BESTEL DE GNOSTIEK MYSTERIEN VAN DE PISTIS SOPHIA
Wij willen de figuur van Johannes de Doper niet zien als een historische persoonlijkheid, doch als het type van de mens die inderdaad voorloper van Jezus kan worden genoemd, en wel in deze zin dat, alvorens de Christusradiatie in enig mens gestaltenis kan aannemen en deze mens dientengevolge een Jezusmens kan heten, hij allereerst een Johannesmens moet zijn. Hij moet in een voorproces worden opgenomen.
Daarom gaat in het evangelie Johannes voor Jezus uit en daarom is Johannes de Doper een figuur van alle tijden en manifesteert hij zich onmiddellijk wanneer enig leerling van de Geestesschool zijn pad aanvangt onder de voorwaarden en krachten waarin het Johannestype dat doet. Aldus kan een willekeurig mens niet zonder meer besluiten een Johannes-type te zijn, doch hij kan hoogstens besluiten een Johannes-type te worden. Er zijn verschillende stadia van wording, derhalve ook verschillende typen en ondertypen:
- het type van de gewone dialectische mens, welk type in verschillende gradaties te onderscheiden is;
- het Johannestype, het type dat de gewone zichtbare Geestesschool bevolkt;
- Het Jezustype, het type van de bevrijde mens;
- het Christustype, het type van de goddelijke mens.
Uit de mededelingen van het evangelie en uit die van de Pistis Sophia blijkt, dat wij reeds terzake van het Johannestype met een wondervolle geboorte te maken hebben. Wij bedoelen deze geboorte niet in de zin van de natuurlijke geboorte als kind, doch het binnenkomen in een niet-dialectische staat-van-zijn. Er zijn drie geboorten, drie stadia van wondere herrijzenis:
- de Johannesgeboorte, door de rozenkruisers aangeduid als ‘door de Geest Gods ontstoken worden’, de voorwaarde tot transfiguratie;
- de Jezusgeboorte, door de rozenkruisers aangeduid als ‘in Jezus de Heer ondergaan’, het proces tot transfiguratie;
- de Christusgeboorte, door de rozenkruisers aangeduid als ‘door de Heilige Geest wedergeboren worden’, de realisatie van de transfiguratie.
Wij geven u dit schema voor een volledig overzicht, doch van direct belang voor u is het of u inderdaad het proces van de eerste geboorte – de Johannesgeboorte – bent binnengegaan. En wij herhalen: zulks betreft een wondervolle geboorte. Men kan niet besluiten vandaag een Johannes te zijn. Men kan besluiten zich op weg te begeven en op die weg – de voorwaarden vervullend – moeten u de factoren die tot geboorte geschonken worden.
Daarom is het ook een wondervolle geboorte. Terwijl die geboorte dan blijken moet uit de toestand-van-zijn, uit een zeer concrete levenshouding, waarin de ik-loosheid centraal staat. Om deze eerste wondervolle geboorte duidelijk voor het bewustzijn te doen lichten en dus het Johannestype klaar voor u te stellen, is het noodzakelijk met enige herhalingen aan te vangen. En dan beginnen wij met de vraag: ‘Wie moet een succesvol leerling van de Geestesschool geacht worden? Succesvol dan te verstaan in bevrijdende zin.’
Het antwoord luidt: ‘Dat zal een leerling zijn die tot de ontdekking gekomen is, uit bittere ervaring, uit nood en dood, uit lijden en verdriet, dat deze, onze natuurorde, onmogelijk de goddelijke orde kan zijn. Dientengevolge zal zulk een leerling elke activiteit tot verbetering van de wereld op de horizontale lijn overbodig en volkomen nutteloos achten. Hij accepteert daarom de wereld niet zonder meer, doch gaat van binnenuit op zoek naar het andere. Hij wil althans steeds dit zoeken ondernemen uit een onrust die dientengevolge in het bloed geslagen is.
Wanneer zulk een leerling kennis zou dragen, een weten zou bezitten van het hoe en het waarom van de dingen, zou hij ook bereid zijn terwille van zijn hogere doelstelling ingrijpende consequenties te aanvaarden en toe te passen. Zulk een mens wordt in de literatuur van de School van het Rozenkruis de Elisabeth-Zachariasmens genoemd. Wanneer een mens zo is, en vele leerlingen in de Geestesschool zijn zo, dan zijn de voorwaarden voor de eerste wondervolle geboorte voorhanden. Deze geboorte komt dan op de volgende wijze tot stand:
Ik vond Elisabeth, de moeder van Johannes de Doper, voordat zij hem ontvangen had.
De mens die door de besproken onrust in het bloed getypeerd wordt, zendt, zoals duidelijk kan zijn, een bepaalde magnetische vibratie van zich uit. Het is een radiatie die contact maakt met de bron van krachten, die het evangelie van de Pistis Sophia aanduidt als ‘de kracht van de kleine Jaô, de Goede, die in het midden is’.
Wat is dat voor een kracht? Het is de kracht die, zoals Jacob Boehme (fakkeldrager van het Rozenkruis 7) zegt, de natuur des doods in het hart heeft aangegrepen. Het is de fundamentele, roepende kracht van het gnostieke Lichaam van de Universele Keten, werkzaam in de wereld van de dialectiek. Het is een kracht die niet direct van het nieuwe levensveld afkomstig is, maar toch daarmee verband houdt en geheel en al gestaltenis neemt in het dialectische natuurveld.
Niettemin is het een kracht die daarvan kennelijk gesepareerd is en uitsluitend werkzaam kan zijn in mensen van het geschetste type. Dit krachtveld is derhalve voor ieder dialectisch mens bereikbaar, zonder dat deze mens zich in een onnatuurlijke staat-van-zijn zou hebben te begeven.
Dit krachtveld, dat ‘in het midden is’, dat dus centraal staat in de natuur des doods, staat tot de Gnosis als de Geestesschool in haar verhouding tot het nieuwe levensveld. Het wordt het veld van ‘de kleine Jaô, de Goede’, genoemd om daarmee tot uitdrukking te brengen dat het, hoewel in de dialectische natuur werkzaam, niettemin geheel en al onder leiding van oorspronkelijk goddelijke krachten staat.
De kracht van dit veld wordt nu, als antwoord op de zielenood van het geschetste type, in hem gezaaid met het oeratoom, met het hart verbonden. Wanneer dit werk is verricht komt de tweede fase van dit proces tot ontwikkeling:
Verder vond ik, in plaats van de ziel van de archonten
– die Johannes had dienen te ontvangen –
de ziel van de profeet Elia in de eonen van de sfeer.
Met deze ziel van de profeet Elia bedoelt de Pistis Sophia de bloedserfenis die door alle vrijgemaakten in het licht bijeengebracht is en in de natuur des doods aanwezig is. Allen die het pad gegaan zijn en zich uit de dialectische natuur hebben bevrijd, hebben in de natuur-des-doods de bloedserfenis van hun grote overwinning achtergelaten. Allen die het pad gaan en zich tot het zoëven geschetste type ontwikkelen, ontvangen op een gegeven moment die erfenis. Zij krijgen daaraan deel, tegelijk met de kracht die in het midden is.
Ieder mens ontvangt een bloedserfenis, of hij dat wil of niet. Als hij behoort tot een sterke gebondenheid, in de zin van familie, volk en ras, en hij maakt zich daarvan niet radicaal vrij, dan is hij gehouden steeds de bloedserfenis van de gehele groep, die natuurlijk karmisch zwaar beladen is, te aanvaarden, of hij wil of niet. Hij lééft dan niet, doch hij wórdt geleefd, uit en door het bloed.
Doch wanneer hij in het geschetste type avanceert en hij door zijn toestand-van-zijn de kracht, die in ons midden is, met zijn hart verbonden voelt, ontvangt hij tegelijkertijd een daarmee in overeenstemming zijnde bloedserfenis, een schat van het bloed: de bloedschat van de overwinnaars, de krachten van de levende gemeenschap van de broeders en zusters die hem voorgingen op het pad.
Deze erfenis wordt van eeuw tot eeuw groter, het is een onmetelijk bezit geworden. Deze bloedsschat werd in de schoot van Elisabeth gestoten. Aldus werden de kracht van de kleine Jaô, die in het midden is, en de ziel van de profeet Elia beide gebonden in het lichaam van Johannes de Doper, opdat Johannes in staat zou zijn de voorloper te zijn, de weg te bereiden en te dopen met het water van de schuldvergeving, vrij van karma, door andere zielestructuur.
Op deze wijze komt de eerste wondervolle geboorte tot stand. Zij heeft zoals wij zagen drie factoren:
- een juiste pre-staat-van-zijn, de Elisabeth-Zacharias-staat
- een getroffen worden door de stralingskracht van een in de natuur verbijzonderd magnetisch veld,
- en een in staat zijn om de bloedserfenis van de gnostieke voorvaderen in ontvangst te nemen en daaruit te leven.
Wie zo is kan een voorloper zijn, kan een recht pad in deze natuur exploreren en kan, aldus gedragen, losbreken uit de aurische schuldenlast en zich gereed maken voor de tweede wondervolle geboorte, voor de ontmoeting met Jezus de Heer.
Bron: De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia van Jan van Rijckenborgh