Het mysterie van Bethlehem: de laatste voordracht van Daniël van Egmond

Godsdienstfilosoof Dr. Daniël van Egmond (1947-2018) hield op zaterdag 16 december 2017 zijn laatste voordracht. Deze ging over het mysterie van Bethlehem en werd gehouden in het Theosofisch Centrum in Naarden. De essentie van wat hij bijna zijn hele werkzame leven heeft uitgedragen komt hierin prachtig tot uitdrukking. Hieronder volgt de transcriptie van de opname. Op verzoek van Rozekruis Pers schreef Daniel van Egmond een inleiding voor het boek Spirituele Kerst, een inleiding voor het boek Spirituele Pasen en Pinksteren en een inleiding voor het boek Mysteriën en uitdagingen van geboorte, leven en dood. Ook verzorgde hij een paasvoordracht op verzoek van Pentagram boekwinkel.  

Het mysterie van Bethlehem. Het is belangrijk om te beginnen het onderscheid te maken tussen mysterie en probleem. Een mysterie is iets, naarmate je er meer mee bezighoudt alleen maar dieper wordt. Met andere woorden: een mysterie heeft geen oplossing. Een mysterie opent zich, een mysterie raakt ons hart en een mysterie geeft, als het goed is, meer en meer wijsheid. Wijsheid is iets heel anders dan kennis. Een probleem heeft een oplossing. Als je bij een probleem nauwkeurig nadenkt, bijvoorbeeld filosofisch of logisch, dan leidt dat – als het goed is althans – tot een oplossing. En dan ben je klaar. Dan kun je naar het volgende probleem. 

Filosofie betekent oorspronkelijk liefhebber van de wijsheid, maar je zou het ook kunnen vertalen als: hij of zij die door de wijsheid bemint wordt. Wijsheid en mysterie hebben dus te maken met het hart, met de hoogte boven, de diepte, beneden, voor achter, links en rechts in de wereld waarin we leven, maar ook in alle andere werelden waarin we ook leven, en waar we ons vaak niet van bewust zijn. Een mysterie is heel erg belangrijk en wijsheid is heel erg belangrijk. In deze wereld is wijsheid – maar daar ga ik niet over zeuren – iets wat zo langzamerhand erg onder druk komt te staan. 

Mysteriën hebben ook te maken met theosofie, een naam die bij dit centrum hoort. Theosofie betekent: wijsheid aangaande het goddelijke. Daar tegenover staat theologie: kennis van het goddelijke. Ook weer een opmerkelijk verschil. Theologen houden zich bezig met het op een logische en wetenschappelijk verantwoorde wijze doordenken van religieuze zaken. Theosofie houdt zich niet op die wijze bezig met een mysterie. Een mysterie hangt samen met symboliek, met de symbolische werkelijkheid. Logos, wetenschap, houdt zich bezig met conceptuele kennis, tegenwoordig vooral ook kennis gebaseerd op de zintuiglijke ervaring, wetenschappelijk toetsbaar. Dat is een belangrijk onderscheid. 

Ook belangrijk is dat we beseffen dat vroeger, en dan praat ik bijvoorbeeld over het begin van onze jaartelling – en daar hoorde eigenlijk ook het mysterie van Bethlehem bij – de mensen veel meer dachten vanuit de symbolische werkelijkheid en vanuit de ervaring van symbolen leefden en hun logisch denken was veel minder sterk ontwikkeld dan nu. Wij leven nu in een cultuur waarin dat is omgedraaid. Logisch denken beheerst en overheerst bij alles wat we doen, en het symbolisch denken of de symbolische ervaring dringt nauwelijks meer door tot onze dagelijkse werkelijkheid. En dat is niet alleen jammer, maar dat is ernstig want ons hart – en daarmee onze ziel – leeft van symbolen, leeft in de symbolische werkelijkheid en kan alleen maar groeien en tot ontwikkeling komen wanneer het gevoed wordt door symbolen. En wanneer het uitsluitend gevoed wordt door logische kennis kan het niet tot leven komen. Je zou kunnen zeggen: de ziel, voor zover die nog aanwezig is, kan alleen nog maar verdorren.

Als wij naar het mysterie van Bethlehem gaan kijken, naar de geboorteverhalen van Jezus, dan betreft het een verhaal dat symbolisch van aard is. En voor de mensen die het schreven in de eerste jaren, of misschien wel de eerste eeuwen van het christendom, was dat verhaal – omdat het symbolisch is – helder. Men begreep het. Men kon het ervaren. Maar we zien al heel snel dat dat verhaal door theologen, en dat was dan meestal vanuit het Griekse filosofisch denken, langzaam maar zeker verklaard werd, of onderzocht werd en logisch gemaakt werd. Als je tegenwoordig leest over geboorteverhalen vanuit wetenschappelijk standpunt, dan is men op zoek naar de historische Jezus en is men al lang tot de ontdekking gekomen dat de geboorteverhalen nu eenmaal niet kunnen kloppen. En dat betekent dan ook dat men die verhalen als mooi en fantastisch naast zich neerlegt, en zich niet bezighoudt met de diepere betekenissen ervan. 

Hetzelfde probleem tussen mysterie, theosofie en theologie zien we ten aanzien van het goddelijke. Ik zei u al: theosofie is wijsheid ten aanzien van het goddelijke en theologie is kennis van het goddelijke. Wanneer we een vergelijkende studie maken van alle godsdiensten – één van de doeleinden overigens van de Theosofische Vereniging – dan zien we al heel snel dat in de meeste religies er een principieel onderscheid wordt gemaakt tussen aan de ene kant het goddelijke en aan de andere kant, het Ene, dat wat alles overstijgt, maar vooral ook die of dat wat onkenbaar is en aan de andere kant de vele goden.

En als we goed luisteren naar vooral de mythen die vol zijn van symbolen en uitdrukking geven aan dat goddelijke mysterie, dan kunnen we tot de ontdekking komen dat de meeste tradities leren dat dat Ene zich uitdrukt in de grote Moeder, in de wijsheid, en in die Moeder wordt dan het Ene op oneindig veel wijzen weerspiegeld als individuele goden. Wij spreken in het christendom nooit meer over goden maar dan noemen we ze engelen of aartsengelen, maar dat is een semantisch onderscheid en is dus verder niet belangrijk. 

Symbolisch in bijvoorbeeld de Babylonische traditie kwam uit het Ene via de grote Moeder zeventig zonen voort, zeventig grote aartsengelen, die elk over één van de zeventig volkeren – zeventig is een symbolisch getal en betekent volledigheid – heersten is niet het goede woord: zonen van de Allerhoogste, zonen van de ene godheid, verbonden de Ene met die zeventig volkeren, zodat die zeventig volkeren altijd in contact stonden met de hemelen. Daardoor konden die volkeren en de landen waarin ze leefden tot bloei komen. Want alles wat op aarde gebeurt, volgens al dat symbolische denken en ervaren, kan of misschien wel moet een afspiegeling zijn van de hemelse symbolische werkelijkheid. 

En daar waar die middelaarsrol van zo’n zoon van God, van zo’n aartsengel, niet langer bestaat, of zich niet meer kan uitdrukken in een volk, of zich niet meer kan uitdrukken in de wereld, daar raakt die wereld helemaal los van de hemelse patronen. En dat betekent een toenemende chaos. Want zoals in de meeste scheppingsverhalen wordt verteld, is er in de beginne de Ene en aan de andere kant is er de chaos. En als het ene zich uitdrukt in de grote Moeder, door die zeventig aartsengelen, die zeventig goden, dan wordt die chaos langzaam maar zeker gestructureerd, tot een orde gebracht. En daardoor ontstaat er niet alleen biologische en fysieke orde, maar ook in het land, in de gemeenschap ontstaat er orde en ontstaan er structuren die de hemelse structuur weerspiegelen, waardoor dat land kan groeien en bloeien, en in redelijke harmonie kan blijven bestaan. Het blijft altijd een redelijke harmonie, want de omstandigheden zijn van dien aard dat altijd die orde weer bedreigd kan worden door allerlei mogelijke situaties. 

Zo zien we dat in allerlei religies – niet in alle, maar dat is niet belangrijk voor vanochtend – de figuur bestaat van de sacrale koning. Een sacrale koning is dus koning en hogepriester. De koning zorgt voor de orde in het land. Je zou kunnen zeggen: die vertegenwoordigt de strengheid, en zijn priesterlijke functie – als hogepriester – zorgt voor de verbinding met de hemelen en zorgt dus voor de liefde-kant of voor de genade-kant. En die beide functies van gestrengheid – je zo symbolisch kunnen zeggen de linkerhand – en van de liefde- kan, de genade kant – je zou ook kunnen zeggen van de rechterhand – komen samen in die koning. Zo hebben we dat in Egypte, bij de farao. Zo zien we dat in de oude joodse traditie, bij de sacrale koningen. 

Maar zo’n koning is een gewoon mens. Zo’n sacrale koning moet uiteindelijk ingewijd worden zoadat hij die functie van hogepriester en koning kan gaan vervullen. En die inwijding heeft als functie dat deze mens, zoon des mensen, getransformeerd wordt tot een engel. Dus een mens kan getransformeerd worden tot een engel, zoals in sommige verhalen – maar dat is wederom voor vanochtend niet belangrijk – ook engelen getransformeerd kunnen worden tot mensen. Pas als die koning die inwijding heeft ondergaan, kan hij middelaar zijn, want alleen engelen zijn middelaars. Dan is hij zowel mens – want hij is als mens geboren – als god, in de zin van engel. Ik heb u net verteld: zonen van de Allerhoogste, goden. Dus die sacrale koning, die hogepriester is zowel god als mens. 

Die inwijding vindt plaats in het verborgene. In bijvoorbeeld de tempel in het oude Jeruzalem, maar ook bij de farao’s in sommige piramiden, voltrok die inwijding zich in het heilige der heilige. De plaats in de tempel die alleen maar toegankelijk was voor die hogepriester of voor die inwijding. En in dat heilige der heilige stond de zetel. De zetel die uitdrukking was van de grote moeder. De zetel die uitdrukking was van de wijsheid. En links en rechts van die zetel stonden grote afbeeldingen van engelen, cherubs genaamd. Ik heb het nu vooral over de tempel in Jeruzalem. En die twee cherubim vertegenwoordigen weer aan de ene kant de gestrengheid, dus de koningsfunctie, en aan de liefde-kant, de genade-kant, de functie van de hogepriester. En die menselijke zoon moest uiteindelijk gaan plaatsnemen op die troon. 

En dan kwam er een hele ceremonie waarvan we bepaalde sporen wel kennen. En uiteindelijk werd deze mens, deze mensenzoon gezalfd. Die zalf is uitdrukking van de wijsheid, is uitdrukking van die grote Moeder en werd ook wel gesymboliseerd als hemelse dauw en het was precies op dat moment dat die mens getransformeerd werd tot engel. En zo zeggen de mystieke en mythische verhalen dat die mens nu geboren werd als zoon van God, dus als engel. En zittend op die troon, zittend op de troon van wijsheid, werd hij dus geboren uit de grote moeder. En zo vond zijn geboorte plaats als zoon van God. En zo verscheen hij uiteindelijk uit het heilige der heilige, dat door een voorhangsel was afgesloten van andere plaatsen van de tempel, uit de hemelsfeer – want het heilige der heilige was de aardse afbeelding of de aardse correspondentie van de hemelsfeer, door die sluier heen als zoon van God, als grote engel, als middelaar tussen hemel en aarde. Het hing nu van deze koning af, van deze hogepriester af, of die band tussen hemel en aarde voortdurend bleef bestaan. Dus zolang die koning bleef luisteren naar het goddelijke, en dus zoon van God bleef, en rechtvaardig was, zijn linkerhand, ontvankelijk was voor het goddelijke, zijn rechterhand, kon hij middelaar blijven tussen hemel en aarde.

Voor alle duidelijkheid, samenvattend: de Allerhoogste, de onkenbare God, heeft dus zonen van God, dat zijn de engelen. Elke engel heerst, is middelaar tussen de Allerhoogste en een bepaald land, en de sacrale koning is op zijn beurt zoon van die engel, van die engel die bij het land behoort. Dus hij is zoon van God, de Heilige, de aartsengel, terwijl die aartsengel op zijn beurt de zoon van de Allerhoogste is. Zo zijn er dus twee zonen: we hebben de zoon van de Allerhoogste, dat is de aartsengel, en we hebben de zoon van God, de zon van de aartengel, dat is die sacrale koning. En dat mysterie, die symboliek, vinden we in heel veel tradities terug. 

Wat we ook zien, is dat in al die culturen op den duur die koning zich vaak meer laat beheersen door zijn linkerhand, door macht, door politieke overwegingen, en veel minder in staat was om zijn hogepriesterlijke functie naar behoren te vervullen. En de consequenties daarvan was dat het land in verval kwam. En dat op den duur zo’n koning zelfs beschouwd werd als een dictator, en uiteindelijk het hele mysterie van het sacrale koningschap verdween. Dat in de plaats van de koning andere heersers kwamen, althans: koningen wellicht, maar geen hogepriesters, of hogepriesters die geen koningen meer waren. Als we dat historisch bekijken zien we dat gebeuren onder andere in het oude Egypte en we zien het ook gebeuren in het jodendom. 

Wie zien rondom het jaar 0, het mysterie van Bethlehem, dat daar een koning is, Herodes, die daar neergezet is door de Romeinen, die geen hogepriester is. en aan de andere kant zien we een hogepriester die helemaal niets te maken heeft met de oorspronkelijke traditie van hogepriesters. die beide heersen over het land, maar zij zijn niet in staat om die middelaarsfunctie te vervullen. Dit proces van verval vinden we in alle culturen. En wat we dus ook vinden is dat die middelaarsfunctie toch vervuld moet worden, want als die middelaarsfunctie niet vervuld wordt, dan drijven hemel en aarde uit elkaar en blijft er alleen nog maar chaos in de wereld over, die zich volgens de meeste mythen uitdrukt als oorlogen, natuurrampen, ecologische problemen, enzovoort, enzovoort – een mooie samenvatting van de wereld waarin wij leven. 

En we zien dat in de meeste religies die middelaarsfunctie dus anders wordt ingevuld. Je zou kunnen zeggen: er vindt een democratisering plaats. In plaats van één sacrale koning komen er meerdere mensen – mannen en vrouwen – die de middelaarsfunctie moeten of kunnen gaan vervullen en die dus een soort inwijdingsweg doormaken waardoor uiteindelijk zij tot engel worden getransformeerd, waardoor zij in staat zijn om zowel open te zijn naar de hemelen, als open te zijn naar de aarde en bij de vier richtingen die bij deze horizontale wereld horen. En zo zien we dat in de meeste tradities iets ontstaat wat je de mystieke traditie kunt noemen. De mystieke traditie, een scholingsweg waardoor mannen en vrouwen als ze zich voldoende inspannen en bereid zijn hun leven daaraan te geven, langzaam maar zeker omgevormd worden tot bruggen tussen hemel en aarde, of engelen die zowel goddelijk als menselijk zijn. 

De tradities vertellen vaak er een minimaal aantal van dat soort bruggen tussen hemel en aarde moeten bestaan, wil de wereld kunnen overleven, wil er toch nog voortdurend hoop zijn voor de mensheid. Dit alles moest ik vertellen om iets over het mysterie van Bethlehem te vertellen, want dit is de achtergrond van de beide Bijbelverhalen over de geboorte van Jezus. Van Jezus – de naam betekent verlosser – hebben we twee geboorteverhalen: één in Mattheüs en één in Lukas. 

In het Lukas-geboorteverhaal, dat u ongetwijfeld allemaal wel kent, gaat het over de herdertjes die bij nachte lagen, en er engelen verschijnen die vertellen dat er in Bethlehem in een stal de verlosser is geboren, een middelaar tussen hemel en aarde. U ziet: het mysterie van de geboorte vindt niet meer plaats in de tempel, maar vindt plaats in een grot – zo wordt het soms voorgesteld – of in een stal, maar in ieder geval buiten de oorspronkelijke tempel, want daar is geen plaats meer voor.

In het andere geboorteverhaal, dat van Mattheüs, spelen de herders geen rol, maar komen drie koningen die drie giften brengen aan het pasgeboren kind, dat de nieuwe messias of middelaar tussen hemel en aarde zou kunnen zijn. Nu is het heel opmerkelijk dat wij in Middeleeuwse altaarafbeeldingen, met name in Duitsland, maar toch ook verspreid over andere landen, vaak zien dat beide geboorteverhalen naast elkaar worden afgebeeld. Links, als je voor het altaar staat, wordt het Lukas-verhaal afgebeeld, het verhaal van de herders zal ik maar zeggen, en rechts wordt het verhaal van Mattheus afgebeeld, de drie koningen. In beide verhalen spelen de os en de ezel een belangrijke rol, want die bevinden zich tussen de plaats waar het kind aanwezig is. 

Nu zei ik aan het begin van mijn betoog: in de tijd dat deze verhalen werden geschreven, konden mensen nog symbolisch ervaren, dus hoefde er niet zoveel uitleg te zijn. Eén kenmerk van symbolen is dat er met taal gespeeld wordt, dat woorden die op elkaar lijken gebruikt worden als een soort synoniem. Wanneer wij er nu vanuit gaan dat beide evangeliën oorspronkelijk in het Hebreeuws zijn geschreven, dan komen we tot de ontdekking dat het Hebreeuwse woord voor os lijkt op een ander Hebreeuws woord wat prins betekent. En het Hebreeuwse woord voor ezel lijkt wat klank betreft op een Hebreeuws woord wat ‘priester’ betekent. Dus daar waar het kind zich bevindt, op de plaats van de geboorte, bevindt zich aan de linkerkant een prins – die later koning kan worden, dat is de betekenis van prins – en aan de rechterkant bevindt zich daar een priester die later hogepriester kan worden. Het kind wat geboren wordt heeft aan de linker- en aan de rechterkant iets dat aangeeft dat het beide functies moet gaan vervullen. 

Als we naar die altaarafbeeldingen kijken, dan is er een aantal dingen die opmerkelijk zijn. Ten eerste is het kind daar naakt, dus niet in doeken gewikkeld maar naakt. En waarom is het kind naakt? Wel, zoals u ongetwijfeld weet uit de Bijbelse geschiedenis: Adam was in het paradijs naakt. Naakt betekent hier niet zozeer zonder kleding – je zou kunnen zeggen wel zonder aardse kleding – maar betekent omhuld door de glorie van de wijsheid. Adam leefde in het paradijs, zo zeggen we weleens, in zijn lichtlichaam omhuld door de wijsheid. en bij de zogenaamde zondeval kreeg hij uiteindelijk rokken van vellen, een aards lichaam, en was hij niet langer naakt.  

Een tweede opvallend verschil in die beide afbeeldingen is dat in het Lukas-verhaal, van de herders, het naakte kind ligt en dus horizontaal is. In tegenstelling tot het naakte kind in de afbeelding van Mattheüs, dat zit op de schoot van Maria of staat op de schoot van Maria. Het horizontale kind dat ligt is uitdrukking van de aardse mens die geboren is. En het kind dat staat of zit op de schoot van Maria, dus verticaal is – later wordt de schoot van Maria genoemd ‘de zetel van de wijsheid’, dat kind stelt de hemelse zoon voor. Dus is het prachtig om te zien dat in die Middeleeuwse afbeeldingen er een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen de aardse Jezus, om het maar zo te zeggen, het aardse kind, en het hemelse kind. Beide zijn naakt: de een is horizontaal en de ander is verticaal. En de bedoeling is dat het horizontale en het verticale uiteindelijk samenkomen. 

Laten we naar de figuur van Maria kijken in beide afbeeldingen. In de afbeelding van Lukas, dus van de herders, buigt Maria zich over dat pasgeboren kind. Bij sommige afbeeldingen zou je bijna kunnen zeggen: in aanbidding, in ieder geval in verwondering, met grote aandacht en moederlijke liefde. In de andere afbeelding waar ze zit – bij de andere afbeelding staat ze of knielt ze bij het kind – is het kind op haar schoot, verschijnt zij als een koninklijke gestalte. We zien dan in beide afbeeldingen ook: aan de ene kant is het een aardse Maria, en aarde andere kant is ze de hemelse moeder. Maria draagt in haar die beide functies. Ze is of uitdrukking van de hemel-godin – de allerhoogste Moeder waarin de ene godheid zich uitdrukt, en die geboorte geeft aan al die engelen – en in de afbeelding van Lukas is ze een aardse vrouw die vol verwondering naar haar pasgeboren kind kijkt. Maar in beide verhalen wordt benadrukt dat Maria maagd was. 

En wat betekent nu maagd? Bij die hemelgodin is dat vrij makkelijk uit te leggen.  In heel veel pogingen om die schilderingen te verklaren wordt de hemelgodin, de grote moeder, wel eens in verband gebracht met een spiegel. De Ene, de allerhoogste godheid, weerspiegelt zich zeventigvoudig in die spiegel, en elke van die zeventig is dus een aartsengel. Die enige godheid, de Allerhoogste, kan in werelden, in de hemelen en uiteindelijk ook op aarde tegenwoordig zijn dankzij die spiegel. Maar in een spiegel kunnen allerlei mogelijke dingen verschijnen zonder dat die spiegel de dingen vasthoudt, zonder dat die spiegel verandert door wat er afgebeeld wordt in die spiegel. Dat is nu precies de betekenis van de maagd. 

De grote moeder geeft geboorte aan ontelbaar vele zonen, van aartsengelen, maar ze houdt geen van allen vast. Ze verandert daardoor geen van allen, ze is maagd. Hier zien we het hemels mysterie van het Ene en het vele. Het goddelijke is zowel één als menigvuldig. In het Hebreeuws is dat heel duidelijk. In het Hebreeuws is wat in de Bijbel vertaald wordt als God, Elohim, een meervoud. Onze vertalingen zijn wat dat betreft zeer misleidend. Overal waar God staat, staat er Elohim, meervoud! En in sommige teksten is er sprake van de allerhoogste, Elion, dat is de Ene. Het mysterie van het goddelijke is: het goddelijke is één en menigvuldig. En de menigvuldigheid, ik herhaal, wordt mogelijk genaakt door de grote Moeder. 

Een van de grootste drama’s en dat is theologie, is dat deze paradox van de eenheid en menigvuldigheid van het goddelijke meer en meer plaats heeft gemaakt voor monotheïsme. de opvatting dat er maar één God is, en dat alle andere goden of afgoden zijn, of ondergeschikt zijn aan deze ene God. In het verhaal van Israel is dat zelfs heel duidelijk. De aartsengel die het volk Israël moest leiden die wordt aangeduid met de naam Heer, zoals Baäl in de Babylonische traditie ook Heer wordt genoemd, kennen wij onder de naam Jaweh of Jehova. Voor Israël was het de enige god, namelijk de aartsengel die bij hen paste. 

In de loop van de ontwikkeling van het jodendom promoveert Jaweh tot de Allerhoogste. Jaweh wordt gepromoveerd, als je dat al zo kunt zeggen, tot de Allerhoogste. En vanaf dat moment ontstaat er het idee: er is maar één God, en dat is Jaweh. En later zien we dat ook heel duidelijk in het christendom, hoewel je daar wel een spoortje van het ene en het menigvuldige overhoudt door de drie-eenheidssymboliek, maar we zien dat bijvoorbeeld ook heel sterk in de islam, waar Allah de Ene is, en alle andere goden afgoden. 

Monotheïsme heeft to gevolg allerlei politieke consequenties die niet van belang zijn voor deze kerst-bijeenkomst, maar heeft ook tot gevolg dat voor mensen God steeds verder van de aarde verwijderd raakt, en dat het goddelijke zo transcendent wordt, dat niet duidelijk wordt waar God in de wereld nog aanwezig is. Uiteindelijk, theologie, logisch nadenken, wordt God een abstracte, een iets – ons hedendaags ietsisme – en uiteindelijk gelooft niemand meer dat er zoiets bestaat. Dat is het grote drama van het monotheïsme wat ontstaan is door logische denkfouten, door de onmogelijkheid van het mysterie van het Ene en het menigvuldige te begrijpen. 

Behalve de naam Elohim, wat een meervoud is zoals ik u zei, wordt de goddelijke tegenwoordigheid in het Hebreeuws Talin genoemd. Dat is ook een meervoudsvorm, dat betekent aanwezigheid, ook wel gedicht of gelaat. Opnieuw zie je dus in het Hebreeuws, hoewel het inmiddels monotheïstisch is, nog steeds de meervoudsvorm terug. de tegenwoordigheid van de Heilige is meervoudig. 

De Ene en het vele vinden we dus overal terug. En opnieuw: de zoon van god is de zoon van de aartsengel, of één van de aartsengelen moet ik eigenlijk zeggen, God betekent Elohim tenslotte, maar Elohim zelf is zoon van de allerhoogste. 

We gaan weer terug naar Bethlehem. We gaan weer terug naar het mysterie van het kind dat ligt, en dus aards is, horizontaal ligt, en het kind dat staat of zit, en wat duidelijk hemels is, wat verticaal is. Het verticale en het horizontale moeten samen komen, en als ze samen komen in het verborgene, dan kan daarin de transformatie plaatsvinden van mens tot engel of van engel tot mens. En dat is precies wat die twee geboorteverhalen van Lukas en van Mattheüs bij elkaar ons proberen duidelijk te maken, en wat dus zo mooi is afgebeeld in die altaar-afbeeldingen in sommige middeleeuwse kerken. 

Ik heb u uitgelegd dat Maria als zetel van wijsheid, uitdrukking van de grote Moeder, maagd is, en dat is dus begrijpelijk. Dan zitten we toch nog met het probleem: moet je nu zeggen dat de aardse Maria ook maagd is? Laten we teruggaan naar de afbeeldingen. Het kind is naakt. Het is een aards kind, maar het draagt een hemels kleed. Of anders geformuleerd: misschien draagt het nog geen hemels kleed, maar het kind stelt een mens voor zoals u en ik, die zuiver is, die dus gezuiverd is, waardoor dat kind in staat is om te transformeren tot engel. Of je zou het ook anders kunnen uitdrukken: dat kind is gereed om de hemelse zoon te ontvangen en zich daarmee te verenigen, zoadat hij waarlijk mens en waarlijk God is. 

Ik heb u verteld dat het mysterie van de middelaarschap gedemocratiseerd is en uiteindelijk in allerlei mystieke tradities tot uitdrukking is gebracht. Dat gaat dus over ons. Die twee afbeeldingen gaan over ons. En dan is precies de vraag? Hoe word ik nu een naakt kind? Hoe leer ik uiteindelijk om zo ontvankelijk te worden als horizontaal mens, zo naakt geworden, dat de zoon van god in mij kan neerdalen, in het verborgene, in mijn mystieke hart. En het antwoord is: als ik een zuiveringsproces heb ondergaan. Als ik geleerd heb om me niet langer te identificeren met alle aardse zaken, als ik niet langer een rijke jongeling ben en zoveel mogelijk rijkdom verzamel – dat hoeft geen geldelijke rijkdom te zijn, maar kan ook status zijn, ideeën over jezelf – dat ik zodanig gezuiverd ben dat ik alle aardse dingen, alle aardse identificaties kan loslaten. 

Maria, de aardse moeder, is maagd, en geeft geboorte aan zo’n kind, aan zo’n naakt kind, aan zo’n naakte, gezuiverde persoonlijkheid. Dus in de mystieke tralies, dus in de gedemocratiseerde traditie, is Maria maagd. Dat is niet zozeer dat ze de aardse moeder is die een dergelijke geboorte geeft aan een aards kind, maar dat ze de aardse wijsheid is die het mogelijk maakt dat aardse mensen langzaam maar zeker zo gezuiverd worden dat ze uiteindelijk middelaar kunnen worden tussen hemel en aarde. Die aardse Maria is maagd, omdat de traditie is, omdat zij de begeleider is, van mensen die zo’n zuiveringsproces ondergaan. Zij is moeder in een andere betekenis dan een moeder die een fysiek kind geboren laat worden. Zij is een moeder die van hart tot hart mensen begeleidt zonder dat ze zelf verandert, want zij is middelaar van de wijsheid op het aardse niveau waardoor personen langzaam maar zeker naakt kunnen worden en gereed zijn voor het mysterie van Bethlehem. 

Laten we nog even verder naar de beide afbeeldingen kijken. We kijken eerst weer naar Lukas, en we zien hier dat Lukas-verhaal, dus waar het over de aardse Jezus gaat, en over de aardse Maria, die over een gezuiverde persoonlijkheid beschikken, dat de engeltjes bij nachte lagen, pardon, dat de herders bij nachte lagen en zij waakten over hun schapen. Dat is die vergissing maakte is niet zo vreemd, want in apocriefe verhalen is er heel vaak sprake van herders en schapen, en daar stellen de herders beschermengelen voor en de schapen mensen die zich door hun beschermengelen laten leiden, die zich dus laten leiden door hun hemelse partner, en die hen helpt om ook langzaam maar zeker gezuiverd te worden als persoon, zodat ze de mystieke weg van transformatie kunnen gaan.

Dus die herders die bij nachte lagen, nog in het duister van de wereld, en hun schapen hoedden, zorgen ervoor dat de schapen meer en meer gereed worden gemaakt voor het mysterie van de naaktheid. Die schapen zijn op weg om naakt te worden, om dat horizontale kind te worden dat zich uiteindelijk kan verenigen met het vertical kind. Of je kunt ook zeggen: getransformeerd kan worden tot een verticale mens. Dus we zien in dat Lukas-verhaal duidelijk de nadruk op die horizontale mens die die weg van zuivering aan het gaan is. En die weg van zuivering, het loslaten van identificaties, het loslaten van je laten fascineren door de wereld, is eigenlijk een vorm van sterven. Je zou het ook zo kunnen zeggen: zo’n horizontale mens moet een stervensproces doormaken om uiteindelijk opnieuw geboren te worden als dat naakte kind, wat gereed is om zich met de engel te verenigen. 

Dan gaan we naar Mattheüs-evangelie. In het Mattheüs-evangelie staan centraal: drie koningen. In sommige apocriefe verhalen stellen die drie koningen drie aartsengelen voor. En die drie aartsengelen brengen goud, wierook en mirre. En in die apocriefe verhalen is het de aartsengel Michaël die het goud brengt, is het de aartsengel Gabriël die wierook brengt en is het de aartsengel Rafaël die mirre brengt. 

In de oorspronkelijke tempeltraditie heeft het goud te maken met de gouden vaten die in het heilige der heilige aanwezig zijn. En zo’n vat – u kunt ook denken aan bijvoorbeeld de eucharistieviering – is ontvankelijk: daarin kan transformatie plaatsvinden van het brood tot het lichaam van Christus. Wierook heeft te maken met de invocatie van het goddelijke: Laat uw gebeden opstijgen wierook en daarmee invoceert u de aanwezigheid van het heilige zodat dat in het gouden vat – dat is uiteindelijk ons hart – kan neerdalen. En de mirre, het derde element, is een uitdrukking van de wijsheid, is datgene wat uiteindelijk de mens transformeert to engel.

Het vat symboliseert het horizontale, het liggende kind zou je kunnen zeggen. De wierook symboliseert het verticale, dat samenhang met het zittende kind. en uiteindelijk zorgt de mirre ervoor dat die twee samenkomen en dat er transformatie plaatsvindt van de aardse mens tot een engel, het samengaan van mens en God. Zo vertelt het mysterie van Bethlehem ons over de transformatie van mens tot engel. Dat vindt plaats in het verborgene. Het kan plaatsvinden in ons mystieke hart. 

De verhalen over het mysterie van Bethlehem gaan over ons. Het is geen historisch verhaal. Dat is zo langzamerhand wetenschappelijk aangetoond. Het was nooit bedoeld als historisch verhaal. Het was bedoeld als een verhaal dat ons hart raakt en zeker in de eerste eeuwen toen de symboliek nog transparant was en mensen door verhaal te lezen of het verhaal te spelen het mysterie meemaakten, was het bedoeld om mensen te helpen deze weg te gaan. 

En wat wordt er dan geboren? Het kind dat geboren wordt heet de eniggeboren zoon, althans zo vertalen we het vaak in het Nederlands. Even een voetnoot: zoon betekent hier niet ‘jongetje’. Het is de symboliek van de middelaarschap. Dus als u dochter bent moet u zich niet aangetast voelen dat het om een zoon gaat. De eniggeboren zoon, het gaat eigenlijk over Adam – Adam is mens, noch man, noch vrouw. Een engel is noch man, noch vrouw. Toch wordt hij zoon van God genoemd. 

Het is de eniggeboren zoon, maar de betekenis daarvan is ‘unieke’ zoon. Dat betekent niet: er is er maar één, maar dat betekent dat elke zoon, dus elke middelaar uniek is, een persoon is die onvervangbaar is, en dat het dus niet de bedoeling is van die mystieke weg dat je opgaat als een druppel in de oceaan in het Ene, zoals in heel veel hedendaagse stromingen het verlangen is – weg van deze wereld, opgaan in het Ene, dan ben je bevrijd, dan ben je geïllumineerd, dan heb je de wijsheid gekregen, nee, dat is allemaal dwaal! Nee, je moet een unieke Adam worden waarin hemel en aarde op een unieke wijze samen kunnen komen, zoals uit de grote Moeder het Ene op zeventig unieke wijzen zich toont, als zeventig midrasj. 

Die eniggeboren zoon kan ieder van ons worden, als het mysterie van Bethlehem zich in het verborgene, in ons mystieke hart, kan voltrekken. Daarvoor hebben we een aardse moeder nodig: de traditie, de begeleiding. En daarvoor hebben we de hemelse Moeder nodig die ervoor zorgt dat het hemelse mysterie, het Ene, zich kan uitdrukken in ons hart. En dan vindt de vereniging plaats tussen hemel en aarde. En dan kunnen we meer en meer uitgroeien tot een middelaar die deze wereld zo hard nodig heeft. En hoe meer van zulke geboortes er plaatsvinden, hoe meer hoop er is voor de wereld, zoals in het geboorteverhaal, de geboorte van de verlosser werd gezien als hoop voor vrede, hoop voor liefde. Ik wens u een zalig en gezegend Kerstfeest. 

Daniël van Egmond

LEES MEER OVER DE BOVENSTAANDE LEZINGENSERIES VAN DANIËL VAN EGMOND OP CD