Jan Bor over waarnemen – een filosofisch essay

BESTEL WAARNEMEN SOFTBACK

BESTEL WAARNEMEN EBOOK

Het nieuwste boek van Jan Bor heeft de titel: waarnemen. Het is een essay over waarnemen, geschreven voor wie van kunst en filosofie houdt. Waarnemen is veel meer dan een reactie van je hersenen op prikkels van buiten. Is het dan het verbinden van een voorstelling – boom, hond, vrouw – met wat je aan indrukken binnenkrijgt? Nee, dat is denken, niet waarnemen. Waarnemen heeft lagen. Dat laten de grote werken uit de kunst zien. Zij komen voort uit een transformatie van wat je denkt te zien (voorstellingen) in echt zien en horen en voelen. Uiteindelijk is waarnemen het contact herstellen met de levende natuur; waarin alles verschillend is en toch verbonden met elkaar. Het is je op deze stroom van verschillen begeven.

1 NACHT

In mijn herinnering ga ik terug naar een schilderij van Eugène Brands, getiteld Nacht. (ill. 1) Ik zag het rond m’n twintigste tijdens een bezoek, met mijn broer Joep, aan de familie Brands. In hun sober ingerichte huiskamer trok het alle aandacht.

Het is een groot doek dat wordt beheerst door een pikzwart vlak, een duisternis waarin je geen hand voor ogen ziet. Erboven echter wordt over de volle breedte van het canvas een dunne streep licht zichtbaar. En ook van onderaf maken zich als langzaam bewegende wolken drie grillig gevormde kleurvlakken uit de donkerte los. Midden- en rechtsonder een groot geel vlak dat overgaat in een heldere rode partij; linksonder een klein blauw vlak, dat bijna opgezogen wordt door het dominerende zwart maar daartegen stand weet te houden. Zij bevrijden zich uit de duisternis. Zo winnen het licht en de kleuren het van het zwart.

Het schilderij opende voor mij een wereld van dansende, steeds veranderende vormen en kleuren die, hoe verschillend ook, in elkaar overgaan. Geen wereld buiten je, maar een waaraan je op een intieme manier deelhebt en waarin je opgaat. Een onbegrensd dynamisch vergezicht, verwant met de wereld van de muziek uit alle windstreken die Eugène, als een deejay avant la lettre, uit zijn grote collectie platen voor ons ten gehore bracht. Door beide werelden liet ik me meevoeren. Ze drukten iets uit van, zo noemde hij het ook, het mysterie, de onzegbare kant van de dingen.

Onzegbaar, aangezien alles wat zich in deze werelden voltrekt uniek is, en dat wat uniek is zich niet in algemene begrippen laat vangen. Zoals Brands het zelf verwoordde:
‘Zeker, schijnbaar lijkt alles en iedereen op elkaar. In werkelijkheid echter is geen wezen en geen ding strikt eender. Over de schijnbare eenvormigheid van de mensen zou je urenlang kunnen praten. De onweerlegbare juistheid van mijn bewering dat wij allemaal uniek zijn, nergens anders op aarde of in de peilloze diepten van het universum meer voorkomen, kan ik simpel bewijzen met het geheimzinnige labyrint van mijn vingerafdruk. Dat vormt de basis van mijn bestaan, daar het de enige motivering ervan is. Immers, als twee mensen volstrekt identiek zouden zijn, was er één overbodig, dus zinloos.’

In het universum van Eugène Brands is er geen stilstand, geen dood, alleen maar ‘een voortgaand en steeds veranderend leven’. Nacht is er, evenals de andere doeken die hij schilderde, een krachtige uitdrukking van. Uit de nacht en de afgrond ontstaat nieuw leven.

Hoe betreed je dat universum? Dat ook een multiversum is, aangezien iedere schilder of componist, iedereen met een geoefend oog of oor er een andere dimensie van blootlegt. Je komt er door je waarneming wakker te schudden. Kijken, luisteren, voelen, ook proeven en ruiken moet je ontwikkelen, het zijn praktijken. Daar kun je heel wat jaren mee bezig zijn.

Over wat waarnemen is en, zij het impliciet, de weg erheen gaat dit essay. De grote filosoof Immanuel Kant vertolkte het standpunt van bijna alle – moderne westerse – filosofen, toen hij schreef: ‘Waarnemingen zonder begrippen zijn blind […].’ Ze zouden pas ziende worden door het denken.

Is dat zo? Zijn waarnemen en denken, al gaan ze meestal samen, niet heel verschillende zaken? Is namelijk datgene wat waarnemen tot waarnemen maakt juist géén denken? Ik zal deze vraag bevestigend beantwoorden. Mijn onderzoek en praktijk richten zich in elk geval op het preconceptuele aspect van waarnemen.

De vraag die op de achtergrond van mijn essay meeklinkt is: als er waarneming is die niet met begrippen gepaard gaat en die dus niet door je denken bewust wordt – hoe paradoxaal ook, er zijn genoeg redenen om daarvan uit te gaan –, op grond waarvan word je haar dan wel bewust?

2 OBSERVATIE

Drie of vier jaar na het bezoek aan de familie Brands, om precies te zijn in het voorjaar van 1971, doe ik de volgende observatie (ik studeer dan filosofie). De rest van mijn verhaal vloeit er in zekere zin uit voort of, misschien beter gezegd, ontvouwt zich uit deze kiem.

Ik zit, het is nacht, in kleermakerszit op een bed dat als bank dienstdoet; mijn blik rust op een papyrusplant in een grote bak water voor het raam. De weelderige bladeren, sommige nog ineengevouwen, rijzen als pieken uit het water omhoog. Dan, onverwachts maar niet abrupt, verplaatst mijn aandacht zich van het object naar het waarnemen zelf, waarbij de plant als het ware terugtreedt uit het aandachtsveld. Zonder het vast te leggen beweeg ik nu mee met wat ik hoor en zie: de stilte van de nacht, de rimpelingen op het water van de gracht, de bewegingen in het grijs van de hemel. Ik val samen met het gewaarworden ervan, dat ik niet als iets ín mij maar eerder als overvloeiend in en niet te onderscheiden van wat ik waarneem onderga. De plant, de stilte, de gracht, de hemel en ikzelf worden deel van het waargenomen, bewegende, trillende geheel, ze lossen erin op.

Op hetzelfde moment dat ik dit onderga liggen op mijn bureau Ideen i, van de filosoof en vader van de fenomenologie Edmund Husserl, en een dik commentaar op zijn denken opengeslagen. Ik bestudeer ze voor een doctoraaltentamen. Het is moeilijke kost, al wijst Husserl in zijn boek op iets betrekkelijk simpels, en wel op iets wat je moet doen. Namelijk je losmaken van wat hij noemt de natuurlijke instelling, met haar uitgangspunt dat er een bestendige wereld van objecten buiten je bewustzijn is (hij spreekt in dit verband van een epochè, een oordeelsonthouding). Temeer daar je die wereld niet kunt kennen – ze valt immers buiten het bereik van je bewustzijn – nodigt Husserl je uit om de gedachte dat ze constant aanwezig zou zijn uit te schakelen, deze buiten werking te stellen of tussen haakjes te zetten (allemaal termen van hem).

Op deze wijze keer je in tot het bewustzijn zelf en wat er allemaal aan verschijnt. Daarmee abstraheer je ook van de wereld zoals zij wetenschappelijk gekend wordt, en verplaatst de aandacht zich van de gekende objecten naar het bewustzijn ervan. Want daar is het Husserl om te doen: een beschrijving en analyse van het bewustzijn, als datgene wat de waargenomen en gekende wereld ‘constitueert’, dus vormgeeft, en er in die zin aan ten grondslag ligt.

Uit de lectuur van beide boeken begrijp ik dat het bewustzijn volgens Husserl wel betrokken is op objecten. Dat noemt hij de intentionaliteit ervan: het is geen gesloten binnenkamer, maar altijd bewustzijn van iets. (Heeft dus niets te maken met de gangbare betekenis van ‘intentioneel’: iets opzettelijk doen.) Het bewustzijn is altijd op iets – een ding, een zaak – gericht dat het zelf niet is; zij het dat het daarvan alleen maar facetten – ‘afschaduwingen’ – waarneemt.

De observatie die ik doe logenstraft dit uitgangspunt; er is – zo onderga ik – ook níet-intentioneel, niet op objecten gericht bewustzijn. In de onnavolgbare taal van Nescio:
‘Groot was God dien middag en goedertieren. Door onze oogen kwam Zijn wereld naar binnen en leefde in onze hoofden. En onze gedachten gingen woordeloos uit over de wereld, ver over den gezichtseinder gingen zij. En zoo vloeiden de wereld en zij beurtelings in elkaar over.’

Is waarnemen representeren?

Een paar jaar voor de ervaring waar ik zonet aan refereerde had ik voor een tentamen psychologie het boek Perception van Julian Hochberg gelezen en zo kennisgemaakt met wat wel genoemd wordt het standaardmodel van waarneming. Dat luidt dat waarneming een respons is op gegeven stimuli. In de filosofische draai die Bertrand Russell eraan geeft: ‘Als er iets is wat waarneming mag heten, dan moet het om kennis over een voorwerp op te leveren, tot op zekere hoogte een gevolg zijn van dat waargenomen voorwerp en er min of meer op lijken.’ Deze zin bracht me filosofisch in verwarring. Want is waarneming, als bron van kennis over een object, er tegelijk door veroorzaakt?

Om vast te stellen dat waarneming een gevolg is van het waargenomen object, moet je inderdaad een beroep doen op waarneming. Om vervolgens vast te stellen dat de laatste waarneming een gevolg is van het geconstateerde oorzakelijke verband, moet je opnieuw een beroep op waarneming doen. En dat deze laatste waarneming ook een gevolg is moet op haar beurt weer door een waarneming bevestigd worden. Enzovoort, tot in het oneindige. Wat zoveel wil zeggen dat de causale opvatting van waarneming weliswaar een goed uitgangspunt is voor wetenschappelijk onderzoek, maar in absolute zin niet opgaat, omdat ze ongefundeerd is. (Het leidt tot een zogeheten oneindige regressie, wat op een drogreden wijst.)

Daarom is het raadzaam om een onderscheid te maken tussen waarneming als een respons op de door een object uitgezonden stimuli, als veroorzaakt verschijnsel dus, en waarneming als een bron van kennis of informatie over de wereld, en deze laatste niet als oorzakelijk bepaald op te vatten. Russell lijkt beide begrippen van waarneming door elkaar te halen. En hij lijkt nog iets door elkaar te halen. Hij stelt namelijk dat waarneming om als kenbron te fungeren bovendien op de waargenomen zaak moet lijken. Het moet deze dus afbeelden of representeren. In termen van het standaardmodel: de boom buiten je veroorzaakt een boomafbeelding in je hoofd en die zie je.

Ook deze opvatting is niet zonder problemen. Want op grond waarvan weet je dat het innerlijke beeld dat je ziet een representatie is van de boom buiten je bewustzijn en die je daarom niet ziet? (Je ziet immers alleen het beeld ervan in je bewustzijn.) Om vast te stellen dat het beeld van de boom in je bewustzijn de boom buiten je weergeeft, moet je een beroep doen op een waarneming van het object en zijn representatie. En om vast te stellen dat de laatste waarneming een afbeelding is van het object en zijn representatie, moet je je opnieuw op waarneming beroepen. Enzovoort. Ook hier geldt: als je de opvatting dat waarneming het zien van een mentaal beeld van een object is verabsoluteert, raak je in een oneindige regressie. Zij gaat slechts in een beperkte zin op.

Want zijn de boom waarnemen en hem representeren wel hetzelfde, waarmee waarneming wordt gereduceerd tot de boomvoorstelling zien (of je deze voor de geest halen)? Zie je als je goed kijkt wel de boom zoals je hem voorstelt (dus voor de geest haalt), of is ‘boom’ alleen maar een begrip of etiket dat je op een bepaalde perceptie plakt? Is representeren met andere woorden niet een gedachte verbinden met hetgeen je waarneemt, dus denken, en is waarnemen niet van een geheel andere orde? Van het laatste ga ik in dit essay op goede gronden van uit. Om Kants uitspraak ‘Waarnemingen zonder begrippen zijn blind’ om te keren: waarnemingen mét begrippen zijn blind. Waarom dit zo is, zal ik nader gaan onderzoeken.

Moet er, als er sprake is van waarneming, daarom niet nóg een terminologisch onderscheid worden gemaakt, namelijk tussen conceptualisering en waarneming in strikte zin? Moet je, om erachter te komen wat waarneming behelst, niet een diepere laag aanboren, een die zich buiten het denken en de taal bevindt?

Aan de taal vooraf

De etymologie van de woorden waarneming en gewaarwording geeft in dezen al een aanwijzing. Het waer of gheware in het Middelnederlands duidt niet op een eigenschap van uitspraken, maar staat voor opmerkzaam of oplettend zijn. Waarnemen in deze meer oorspronkelijke zin is dus iets opmerken, in die zin gewaarworden. Het gewaar in het laatste werkwoord is duidelijk verwant aan het Engelse aware. Gewaarworden is daarmee synoniem met awareness: bewust zijn in de zin van opmerkzaam en alert zijn, je oogkleppen afzetten en je vooroordelen uitzetten, niet ingrijpen in wat je ziet of hoort maar je ervoor openstellen.

BESTEL WAARNEMEN SOFTBACK

BESTEL WAARNEMEN EBOOK