DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)
Hieronder volgen de tekst van strofe 5 van de Daodejing (of Tao Teh King) en het commentaar dat J. van Rijckenborgh (1896-1968) en Catharose de Petri (1902-1990) daarop hebben geschreven in hun boek De Chinese Gnosis.
De alopenbaring is niet menslievend
en alle dingen zijn voor haar als strooien honden.
De wijze is niet menslievend
en beschouwt het volk als strooien honden.
Het al is gelijk aan een blaasbalg.
Het is ledig en nimmer uitgeput.
Hoe meer het beweegt,
hoe meer er te voorschijn komt.
Maar met vele woorden raakt men uitgeput.
Het is beter zijn zelfbeheersing te bewaren.
Tao Teh King, hoofdstuk 5
5 DE ALOPENBARING IS NIET MENSLIEVEND
Het zal u wel eens overkomen zijn dat u jarenlang kennis hebt gedragen van een zekere waarheid, die meer theoretisch dan praktisch in u leefde. Tot er zich opeens achter die waarheid een werkelijkheid voor u openbaarde en licht zich spreidde. Zo is het nu ook met een leerling die, het woe wei toepassend en Tao’s onuitputtelijkheid ervarend, ontdekt dat er een gnostieke werkzaamheid is die zich speciaal aanpast bij zijn of haar toestand-van-zijn.
Zo is het met de mens die voorts tot de grandioze ontdekking komt dat hij geen uitzondering is, geen speciaal begenadigde, doch dat er een brug der bevrijding is voor ieder, in de onuitputtelijkheid van Tao’s liefdesradiaties, door middel van de gnostiek-astrale magnetische binding. Dan is het duidelijk dat Lao Tse uitroept: O, hoe diep is het. Het is de Oervader aller dingen.
En dan de talloze ervaringen van het heilsproces zelf. Hier staat u met uw verzonken microkosmos. Wie bent u, vergeleken bij de onmetelijke glorie van Tao? En tóch, deze onmetelijkheid houdt bemoeienis met u. Het heeft u ontdekt en het raakt u aan:
‘Het verzacht zijn scherpte,
vereenvoudigt zijn gecompliceerdheid,
tempert zijn verblindende schittering
en maakt zich gelijk aan de stof.’
Het maakt zich gelijk aan u, aan allen, in uw particuliere situatie, mits u in de zelfovergave staat. Welk een wonderlijke genade en ook welk een inzicht, welk een puur wetenschappelijke basis! Hoe zou u anders geholpen kunnen worden?
Er is geen enkele leerling die geforceerd wordt. De Gnosis past zich aan bij iedere situatie. Zij wil zich regelen naar uw tempo, zij is naast u bij iedere mijl die u gaat, mits u een ‘kandidaat ̋ bent. Tao maakt zich altijd volkomen gelijk aan uw stofstaat, verzacht zijn scherpte, vereenvoudigt zijn gecompliceerdheid en tempert zijn verblindende schittering.
Niets kan u gebeuren. En stel nu eens dat u het bevrijdende werk zou staken. Tao zou onmiddellijk weer ledig voor u worden, maar zou op u wachten, wachten – in onmetelijke liefde – al was het eonen lang. Daarom: O, hoe kalm is Tao, oerkalm, een onverstoorbare rust.
Er is in de moderne Geestesschool een zekere bewogenheid en wij zeggen: ‘De tijd is daar,’ vanwege de begrijpelijke situatie aan het einde van deze dag van openbaring. De Broederschap zou u gaarne, vóór het avond wordt, nog willen uittillen. Doch dit alles verstoort niet de rust en de kalmte van Tao. Want Tao is eeuwig. Het wacht u reeds een eeuwigheid. Het zal een eeuwigheid op u wachten. Er zal geen tijd zijn waarin Tao niet is; Tao is ouderloos. Het was er vóór de opperste God. Er zijn vele verhevenen, vele glorievolle broeders en zusters, die in majesteitelijke ontwikkeling onbegrijpelijk ver van ons zijn. Welnu, achter die allen is Tao; boven de grootste van hen troont Tao.
En deze Tao, dit Tao, wil zich voor u gelijkmaken aan uw stof, tempert zijn verblindende schittering, vereenvoudigt zijn gecompliceerdheid, verzacht zijn scherpte. Althans: wanneer u een ‘kandidaat’ wilt zijn. Wij plaatsen u thans voor het vijfde hoofdstuk van de Tao Teh King:
‘De alopenbaring is niet menslievend
en alle dingen zijn voor haar als strooien honden.
De wijze is niet menslievend
en beschouwt het volk als strooien honden.
Het al is gelijk aan een blaasbalg.
Het is ledig en nimmer uitgeput.
Hoe meer het beweegt,
hoe meer er te voorschijn komt.
Maar met vele woorden raakt men uitgeput.
Het is beter zijn zelfbeheersing te bewaren.’
De uitspraak: De alopenbaring is niet menslievend is voor u wellicht een ontstellend woord. Als dit woord waarheid behelst, stort wellicht een gehele wereld- en levensbeschouwing voor u in een afgrond. En inderdaad, dit ligt in de bedoeling van de aloude universele openbaring die wij de Tao Teh King noemen. Als u begrijpt wat Lao Tse u hier wenst over te dragen, valt er heel wat in brokken. Dan wordt het wereldbeeld, dat de mensheid als een diorama om zich heen opgesteld zag, totaal verscheurd. Een wereldbeeld dat sinds mensenheugenis van generatie op generatie werd overgedragen.
U hebt lief, u kent het wezen van de liefde in de een of andere vorm of radiatie. En wanneer wij daarbij alle lagere werkingen en aanzichten van liefde buiten beschouwing laten, dan kent u de liefde voor uw levenspartner, voor uw kind, voor uw gezin. Mogelijk voor een groep mensen, een volk of een ras. U hebt uw vrienden en vriendinnen, die u liefdevolle gevoelens toedraagt. En er is in u de zin voor humaniteit, in meerdere of mindere mate. Door deze humaniteitszin hebt u en kent u uw mensenliefde, uw ijver voor hen die in nood zijn, uw activiteit om de mensheid op een hoger plan te brengen, uw streven in deze school en zoveel andere gerichtheden die in dezelfde rubriek thuis horen.
U weet dit alles. U weet dat al deze gerichtheden en uitingen van het liefdevolle mensenhart en de talloze gevolgen daarvan de mensheid doen leven. Het enige dat aan het gewone leven nog een sprankeltje waarde geeft is de liefdesopenbaring van de mens, hoe dan ook van aard en wezen. Indien de mens deze liefdesopenbaring niet kende, niet zou bezitten, zou het leven ondenkbaar en onmogelijk zijn en niet geaccepteerd kunnen worden. Hoe meer karaktercultuur er in een mens is, hoe meer schoonheid aan liefde en liefdegedrag er door zulk een mens tentoon wordt gespreid. En er is geen sterveling op de aardbodem die niet op de een of andere wijze de liefde – althans enig liefdegevoel – kent. De wereldliteratuur heeft ons dat ten volle bewezen. Hoe dan ook, de liefde beweegt de wereld.
Denk nu eens na. Als wij dat zo zeggen en constateren: ‘De liefde beweegt de wereld,’ dan zeggen wij feitelijk ook: ‘De liefde houdt de dialectische openbaring, de natuur des doods in stand.’ Maar dat is toch verschrikkelijk? Dat zou toch duivels zijn? De liefde, die wezenseen is met uw gehele wezen, zou de natuur des doods in stand houden! Getuigt de Bijbel niet: ‘God is liefde’? U aanvaardt wellicht dat uw liefdeaard beperkt, egocentrisch en besmet is, maar toch een karikaturaal overblijfsel is van het oorspronkelijke, van het goddelijke, dat verandert zodra u het pad gaat bewandelen.
Nee, zegt Tao: De alopenbaring is niet menslievend. Zij kent geen liefde. En u kijkt elkaar vertwijfeld aan en zegt: ‘Waar zit de fout?’ Door de eeuwen heen werd die vraag gesteld. Daarom doen wij het ook: ‘Waar zit de fout?’ Moet onze liefde sekseloos zijn, of zoiets, algemener en gecultiveerder?
Nee, zegt Tao: De alopenbaring kent geen mensenliefde, hoe dan ook. En hier stort nu een gehele wereld- en levensbeschouwing ineen en u voelt zich ontredderd.
Wat wordt er van u verlangd? Niets! U kunt krachtens uw wezenswerkelijkheid niet anders dan uw bestemming volgen, met haar gehele reeks psychologische acties en reacties. Zou u de psychologische werkingen van uw wezen op de een of andere wijze blokkeren, u zou in een onmogelijke toestand komen te verkeren. Hoe normaler u zich gedraagt, als entiteit ván deze natuur, n de natuur, hoe beter en zuiverder het is. Doch dat neemt niet weg dat Tao niet menslievend is!
Hieruit valt maar één conclusie te trekken, namelijk dat wanneer de Bijbel over liefde spreekt en zegt: ‘God is liefde,’ er iets totaal anders wordt bedoeld dan u ermee kunt bedoelen. De liefde Gods is niet super-universeel of sekseloos, of zoiets. Ze is en bedoelt iets heel anders! Laat ons dit proberen te bewijzen.
In het tweede hoofdstuk van de Tao Teh King wordt gezegd dat het mooie altijd het lelijke baart. Wij hebben dat uitvoerig besproken. Het lelijke is het bewijs dat schoonheid schijn en waan is, en dat het mooie, als werkelijkheid, in deze natuur niet aanwezig is. En terzake van het onderwerp dat wij nu behandelen kan men zeggen: Liefde brengt haat voort. En de haat is het bewijs dat de liefde een voor de mens onbekende grootheid is, die in deze wereld niet te vinden is. En wat men ervoor houdt, is waan en begoocheling.
In de Bijbel wordt gezegd: ‘De liefde overwint alles; de liefde maakt vrij; de liefde is de grootste macht in de wereld.’ En tal van romans zijn geschreven over het thema ‘boven alles de liefde’. Welnu, als liefde werkelijk zou vrijmaken en overwinnen, dan waren mens en wereld reeds sedert eonen vrijgemaakt. Want niemand wil toch beweren dat liefde zoals men die kent, leugen en bedrog is? Er zijn immers talloze mensen, talloze groeperingen, zeer verheven geslachten, die het ‘boven alles de liefde’ als devies van hun leven in praktijk brachten.
Deze liefdesopenbaring is door alle tijden heen van zulk een formidabele omvang geweest en zij is dat nóg, zo gecultiveerd en georganiseerd, dat de vibratie en de kracht die daardoor werd vrijgemaakt onze wereld reeds sedert lang had moeten verheffen tot een volstrekt goddelijke hemel.
Doch zo is het niet! Het mooie brengt het lelijke voor de dag, het goede het slechte, en liefde volkomen haat. Liefde is een gloed, haat een brand. Aardse liefde is persoonlijke of onpersoonlijke zelfhandhaving. Het is een streven van het ik, zijn staat-van-zijn tot vergoddelijking te stuwen. Daardoor wekt het ik de tegendelen op: door de gloed de brand.
In sommige tempels en centra zitten vele mensen liefdevol te mediteren en krachten uit te zenden om de mensheid te verheffen, te behoeden voor slechtheid en oorlogen uit te bannen. Doch deze centra en tempels zijn oorlogshaarden bij uitnemendheid, haatzaaiende, haat verwerkelijkende straalzenders.
Als een mens u zeer liefdevol tegemoet treedt, is dat aangenaam. Als een mens u met haat nadert, bent u op uw hoede. Tussen deze twee polen beweegt zich het natuurlijke leven. Liefde en haat zijn elkaar instandhoudende krachten. U zult beweren: ‘Ik haat niet, ik ken geen haat.’ Wij zeggen u: U kent de haat wél! U kunt er niet buiten. Zoals menselijke liefde een vibratieschaal bezit met verschillende uitingen daarvan, zo is het ook met de haat.
U hebt uw sympathieën en uw antipathieën. Antipathie is natuurlijke tegenzin en een vorm van haat. Het is een tegendeel van sympathie en dus een tegendeel van liefdesgevoelens der natuur. U kent dagelijks uw wrevel, uw wrevelig gedrag, uw gedrag dat voortspruit uit verontwaardiging of vermeend onrecht. U bent in onze conferentieoorden soms met een paar honderd geestverwanten bijeen. Toch zijn er onder hen die van plan zijn elkaar geen enkele blik te schenken. U hebt uw onverschilligheid en uw prikkelbaarheid – tegendelen van liefde.
Als u dit geheel overziet, het totaal van uw gedrag, dan weet u dat niets menselijks u vreemd is. Haat – het wezen van de haat – kent zijn zeer felle vlammentongen, maar ook zijn zacht smeulend vuur. U kunt in deze natuur de laaiende tongen doven, doch het smeulende vuur van de haat nimmer. Zoals liefde in deze natuur noodzakelijk is, zo is haat haar tweelingbroer. U kunt er niet buiten! Wie liefde cultiveert, cultiveert haat; dat is een wet. De haat is in de natuur des doods een levensbescherming, even wezenlijk en even ikcentraal als de liefde.
De schalen van liefde en haat zijn voortdurend in beweging en nimmer tot stilstand te brengen. Het ene moment bent u de beminnelijkheid zelf, het volgende moment slaat de schaal naar de andere zijde door. U moet daar eens op letten: het is verbazingwekkend, die onophoudelijke verandering in de mens. Een stakkerd is hij, verteerd door liefde en haat. Twee machtige vuren, zijn hel waarin hij geworpen is. Beurtelings worden zijn liefde en zijn haat in de een of andere vorm opgewekt en zo wordt hij ‘de stoker’ van zijn eigen levenshel. Kunt u zich nu voorstellen dat Tao daarbuiten staat, zich daarvan distantieert?
Evenmin als u zich een haatzaaiende Gnosis kunt voorstellen, evenmin mag u zich, naar hetzelfde recept, een liefderijke Gnosis indenken. De Gnosis heeft u niet lief volgens de opvatting van uw dialectische visie. De alopenbaring is niet menslievend en beschouwt al dat gedoe als ‘strooien honden’, die in het oude China gebruikt werden voor offeranden. Ook de wijze, die in de alopenbaring opgaat, is derhalve niet menslievend en beschouwt het volk als strooien honden, als dieren.
Maar wat bedoelt de Bijbel dan met de woorden: ‘God is liefde?’ Wel, het gans andere. Om dit enigermate te verstaan dient u zich bewust te maken van uw levens- en wereldbeeld van de liefde. Dat beeld moet aan brokken, evenals de beelden van vele andere zaken die uw pantheon bevolken.
In de goddelijke openbaring heerst een alritme, een ritme dat in het kleinste atoom aanwezig is. Deze toestand-van-zijn kent geen tegendelen, geen slagschaduwen, en brengt onveranderlijk zichzelf voort. Daar wordt geen goed ingezet tegen kwaad, geen schoonheid tegen het lelijke, geen liefde tegen haat, geen waan tegen werkelijkheid.
De Gnosis heeft geen liefdeseigenschap; de liefde gaat niet van haar uit; zij is liefde! Met andere woorden, de liefde Gods kent geen gerichtheden, geen strijd, geen activiteit. Zij is in zichzelve. Zij is een wereldorde; zij is die wereld zelve! En daarom mateloos krachtig, te vergelijken met een blaasbalg. Als een blaasbalg ritmisch samengetrokken wordt, brengt hij grote kracht voort. Zo brengt het alritme van de alopenbaring grote kracht voort en niets kan daarin zijn dat met dit alritme in tegenstelling is.
Als u dit alles inziet en duidelijk begrijpt, dan weet u beter dan ooit hoe volstrekt hopeloos en uitzichtloos de natuur des doods is. Dan zult u besluiten, aan dit hopeloze zo weinig mogelijk woorden te verspillen. U zult geen betogen richten tot niet-begrijpenden. U zult de wereld laten voor wat ze is. U zult in volkomen zelfbeheersing staan en u in ware godsdienst slechts richten tot datgene wat het alritme kan opvangen, wat daaraan gelijk is: het wonderbare atoom, de roos des harten, het koninkrijk dat niet van deze wereld is.