epische gedichten. Een kerngedachte stipte Wager al aan in zijn opera ‘Lohengrin’, toen hij daar de graal aan de orde stelde. Toch behandelt ‘Parsifal’ geheel andere en veel diepzinniger vraagstukken dan Wagners jeugdwerk Lohengrin.
In de figuur van Kundry is ‘het eeuwig vrouwelijke’ belichaamd. Zij is tegelijkertijd een bijna duivelse verleidster en een boetvaardige zondares. In ‘Parsifal’ worden wij voorts gesteld tegenover de verlossing van een kwaad door hetzelfde wapen dat het veroorzaakte. En wij ervaren de onweerstaanbaarheid van de werkelijk naïeve mens – een ‘reine dwaas’, een nieuwe Siegfried – die, onkundig van menselijke wetten, zelf geheel alleen de weg van de loutering vinden moet om zijn heilige zending waardig te worden.
LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN RICHARD WAGNER OVER MUZIEK
Voor dit mystieke drama schreef Wagner de puurste en edelste muziek die hij ooit componeerde. Het is muziek van bijna bovenaardse zuiverheid en welluidendheid. ‘Parsifal’ weerklonk voor het eerst in 1882 in het Festspielhaus te Bayreuth. Daarvoor had Wagner het werk bestemd en hij bepaalde zelfs nadrukkelijk, dat het nimmer op een andere plaats zou mogen worden uitgevoerd. Maar de wereld verstoort tellens weer de dromen van kunstenaars en idealisten. Deze beschikking van Wagner over zijn laatste schepping verging het niet anders.
Bayreuth moest al spoedig in een zakelijke theateronderneming worden veranderd, waar het publiek entreegeld had te betalen als in elke schouwburg. En toen de termijn verstreken was gedurende welke de wet de auteursrechten pleegt te beschermen, stortten alle belangrijke theaters in de hele wereld zich op de ‘Parsifal’, zonder zich om de wensen van zijn componist te bekommeren.
Niet in alle landen is de geldigheidsduur van het auteursrecht dezelfde. Zo kwam het, dat New York al in 1904 een uitvoering van ‘Parsifal’ kon gaan voorbereiden, toen daar in de Europese landen nog geen sprake kon zijn. Een storm van verontwaardiging stak op. Het scheen, dat er allerwegen toch werkelijk nog theaterdirecties bereid waren met de laatste wens van een groot kunstenaar rekening te houden. Toen bood het Metropolian Opera House te New York aan, van de voorgenomen uitvoering van ‘Parsifal’ af te zien. Aan dat aanbod was maar één voorwaarde verbonden: dat het werk buiten Bayreuth mettertijd ook in geen enkel Europees theater ten tonele zou worden gebracht.
Spoedig bleek hoe ‘heilig’ de verontwaardiging van de Europese theaterdirecties was geweest: nu hun eigen plannen daardoor in gevaar kwamen, wezen zij het aanbod van de hand! In de meeste landen bleef het auteursrecht dertig jaar gelden. Zo komt het, dat ‘Parsifal’ na 1913 evenals Wagners andere werken overal in Europa op het repertoire kwam en bleef. Maar merkwaardigerwijze hebben in dit geval alle theaters de ongeschreven wet van Bayreuth overgenomen, die het applaus verbiedt. Men luistert overal naar ‘Parsifal’ als was het werkelijk een religieus werk, in een sfeer van stille wijding en zonder luidruchtige toewijdingen.
Eén man bleef van Bayreuth verre. Hij haatte ‘Parsifal’. Ja, hij haatte ook Wagner. En dat met dezelfde hartstochtelijkheid, waarmee hij hem gedurende de lange jaren vereerd en bewonderd had. Deze man heette Friedrich Nietzsche. Hij had eenmaal in Wagner de vernieuwer van alle kunst gezien. Hij had Wagners werk en Wagners denkbeelden in de hoogte gestoken. In Siegfried had hij de belichaming van zijn ‘Übermensch’ gezien. En hij was een van de meest geestdriftige profeten van Bayreuth geweest.
Toen kwam de ommekeer. In zijn geschrift ‘De kwestie Wagner’ begon hij hem met heftige verwijten te overladen. Wij hebben al gezien, dat zich in Wagner tijdens het schrijven van ‘Der Ring des Nibelungen’ inderdaad een wijziging had voltrokken. Die wijziging kwam neer op een zich afwenden van Nietzsches denkbeelden en een zich keren naar de filosofie van Shopenhauer. Nietzsche beschuldigt hem thans van: huichelarij, valsheid, zwakheid, ‘een knieval voor het kruis’…
En dan richt Nietzsche tot zijn gehele tijd het verwijt van innerlijk verval, van decadentie. ‘Ik ben evengoed als Wagner een kind van deze tijd; dat wil dus zeggen decadent. Het verschil is echter, dat ik het heb ingezien en dat ik er mij tegen heb verweerd’. Is het werkelijk zo? Wie zou er een oordeel over durven vellen?
Misschien vertoont al de gehele 19e eeuw het verschijnsel van decadentie, van verval. Maar als elk naar de ondergang neigend tijdperk heeft die eeuw een indrukwekkende kunst voortgebracht. Daartoe behoort de kunst van Beethoven en de kunst van Wagner, waarbij men telkens weer het getuigenis van Thomas Mann aan kan halen: ‘Het woord vermag slechts de zinnelijke schoonheid te prijzen, maar kan er geen uitdrukking aan geven.’ Pas veel, veel latere tijden zullen uitmaken, waarin de ‘decadentie’ bestond en wanneer ze een aanvang nam.
LEES OVER DE OPERA’S VAN RICHARD WAGNER
BESTEL DE OPERA’S VAN RICHARD WAGNER
In 1882, tegen het einde van de zomer, toen ‘Parsifal’ voor de laatste maal in dat seizoen van het Festspielhaus te Bayreuth werd herhaald, daalde Wagner bij het begin van de laatste scène in de orkestruimte af. Hij greep de dirigeerstok en leidde zelf het onzegbaar stemmingsvolle slot van zijn werk. Niemand van de toeschouwers vermoedde daar iets van. In Bayreuth is het orkest immers volledig aan de ogen van het publiek onttrokken. Had Wagner zelf er een vermoeden van, dat dit voor hem ook in een ander opzicht een einde betekende? Dat het een afscheid was van het Festspielhaus op de groene heuvel, een afscheid van zijn werk en van zijn leven?
Die winter trekt de ouder geworden Wagner naar het zuiden. Bij voorkeur houdt hij zich op in Venetië. Hoe lang is het al geleden , dat hij uit de armen van Mathilde Wesendonck daarheen vluchtte om er zijn ’Tristan’ te voltooien! Dit maal is Cosima bij hem. Zij zijn gelukkig, want zij vergeeft hem alles, het verleden en het heden. In het Palazzo Vendramin aan het Canal Grande brengen zij de winter van 1882-1883 door. En in dat oude paleis, onder de stralend blauwe hemel van Italië, sterft Richard Wagner op 13 februari 1883. Op dit ogenblik wordt een ontwikkelingsgang van driehonderd jaar muziekdramatische kunst afgesloten. In Italië was die ontwikkeling begonnen, naar Italië keerde ze nu terug.
In het lommerrijke park van zijn villa in Bayreuth, die in echt Wagneriaanse trant ‘Huize Wahnfried’ heet – ‘wo mein Wänen frieden fand’, waar mijn hoop vrede en bevrediging vond – bevindt zich een eenvoudig graf. Het draagt nog een kruis, noch een opschrift.
Bron: Wereldgeschiedenis der muziek van Kurt Pahlen