Taoïstische meesters – Johannes Schiettecatte over Laozi, Zhuangzi en Guanzi

BESTEL TAOÏSTISCHE MEESTERS

LEES OVER HET SYMPOSION ‘ODE AAN HET VERLANGEN’ OP ZONDAG 21 MEI 2023

Niet voor niets oefent het Chinese denken in het algemeen en het taoïsme in het bijzonder een diepe aantrekkingskracht uit op veel mensen in het Westen. In tijden van overprikkeling en verwarring lijken wijzen die van de eenvoud van de natuur spreken en van het zich meebewegen daarmee ons een uitweg te bieden. In zijn boek ‘Taoȉstische meesters’ gaat Johannes Schiettecatte in op de wijsheid in teksten van Lao Zi, Zhuang Zi en Guan Zi. Schiettecatte geeft lezingen over mystiek, non-dualiteit in de wereldreligies en de ‘religie van de liefde‘. Op zondag 21 mei 2023 komt hij spreken op het symposion over verlangen op het conferentiecentrum Renova in Bilthoven.

Het taoïsme biedt een levensfilosofie met een religieuze diepte en toch zonder te geloven leerstellingen. Het biedt ook een weg tot fysieke en psychische zelfcultivering om zich die wijsheid eigen te maken. En het biedt tenslotte de belofte dat het dagelijkse praktische leven door die wijsheid en dat psychofysieke inoefenen een heel stuk voller en bevredigender kan worden. Drie figuren uit het vroege taoïsme bieden ons in deze inleiding tot de taoïstische wijsheid wegen aan om te vereenvoudigen en contact te maken met de natuur en ons lichaam. De Daodejing (vroeger Tao Te Ching geheten) of de Klassieker van het Tao en zijn kracht van Laozi, de Geschriften van Zhuangzi en de Nei Ye of het Innerlijke werk, een traktaat uit een werk gepubliceerd onder de naam Guanzi, bevatten parels die mits aandachtig eigen gemaakt licht en vrijheid bieden. 

TEN GELEIDE

Het taoïsme is actueel en dat is begrijpelijk. Het gaat niet om een modeverschijnsel, maar om het aanvoelen van een antwoord op een hangende vraag, van reële hulp dus voor een diepe nood. In een cultuur die op prestatie en communicatie gericht is, biedt het fameuze wuwei en de zin voor stilte van de Chinese visie immers een verkwikkend alternatief.

In dit boekje willen wij een bescheiden keuze van teksten uit deze traditie bijeenbrengen, ingegeven door de smaak van de samensteller. Wij willen enkel maar een klein aantal teksten aan de lezer toevertrouwen, met een minimum aan duiding. De Inleiding is laagdrempelig opgevat, de Woordenlijst is dan weer met zorg samengesteld uit de beste wetenschappelijk onderbouwde publicaties.

Het Chinese denken, voelen en handelen is zo heel anders dan het onze, dat we niet méér kunnen pretenderen dan een nederige Westerse benadering van een Oosters mysterie te bieden. Maar dat is niet erg, integendeel. Laten we hopen dat het geduldig overwegen van deze teksten voldoende licht kan werpen op deze oude wijsheid. En dat het voor ons, in onze fastfoodmaatschappij telkens opnieuw intens smakend geestelijk voedsel mag zijn.

Mijn dank gaat uit naar Greta Schacht voor haar wijsheid en hulp bij de Inleiding.

Johannes Schiettecatte 

INLEIDING

1 Laozi en het taoȉsme

Het taoïsme is één van de drie levensbeschouwingen van China en haar cultuursfeer, naast het boeddhisme en het confucianisme. Het taoïsme kent drie aspecten, die niet volledig van elkaar zijn afgescheiden: een filosofie, een religieuze beleving en een lichamelijk-geestelijke praktijk van ‘zelfcultivering’.

De grote en meest bekende geschriften waarop het taoïsme zich baseert zijn de Daodejing en de Zhuangzi, maar in de loop van de twintigste eeuw is duidelijk geworden dat nog enkele andere, minder bekende teksten een diepgaande invloed hebben uitgeoefend. In dit boekje nemen wij enkele teksten uit één daarvan op: de Neiyeh, uit het ruimere werk de Guanzi geheten.

Het taoïsme in het bijzonder en het Chinese denken meer in het algemeen staan heel erg ver af van het Westerse denken en zijn bijzonder moeilijk te begrijpen’. Toch bewijst de indruk die ze maken in het Westen en de stroom van publicaties van vaak heel degelijke aard, dat het mogelijk is iets te leren van hen en hun heilzame invloed te ondergaan. In het Nederlandse taalgebied alleen al hebben meerdere sinologen en taoïsten deze rijke bronnen voor ons ontsloten.

Laozi

Historisch weten we niet zo veel over Laozi. We vinden een portret bij de Chinese geschiedschrijver Sima Qian, uit de eerste en tweede eeuw vóór onze tijdrekening. Deze beweert dat Laozi afkomstig was uit Zhu, een zuidelijke staat in het grote Chinese keizerrijk, en daar als archivaris carrière zou hebben gemaakt in de zesde en vijfde eeuw. Niemand minder dan Confucius zou hem nog hebben geraadpleegd. De morele ondergang zou hem er aan het eind van zijn leven toe gebracht hebben uit te wijken en daarbij zou de Daodejing zijn ontstaan, als een soort testament van Laozi. Dit portret van Sima Qian moet met voorzichtigheid gelezen worden.

Bij de ontwikkeling van een duidelijk meer religieus taoïsme in de eerste eeuwen van onze tijdrekening gaat het personage van Laozi een steeds belangrijker rol spelen, tot hij uiteindelijk vereerd wordt als een goddelijke figuur.

In het Westen is men Laozi tot in de twintigste eeuw liever als een pure filosoof blijven beschouwen, om cultuurpolitieke, zeg maar kolonialistische redenen – zo realiseert men zich nu. Het onderscheid tussen filosofie en religie is ongetwijfeld nooit scherp geweest in China.

Daodejing

De Daodejing, soms ook de Laozi geheten, ontstond niet in één worp maar kende een lange ontstaansgeschiedenis. Er is allicht een wisselwerking geweest tussen een groep van vroegere ‘taoïsten’ en hun aforismen en een finale schrijver/redacteur. Over de precieze datum van de eindredactie is nog steeds geen consensus.

In elk geval dateert het oudste teruggevonden fragment – de in 1993 opgegraven ‘Guodian-versie’ – van in de vierde eeuw vóór onze tijdrekening. In de twintigste eeuw ontdekte men nieuwe versies van de Daodejing die afwijken van de tot dan bekende versie, de ‘Wang Bi-versie’.

Wang Bi was een belangrijke Chinese filosoof uit de vroege derde eeuw van onze tijdrekening, die er een filosofische uitleg aan gaf. Een nog iets latere versie, de zgn. ‘Heshang Gong-versie’, dateert ook uit de derde eeuw van onze tijdrekening en is veel meer gericht op persoonlijke psychofysieke zelfcultivering. Daarnaast is er nog een onvolledig commentaar, dat de religieuze betekenis van de Daodejing benadrukt en dat wordt toegeschreven aan de stichter van een belangrijke spirituele beweging,‘De Weg van de Hemelse Meesters’, die een goddelijke status aan de Daodejing gaven. In latere periodes heeft men pogingen gedaan om deze en nog verschillende andere commentaren te bundelen en te klasseren.

Tot in de twintigste eeuw telde men in de Daodejing eenentachtig hoofdstukjes en twee delen. Wang Bi oordeelde namelijk dat een eerste boek, de hoofdstukken 1-38, vooral over het Tao handelt, en dat een tweede boek, de hoofdstukken 39-81, vooral over de deugd handelt. Zo kwam dit geschrift aan zijn naam: ‘het boek’ (of ‘de klassieker’) ‘van de Weg’ (het Tao of Dao) ‘en de Deugd’ (De). In de twintigste eeuw echter werd een versie van de Daodejing opgegraven, de ‘Mawangdui-versie’, waarin de orde omgekeerd is! Dus eerst de hoofdstukken over de Deugd en dan die over het Tao. In feite is die onderverdeling in een boek over het Tao en een boek over de Deugd van ondergeschikt belang.

Tao en Te

Centraal in de Daodejing staat de oproep tot een leven in harmonie en eenheid met de Tao. Etymologisch betekent Tao letterlijk ‘weg’ of ‘pad’, maar ook: ‘spreken’. De Daodejing komt niet met een duidelijke definitie van het Tao, maar huldigt een vorm van niet-kennen. ‘De weg waarover gesproken kan worden is niet de ware weg…’Toch doet dit geschrift niet anders dan denken en spreken over dat ondenkbare en onzegbare mysterie. Méér: het is een soort inwijdingstekst, die zijn lezer wil binnenleiden in de beleving van het ultieme mysterie dat het Tao is.

In Westerse terminologie kunnen we het Tao zowel transcendent als immanent noemen: de mens overstijgend en toch helemaal aanwezig. Het Tao is geen ding of substantie of wat ook, maar zoiets als de werkzaamheid, de dynamiek, de manier van zijn of juister van gebeuren van de werkelijkheid. Met vele woorden en beelden cirkelt de Daodejing om deze betekenis heen, ons eerder tot navoelen uitnodigend dan tot nadenken. Het gaat meer om een belevingswijze dan om een metafysica. Men heeft wel eens geopperd dat de vergelijking met Spinoza’s Natura naturans zich opdringt.

Te werd vroeger vertaald als ‘deugd’ maar omwille van de moraliserende connotatie vertaalt men het woord vandaag liever als ‘kracht’. Deze scheppingskracht of creativiteit deelt in de geheimzinnigheid of het ongrijpbare karakter van het Tao. Toch: is het Tao per definitie ondefinieerbaar, we kunnen haar duidelijk ervaren als kracht die in de kosmos en in de mens werkzaam is – als deze zich ervoor openstelt. Sommigen vertalen te met efficiëntie.

Natuurlijkheid en niet-doen (wuwei)

Deze openheid of afstemming komt er als men gekunsteldheid loslaat en zich overgeeft aan natuurlijkheid,’ziran’genoemd. Dit (ont)doet men als men zich laat meestromen met de Weg. Zoals het water voorwerpen meevoert, zich rond elk voorwerp kan aanpassen maar toch een grote kracht bezit. Het Tao verwijst dus naar de kracht en de kracht naar het Tao.

Toegang tot deze cirkelredenering vormt het wuwei, het niet-handelen, of wellicht juister: het handelen door niet te handelen. Dit is geen niets-doen maar de eigenmachtigheid en eigengereidheid loslaten en ingaan op de kracht die natuurlijkerwijze in de dingen en in zichzelf handelt. Men zou dit wuwei dus kunnen omschrijven als ‘de kracht van de ontvankelijkheid’,‘het vermogen van de aanpassing’, ‘scheppende rust’. Wuwei is een existentieel engagement dat zich op verschillende niveaus afspeelt: in het eigen lichaam, via juiste voeding en hygiëne; in het eigen leven, door de afwezigheid van competitief streven, tevreden zijn met zichzelf, niet vasthouden, gematigdheid, deemoed; maar ook op het sociaal-politieke niveau: geen oorlog, geen hoge belastingen, geen harde repressie, geen strenge wetten.

Het taoïsme ontwikkelde daartoe een meditatiemethode die gericht is op het gevoelig worden voor wat in de omringende en eigen lichamelijke natuur omgaat, voor deze scheppende rust.

Natuur en lichaam

Omdat het taoïsme dicht bij de natuur en bij het lichaam wil blijven in zijn mysterieuze gang-van-zaken is het als wereldbeschouwing heel kosmisch en fysiek, heel aards. Geen tendens tot wereldvlucht en ascetisme vind je hier, zoals je die in andere religies wel tegenkomt.

Het taoïsme probeert het absolute of de zin van de werkelijkheid niet te grijpen en niet te begrijpen, maar er zich luisterend mee één te maken. Meditatie is erop gericht de processen van de kosmos in het eigen lichaam terug te vinden, zich eraan over te geven en zich zo uit de neiging van de mens tot grijpen en begrijpen te laten stoten.

Yin-yang

De ‘natuurlijkheid’, de paradoxaal ‘actieve passiviteit’ en deze concentratie op de natuur en het lichaam maken dat het taoïsme een heel ‘vrouwelijke’ religie lijkt. De Daodejing kent aan het Tao ‘vrouwelijke’ en ‘moederlijke’ kwaliteiten toe. (De veronderstelde seksuele positie van de vrouw die ‘onder’ ligt en dus stil en passief is en de man die ‘boven’ haar dus beweeglijk en actief is zou aan de grondslag van deze beeldspraak liggen.)

De interactie van de kosmos en het lichaam enerzijds en de menselijke geest anderzijds is evenwel ook iets wat het taoïsme van het oeroude kosmologische yin-yang-denken heeft geërfd en dat ook aan de basis van het confucianisme ligt. Omdat alles tot harmonie komt in de Tao, zijn ook alle tegengestelden gelijkwaardig en houden zij elkaar in evenwicht. Geen enkel gezichtspunt is absoluut; ook goed en kwaad, ook leven en dood zijn complementair in de levenscycli.

Interpretatie, invloed en verspreiding

Als gebalde poëtische tekst is de Daodejing bijzonder fascinerend maar al even moeilijk te begrijpen. Peilt deze tekst naar de ultieme fundamenten van de kosmos, of is het een handleiding voor de vorst om zichzelf te vormen, of leert hij meditatiemethoden in een religieuze context? In de loop van de geschiedenis, zoals de commentaren bewijzen, is de Daodejing op al deze verschillende manieren gelezen, met telkens andere accenten.

We kunnen aannemen dat er reeds in de tekst verschillende lagen aanwezig zijn. Zo kan de ‘wijze die het rijk bezit’ waar de tekst van spreekt, doelen op de politieke leider die zijn rijk bestuurt maar ook op de individuele persoon die zijn eigen lichaam of leven bestuurt.

De Daodejing heeft met zijn diversiteit aan interpretaties een grote invloed gehad op de Chinese cultuur. Zij bleef alle eeuwen door intellectuele scholen voeden. Voor de bedienden aan het keizerlijk hof, was de Daodejing verplichte examenstof. In het religieus taoïsme werd de tekst op muziek gezet. Vanuit China is de Daodejing verspreid naar de rest van Azië en naar het Westen. In de zevende eeuw werd de tekst vertaald in het Sanskriet, in de achttiende eeuw in het Latijn en momenteel bestaan er vertalingen in meer dan tweehonderdvijftig talen.

Het aantal aanhangers van het taoïsme is moeilijk vast te stellen. In elk geval vindt er in deze tijd een duidelijke heropleving van het taoïsme plaats in China. Men schat het aantal taoïsten in de wereld tussen de twintig en vijftig miljoen. Geografisch is het vooral gesitueerd in China, Taiwan, Maleisië en Singapore, maar ook in Korea, Japan en Vietnam zijn er sporen van het taoïsme terug te vinden.

Het taoïsme, het confucianisme en het boeddhisme hebben elkaar wederkerig flink beïnvloed in de Chinese invloedssfeer. Bekend is de impact die het taoïsme heeft gehad op nieuwkomer boeddhisme in de loop van de geschiedenis. Er ontstond een eigen Chinees boeddhisme, het Chan-boeddhisme, dat de basis vormde voor het Japanse zenboeddhisme. Er is héél veel van de taoïstische geest terug te vinden in het zenboeddhisme.

Misschien is het taoïsme in de twintigste eeuw vooral via het zenboeddhisme onder de aandacht gekomen in het Westen. Her en der ontstonden scholen en groeperingen die het taoïsme of een westerse vorm ervan promootten in Europa en Noord-Amerika.

Verder lezen

  • Kristofer Schipper, Laozi. Het boek van de Tao en de innerlijke kracht, vertaald en toegelicht, Uitgeverij Augustus, 2010.
  • Robert G. Henricks, Lao-tzu. Te-Tao Ching, met een voorwoord van dr. M.J. Mansvelt Beck, Servire, 2005.
  • Rémi Mathieu, Lao tseu. Le Daode jing, classique de la voie et de son efficience, Edition EntreLacs, Paris, 2008.

INHOUDSOPGAVE

Ten geleide

Inleiding
Laozi en het taoïsme
Zhuangzi
De Guanzi

Gebruikte vertalingenTeksten
Laozi

Zhuangzi
Guanzi

Aanvullende bibliografie

Woordenlijst

BESTEL TAOÏSTISCHE MEESTERS

LEES OVER HET SYMPOSION ‘ODE AAN HET VERLANGEN’ OP ZONDAG 21 MEI 2023

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER TAO EN TAOÏSME