Hieronder volgen de tekst van strofe 12 van de Daodejing (of Tao Teh King) en het commentaar dat J. van Rijckenborgh (1896-1968) en Catharose de Petri (1902-1990) daarop hebben geschreven in hun boek De Chinese Gnosis.
De vijf kleuren verblinden het oog,
de vijf tonen verdoven het oor,
de vijf smaken bederven de smaak.
Dolle ritten en jachten brengen
het menselijke hart in verdwaling.
Moeilijk te verkrijgen goederen brengen
de mens tot verderfelijke daden.
Daarom maakt de wijze werk van
zijn innerlijk en niet van zijn ogen.
Hij verwerpt wat van buiten komt,
en verlangt naar wat binnen is.
Tao Teh King, hoofdstuk 12
Door de ouden werden vijf kleuren, vijf tonen en vijf smaken onderscheiden. Wij kennen een kleuren-, tonen- en smakenreeks van zeven, maar er zijn ook mensen die meer of minder dan zeven kleuren, tonen of smaken onderscheiden. Daarom is het van essentieel belang, de aandacht te vestigen op de met elkaar samenwerkende persoonlijkheidsvermogens van het gezicht, het gehoor en de smaak. In het bijzonder wordt hier uw belangstelling gevraagd voor het feit dat het oog vooral reageert op astrale kracht, het gehoor op etherkracht en de smaak op de verbindende gevolgen van astrale kracht en etherkracht.
Deze synthese is feitelijk bouwstof, gevormd door de krachtstoffen astrale kracht en etherkracht. Als deze bouwstof meer verdicht wordt en meer gericht aangewend wordt, valt zij uiteen in drie aanzichten of in drie elementen, namelijk lucht, water en aarde. Deze drie vinden wij terug respectievelijk in ons ademveld, dat is onze levensatmosfeer, in ons levensfluïde – bijvoorbeeld het bloed en het zenuwfluïde – ons levenswater, en in onze levensvorm, de vaste delen van onze persoonlijkheid.
Het oog is astraalgevoelig, het oor is ethergevoelig. De smaak, de voedselneiging, de voedselopneming, wordt door die beide bepaald. Tengevolge van de smaakzin ontwikkelen zich de levensatmosfeer, het levensfluïde en de levensvorm, zoals uit de oerwateren of oersubstantie lucht, water en aarde werden geformeerd. Men zou het ook zo kunnen aanduiden dat de persoonlijkheid de apparatuur bezit om astrale kracht, etherkracht, aan te trekken en om te zetten, waarbij het resultaat dan persoonlijkheidsbepalend is. Zulk een apparaat bezit de mens inderdaad. Het oog, het gehoor en de smaak zijn uiterst belangrijke onderdelen van dit apparaat.
Daarop doelt nu het twaalfde hoofdstuk van de Tao Teh King. Wij zien op een bepaalde wijze, geheel in overeenstemming met de astrale kracht die bemoeienis met ons houdt. Wij horen aldus, geheel in overeenstemming met de etherkracht die door het astrale magnetische licht aangetrokken wordt. Onze wezensgesteldheid wordt derhalve bepaald door de voeding, die daarvan weer het gevolg is. En daar de mensheid in de natuur des doods leeft, is het volkomen duidelijk dat er een groot conflict ontstaat:
‘De vijf kleuren verblinden het oog,
de vijf tonen verdoven het oor,
de vijf smaken bederven de smaak.’
De apparatuur, eenmaal in gang gezet bij de geboorte, werkt door tot aan het graf. Naar het potentieel van het in de mens aanwezige Koninkrijk Gods wordt hij, wat de ontwikkeling daarvan betreft, belemmerd vanwege deze verblinding en verdoving en dit bederf. Ziende is hij blind, horende is hij doof. Door deze geschondenheid is zijn vormwezen aan verderf, aan kristallisatie, onderhevig.
Het blijkt dat feitelijk iedere mens dit alles bij intuïtie weet. De mens voelt zich in alle opzichten door het grote conflict bedreigd. Zijn leven, zijn gezondheid, zijn levenskrachten lopen ernstig gevaar. Daarom vervalt hij in talloze experimenten. Om de gevaren te keren! Zo maakt hij zijn toestand steeds ernstiger, daar hij zijn activiteiten ontplooit op de basis van zijn blindheid en zijn doofheid. Zijn begeerten en verlangens, gericht op zelfbehoud, desorganiseren zijn hartheiligdom. Hij maakt het voor zichzelf en voor anderen steeds moeilijker:
‘Dolle ritten en jachten
brengen het menselijke hart in verdwaling.
Moeilijk te verkrijgen goederen
brengen de mens tot verderfelijke daden.’
U zult dit nu geheel en al verstaan. Zie dit woord niet in oppervlakkigheid, doch versta dat ieder dialectisch mensenkind die dolle ritten en jachten móet maken in de processen van zelfhandhaving. Keren wij nu terug tot de ter sprake gebrachte zintuigen: het gezicht, het gehoor en de smaak. Niet voor niets wordt er gezegd dat het oog de spiegel van de ziel is. Uw ziel is het levenslicht dat u beheerst. Het astrale vuur, dat u bewustzijn geeft. Het oog weerspiegelt uw staat-van-zijn. Door in de spiegel van het oog te zien, kunnen wij de zielen in verschillende typen onderscheiden. Iedere gemoedsgesteldheid, iedere zielengesteldheid, iedere astrale bewogenheid, kan men uit het oog lezen.
U weet dat men aanneemt dat hetgeen wij licht noemen, veroorzaakt wordt door ethertrillingen. Deze trillingen prikkelen het uiterst gecompliceerd samengestelde oog. Door middel van de gezichtszenuwen worden zij daarop naar de hersenen overgebracht, alwaar de impressie ‘licht’ geboren wordt. Wij menen dat dit onjuist is. Door middel van de thalamus worden de vibraties van de zevenarmige astrale kandelaar, die in het hoofdheiligdom brandt, in kleine magnetische golven naar het oog overgebracht. In overeenstemming met deze aldus overgebrachte impulsen ‘ziet’ de mens. Hij ziet in overeenstemming met zijn magnetische status. Of hij verwacht te zien in overeenstemming met zijn magnetische status. Constateert hij terzake conflicten, dan ijvert hij om evenwicht te brengen tussen innerlijk en uiterlijk. Vandaar de dolle ritten en jachten.
De wonderlijke bouw van het oor is u eveneens bekend. Zoals u weet onderscheidt men in het oor het klankontvangende deel, het klankgeleidende deel en het klankwaarnemende deel. Door middel hiervan deelt de wereld van het geluid zich aan ons mee. Geluid wordt veroorzaakt door ethergolven, ethertrillingen. Iedere ethertrilling wordt door het oor opgevangen, onverschillig of men doof is of niet. In deze zin ‘hoort’ men dus altijd, zoals een blind mens ook altijd ‘ziet’. Doofheid is een toestand waarin het geluid, dat door luchttrillingen wordt teweeggebracht, niet meer kan worden waargenomen. Zoals blindheid wel het uiterlijke zien belet, maar niet het zoëven bedoelde magnetisch-astrale proces.
Een deel van het gehoororgaan noemt men het slakkenhuis. Daarin bevindt zich een instrument dat wel eens is vergeleken met een miniatuurpiano. Het heeft 24000 snaren, alle samengebracht in afmetingen, geringer dan die van een kleine erwt. In en door dit instrument worden alle ethervibraties die tot ons komen, opgenomen en in bepaalde zin gehoord. Zij worden verder ontleed en daarna, als met behulp van elektrische stroomstootjes, naar het bewustzijn overgebracht.
Wat wij u nu willen aantonen is het volgende: Om u heen schept u een magnetisch veld. Het is geen automatisch werkend veld, maar een bewust geleid magnetisch veld. Het instrument daarbij is het oog. Door middel van dit magnetische veld trekt u ethers aan. Met het oor hoort u nu de klanken, neemt u de etherstromen op die dientengevolge tot u komen. Zij worden door het oor gerubriceerd, waarna zij ten dienste van de levenshuishouding kunnen worden aangewend. Het gehele zenuwstelsel speelt daarbij een rol. In noodzakelijke samenwerking met dit alles treedt nu de smaak op als verbindende factor.
Ten eerste wordt zo door het oog een astrale sfeer gebouwd en onderhouden. Ten tweede worden op deze basis etherkrachten aangetrokken en naar hun vibraties gescheiden en waargenomen. Daarop wordt de substantie ingeademd, genuttigd: de smaak treedt op. Als een mens leerling wordt van de Geestesschool, dan is de sleutel tot de grote verandering natuurlijk gelegen in zijn zielenstaat, dus in zijn magnetische staat. Derhalve zegt het derde vers van hoofdstuk 12: ‘Daarom maakt de wijze werk van zijn innerlijk en niet van zijn ogen.’
De beschreven keten van oorzaken en gevolgen moet worden doorbroken. Zie nog eens de mens voor u zoals hij is: een machtig instrumentarium in zich en een wereld buiten zich. Die twee, hoewel in vele opzichten uit dezelfde orde geboren, zijn met elkaar in volkomen conflict. Vandaar de dolle ritten en jachten om tot evenwicht te komen. Zo worden de conflicten echter juist in stand gehouden, in wilde wieling gebracht. Zo wentelt het vuurwiel van de dialectische astralis zonder pozen. Daarom nu richt de wijze zich op het oeratoom, de roos des harten, op zijn ‘binnenste zijn’. Hij verwerpt al wat van buiten komt en verlangt naar dat wat binnen is in het koninkrijk des harten. Dan verbreekt hij de keten van oorzaak en gevolgen.
Van stonde aan zal een ander magnetisch fluïde binnen het stelsel worden getrokken. En zo zal het oog geen conflict meer zien in de wereld, maar een wereld waarnemen waarin de mens niet thuis hoort. Dan zullen de dolle jachten op de horizontale lijn worden gestaakt. Het oor zal dus andere etherkrachten horen en verwerken. Dus zal de smaak ander voedsel verkrijgen. En de vijf zielenfluïden zullen aanleiding geven tot de grote verandering die De alchemische bruiloft van Christiaan Rozenkruis wordt genoemd.