A-E-I-O-U in het katharenlied ‘Lo boier’ – video en een gedeelte uit ‘Plaatsen waar de geest waait’

BESTEL PLAATSEN WAAR DE GEEST WAAIT

Via de bovenstaande video is het lied ‘Lo boier’ te beluisteren. Het is ontstaan in de Middeleeuwen in Zuid Frankrijk en gaat over een herder die zijn geliefde niet meer vindt. Het verwijst naar verdriet over de uitroeiing van de beweging van de katharen, die ook wel wordt aangeduid als de kerk van de geest, als de kerk van de liefde en als Joana. Antoine Gadal, patriarch van de katharen, hield van deze diepzinnige klaagzang.  Jan van Rijckenborgh, stichter van het Gouden Rozenkruis, beschouwde het refrein met de vijf klinkers A-E-I-O-U als een oerklank die een volkomen nieuwe toekomst opent. Waar de vijf klanken van het universele leven samenvloeien tot één, kan de mens werken met de kwintessens, met het fijnste, edelste en krachtigste – de diepe vrede van Bethléem. De onderstaande tekst uit Plaatsen waar de geest waait (p. 209-211) gaat dieper in op A-E-I-O-U.

FRAGMENT 1 UIT ‘LA LEGENDE DE DIAMANT’ VAN EDMOND BAILLY, PARIJS 1909

O onovertroffen zanger van het Westen, o dapperste inwoner van het land der Kelten, o Niod, ken je het Ogham, het schrift der Kelten, ken je de drie oorspronkelijke klanken en hun twee metgezellen, ken je die, o bijna goddelijke Niod?’
‘Wat klets jij over de heilige schrift, zielige figuur uit de heide, en wat boeien mij jouw praatjes?’ verzucht de held kribbig, ‘Ik wil slechts aan mijn geliefde denken, die nu in haar diepste slaap verzonken ligt.’

‘Vast en zeker ken jij dat schrift, o grootse overwinnaar van de drempel. Hoor hoe de
wind van omhoog door de takken van de oorspronkelijke dennenboom ruist; hij fluistert
de oorspronkelijke klank, de A, gewijd aan het onbereikbare Woord dat jullie, sterfelijke mensen, Te-ut durven noemen; deze hoor je in de eerste van je pijpen. Van beneden
waait de wind door de esp, en jaagt hem schrik aan, hij doet de E weerklinken die gewijd
is aan de Verdelger, die bij jullie Ty-rhé wordt genoemd. Deze bromt in de tweede van je fluiten. De wind van het midden ruist en streelt de bladen van de taxusboom; hij vormt
de I, gewijd aan de eeuwige Onthuller, Og-mi, die Ogham heeft uitgevonden. Hij doet je derde pijp zingen, o Niod!’

‘Wil je wel zwijgen, jij met je grove baard?’ riposteert de zanger, terwijl zijn hand naar
de panfluit glijdt.Maar een ernstig gebaar van de dwerg weerhoudt hem. ‘Vanuit het Zuiden doet de wind de brem ruisen, zijn klank is de O, gewijd aan de levendmakende bezieler, Hersol, en hij doet de vierde van je pijpen trillen. En wij, ontroostbare dienaren van de
Natuur, weven ten slotte verborgen in de heide de talrijke fluisteringen van de U – de klinker van de onbestendigheid van Hé-la, het licht van de nacht en de bewerker van de dood; de klank die de laatste van je pijpen verontrust, en vervliegt.’

BESTEL PLAATSEN WAAR DE GEEST WAAIT

TEKST VAN PETER HUIJS EN MIRJAM DUIVENVOORDEN

De vele stenen, de dolmen van Sem, de ‘naald van Soulombrie’, steengroepen die verwijzen naar de aanwezigheid van het druïdisme in zijn omgeving, intrigeren Gadal. Zijn lijn naar kathaarse voorouders, die hij deelt met veel anderen uit die streek, geeft hem een natuurlijk besef van het eenvoudige en pure in het christendom dat zij, de katharen, beleden en uitdroegen. En de fijnzinnige intuïtie, altijd al begeleider van mensen met een gevoelig hart, maakt dat hij herkent wat anderen, misschien puttend uit een groter verband dan het materialistische alleen, uit de verborgen geschiedenis van onze mensheid weten te destilleren.

Ja, Gadal neemt waar wat zich in de vallei van de Ariège uitdrukt, hij is zich bewust dat het dal één van die plekken is waar, in de woorden van Michel Cire, de berceau de l’humanité, de wieg van de mensheid stond en dat hij zich middenin die plek bevindt. Hij behoedt de geestelijke rijkdom van die streek door deze opnieuw te ontsluiten. En hij heeft geleerd te wachten. Hij weet dat de omgeving waarin hij geboren is in een subtiele taal tot hem spreekt, en heeft de oren die kunnen horen. Als hij dat dan bevestigd ziet in het lyrische boek van Bailly, is het niet gek dat hij het ondergaat als een feest van herkenning:

FRAGMENT 2 UIT ‘LA LEGENDE DE DIAMANT’ VAN EDMOND BAILLY, PARIJS 1909

Er zijn drie primaire klanken en twee bijkomende klinkers.

  • A. De wind waait van omhoog door de takken van de primitieve dennenboom, en
    mompelt de oorspronkelijke vocaal die gewijd is aan het onbereikbare Woord (Te-
    ut).
  • E. Van beneden waait de wind door de esp [de ratelpopulier], en jaagt hem schrik
    aan, hij doet de E weerklinken, die gewijd is aan de Verdelger (Ty-rhé).
  • I. De wind van het midden ruist en streelt de bladen van de taxusboom; hij vormt
    de I, gewijd aan de eeuwige Onthuller, Og-mi, die Ogham heeft uitgevonden.
  • O. Uit het Zuiden doet de wind de brem ruisen, zijn klank is de O, gewijd aan de
    levendmakende bezieler, Her-sol.
  • U. Verborgen in de heide weerklinken de talrijke fluisteringen van de U – de klinker
    van de onbestendige Hé-la, het licht van de nachten en de bewerker van de dood.
    De magische harp was vervaardigd uit de haren van de blank-witte Oicedwis, koningin van het rijk van Onuava, godin van de Wateren, die gestorven was in de armen van Niod, de schoonste onder de zangers van het Westen, de dapperste uit het land van de Kelten…

A – voor Te-ut: heel lange haren, die in elkaar gedraaid een soepele snaar vormen die zo lang is dat zij wanneer ze wordt aangeraakt de eerste noot geeft van de landelijke fluit, de A die Ogham wijdt aan Te-ut;
E – een kortere, die overeenkomt met de Thy-rhé, de E;
I – nog korter, gewijd aan Og-mi, de I;
O – hetzelfde, voor Her-Sol, de O;
U – de laatste hoge toon van de herdersfluit van Niod voor Hé-La, de U

Niod beroert de langste snaar van het instrument, de A Te-ut; een immens blauwe helderheid weerkaatst zo intens dat geen blik ertegen bestand is;
Vervolgens laat hij de volgende snaar weerklinken, de E Ty-rhé: rode tranen glijden om hem heen, die de bodem bedekken met een bloedrood tapijt;
Snel laat hij nu de derde snaar klinken, de I Og-mi: en geen enkel geheim in de natuur blijft hem nog verborgen. Niod plaatst zijn vinger tegen zijn hoofd en denkt lang na
voor hij de volgende twee snaren laat weerklinken:
de ene die een grenzeloze passie kan doen oplaaien,
de andere die de gekte en de wanhoop voortbrengt.

Niod had vooralsnog slechts drie van de vijf snaren van zijn harp laten weerklinken, die van het Mysterie dat in het universele evenwicht verborgen ligt!
In de loop van de eeuwen voegde de dichter-koning nog twee snaren toe aan zijn harp, geheel in samenklank met de grote stemmen van de hemel. Hij had de onbegrijpelijke harmonie der sferen vernomen. En de klanken van de harp klonken vol vreugde omhoog, tot voor de troon van de schepper.

Uit: Plaatsen waar de geest waait van Peter Huijs en Mirjam Duivenvoorden

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE KATHAREN