Het verheerlijkt lichaam – een gedeelte van het laatste hoofdstuk uit ‘U bent goden’ van Omraam Mikhael Aïvanhov

BESTEL U BENT GODEN

Deel IX van het boek U bent goden van Omraam Mikhaël Aïvanhov gaat over ‘De wegen naar vergoddelijking’ en bestaat uit vier hoofdstukken met achtereenvolgens de volgende titels : Het kerstfeest, De tweede geboorte, De opstanding en het laatste oordeel en Het verheerlijkt lichaam. Hieronder volgt de tekst van een deel van het laatstgenoemde hoofdstuk.

BESTEL U BENT GODEN

HET VERHEERLIJKT LICHAAM

Wat gestorven is, staat niet op uit de dood; wat levend is, staat op. Laat dit voortaan heel duidelijk zijn. Als er gesproken wordt over doden die zijn opgestaan, betekent dit dat het alleen maar leek alsof ze gestorven waren; in werkelijkheid bevonden ze zich in een comateuze toestand. Zij van wie gezegd wordt dat ze zijn opgewekt uit de dood, waren nog niet gestorven, zelfs wanneer er reden was om dit te geloven, omdat hun hart niet meer klopte.

Als de ziel eenmaal het lichaam heeft verlaten, heeft het geen zin kunsten uit te halen om haar te laten terugkomen. Er bestaan over dit vraagstuk veel onware verhalen die door onwetenden of bedriegers zijn verzonnen. Er zouden tovenaars geweest zijn van wie men zegt dat zij erin geslaagd zijn doden op te wekken. Nee, in werkelijkheid zijn ze, dankzij bepaalde methodes die ze kenden, erin geslaagd aardse of onderaardse entiteiten aan te trekken, die ze in het lichaam van de keerde terug, maar het waren andere entiteiten: door bezweringen, door gestorvene brachten om het te laten bewegen. Niet de geest van de dode keerde terugvaar het waren andere entiteiten: door bezweringen, door hen elementen aan te bieden die hen aanstaan (bloed, voedsel), slaagde de tovenaar erin hen in dat lichaam te brengen en daar bleven ze dan enige tijd. Maar de grote ingewijden hebben zich nooit beziggehouden met het tot leven wekken van lijken; spiritisten beweren dit te doen, terwijl ze in werkelijkheid alleen maar andere entiteiten aantrekken.

Zelfs Jezus heeft geen doden opgewekt. U zult zeggen: “Toch staat dit in de Evangeliën! – Ja, maar in werkelijkheid waren zij nog niet gestorven. – En Lazarus? Hij was drie dagen dood… ” Nee, de anderen dachten dat hij dood was, in werkelijkheid leefde hij nog. Trouwens, wat zei Jezus? Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker maken. (Johannes 11:11) Dit doet niets af aan de verdienste van Jezus, want Lazarus zou werkelijk gestorven zijn, als Jezus niet was gekomen om hem uit het graf te halen. Bovendien, is alles wat over de dood van Jezus, en dus ook over zijn opstanding, gezegd wordt, wel waar?… Maar ik zal dit vraagstuk niet aanroeren om het christelijk geweten niet nog meer in verlegenheid te brengen.

De dode staat niet op, juist de levende doet dit, de levende die in een lethargische slaap is, zoals de boom waarvan de takken in de winter ‘dood’ zijn. En als we willen begrijpen wat de ware opstanding is, moeten we het verhaal raadplegen van de transfiguratie van Jezus in de Evangeliën.

Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren. Voor hun ogen veranderde hij van gedaante, zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. Plotseling verschenen aan hen Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek waren. Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Heer het is goed dat wij hier zijn. Als u wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’ Hij was nog niet uitgesproken, of de schaduw van een stralende wolk gleed over hen heen, en uit de wolk klonk een stem: Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister maar hem! Toen de leerlingen dit hoorden, wierpen ze zich neer en verborgen uit angst hun gezicht, Jezus kwam dichterbij, raakte hen aan en zei: Sta op, jullie hoeven niet bang te zijn.’ Ze keken op en zagen niemand meer, Jezus was alleen. (Matt.17:1-8)

De transfiguratie van Jezus kan alleen door de uitingsvorm worden uitgelegd, die in de spirituele traditie het verheerlijkt lichaam wordt genoemd. Deze uitingsvorm kan van zo’n intensiteit zijn dat het lijkt alsof er plotseling een lichtgolf vanuit het binnenste van het wezen verschijnt, die zijn lichaam en zelfs zijn kleren in vuur en vlam zet.

De kiem van het verheerlijkt lichaam bevindt zich in het etherisch lichaam dat de afspiegeling is van het fysieke lichaam’ en aan deze kiem kunnen we werken. Hoe? Door onze gedachten, onze gevoelens, onze wensen, ons hele psychische leven kunnen wij zelfs tot in de kern van onze cellen transformaties teweegbrengen. Er wonen miljarden zielen, onze cellen, in ons en elk ervan kan verrijzen.

U zult zeggen dat de cellen geen zielen zijn. De cellen zelf zeer zeker niet, dat klopt, maar elk ervan is de woning van een kleine ziel aan wie een bijzondere werking is toevertrouwd. Een cel van de ogen is geen cel van de hersenen of van de lever; zij is niet zo maar een deeltje materie dat een willekeurige plaats in ons lichaam inneemt. Zij is zich als een werkneemster bewust van het werk dat ze moet verrichten, daar waar ze zich bevindt, omdat het goed functioneren van het organisme afhankelijk is van dit werk. Alleen is het ‘bewustzijn’ van die miljarden cellen de afspiegeling van ons eigen bewustzijn. Als wij een chaotisch bestaan leiden, verzwakken we de zielen die dan niet meer goed hun werk kunnen doen; de een na de ander stopt met werken en wij gaan de dood tegemoet, de fysieke dood, maar ook de spirituele dood.

De biologie en de geneeskunde stellen ons de mens voor op een wijze die zeker niet verkeerd is, maar wel onvolledig, want beide leren ons niet ons lichaam als een broederschap van zielen te beschouwen. En evenals wij door ons onverstandige gedrag al die aardige schepselen die voor ons werken, kunnen verlammen, vernietigen, zo kunnen we ook, als we besluiten orde en licht in ons leven te brengen, hen versterken, vernieuwen, verlichten.

We kunnen niet verrijzen zonder de hulp van al onze cellen, want we zijn van hen afhankelijk. Dankzij de psychische en spirituele krachten die we bezitten, staan wij zelf aan het hoofd, beslissen we zelf. Maar we zijn volledig verlamd, als de cellen van onze ledematen en onze organen niet in staat zijn te reageren op de opdrachten die we hun geven. We zijn afhankelijk van onze cellen, maar tegelijkertijd is het aan ons om hun taak te vergemakkelijken, aangezien wij een vrije en bewuste spirituele entiteit zijn. Het is heel moeilijk om deze band uit te leggen, die bestaat tussen ons en al die zielen die ons organisme bevolken, maar deze band bestaat en hij is erg sterk. Daarvoor is het nodig dat we erin slagen alle cellen van ons lichaam te bezielen, te zuiveren, te verlichten, te vergeestelijken.

De mensheid heeft in de loop van millennia grote vorderingen gemaakt door erin te slagen enkele hersencellen te stimuleren, die nadenken en redeneren. Het is haar gelukt veel dingen te begrijpen dankzij die paar zielen, maar dat is nog niet voldoende: dit begripsvermogen moet naar al onze organen worden uitgebreid. Pas wanneer we met heel ons lichaam de dingen beginnen te begrijpen, te voelen en op dezelfde golflengte met ze meetrillen, begrijpen we de dingen en dat kan alleen gebeuren, als wij werken aan al die zielen die zich in ons bevinden.

Alle spirituele oefeningen hebben als doel licht, leven en liefde te sturen naar al die entiteiten in ons om ze te stimuleren en te inspireren. Zo zullen ze steeds beter werken. De vergissing die de mensen begaan, is dat ze de band niet voelen die hen een maakt met al die inwoners die ze hebben; deze onwetendheid verlamt hen en beperkt hen in hun mogelijkheden. U zult zeggen: ‘Maar hoe brengen we die band met onze cellen tot stand? Zij zullen het nooit begrijpen!’

Ook hier vergist u zich, want ook zij hebben een soort intelligentie. Het bewijs: u raakt gewond en even later, zonder dat u ook maar iets doet, is de wond weer dicht, is er niets meer van te zien. Hoe is het de cellen gelukt alles te herstellen? Weet u het? Nee, en ik evenmin. Maar zij wel, zij weten het. Die hele menigte cellen die wij in ons herbergen, heeft een bijzondere intelligentie die hen voor allerlei werk geschikt maakt. Er zijn scheikundigen, natuurkundigen, technici, biologen, artsen, filosofen… Eens zal de wetenschap al deze wonderen ontdekken! Intussen is het aan ons te werken met de gedachte om licht en liefde te sturen naar alle plaatsen van ons organisme om ze te vernieuwen.

Dit werk is mogelijk en het wordt ruimschoots vergemakkelijkt door het feit dat de cellen van ons lichaam zich onophoudelijk vernieuwen. Na een bepaalde tijd – in het algemeen zeven jaar, zegt men – zijn ze alle vervangen: nieuwe cellen zijn de oude opgevolgd. Maar waarom begaat de mens dan steeds dezelfde fouten? Waarom behoudt hij dezelfde zwakheden? Waarom wordt hij door dezelfde ziektes getroffen? Dit zou onverklaarbaar zijn als men niet wist dat, wanneer het organisme van buitenaf nieuw materiaal aantrekt om het oude dat versleten is te vervangen, er iets wezenlijks aanwezig blijft wat niet wordt vernieuwd: het geheugen van de cellen. Iedere nieuwe cel gaat inderdaad door met werken als de cel waarvoor zij in de plaats is gekomen.

We kunnen dit verschijnsel vergelijken met het functioneren van kantoren of fabrieken: als de werknemers de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, worden ze vervangen door jongere die hetzelfde werk te doen krijgen, met dezelfde doelstellingen en dezelfde methodes. Je kunt dus zeggen dat ze een bepaald geheugen aan elkaar doorgeven. Op dezelfde wijze blijft de mens, omdat de cellen hun geheugen aan elkaar doorgeven, dezelfde fouten maken: de deeltjes van zijn lichaam zijn dan wel vernieuwd, hij blijft dezelfde, want hij denkt er niet aan het geheugen van zijn cellen te vervangen. Het zijn niet meer dezelfde cellen, maar ze doen hetzelfde werk op dezelfde manier.

Ieder heeft dus de taak verbeteringen in zijn psychisch leven aan te brengen; zo werkt hij niet het fysieke vlak in op de materiële deeltjes van zijn lichaam, maar beroert hij ook het geheugen van de cellen en worden die slechte gewoontes langzamerhand vervangen door nieuw, beter gedrag. Juist zijn diepste geheugen wordt zo vervangen en het lichaam registreert nieuwe afdrukken.

In de wetenschap van de ingewijden wordt gezegd dat elk orgaan, iedere cel van elk orgaan een etherische dubbelganger heeft. Wel, dat is het geheugen. Al onze cellen en in het bijzonder de witte en de grijze cellen van de hersenen en de zonnevlecht nemen onze handelingen, onze verlangens, onze gevoelens en onze gedachten op. Dit opnemen vormt een soort afdruk. Elk ding moet, als het eenmaal is geregistreerd, noodzakelijkerwijs herhaald worden; zo ontstaat de gewoonte. Om een gewoonte te veranderen moet je de afdruk veranderen door je best te doen om overeenkomstig het nieuwe doel dat je jezelf gesteld hebt, te handelen. Maar daarvoor moet je buitengewoon waakzaam zijn; als je niet waakzaam bent, vergeet je het doel en manifesteert zich gewoontegetrouw de oude afdruk.

In het Nieuwe Testament wordt gezegd: ‘Wees waakzaam, wees op uw hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi.’(1Petrus 5:8) Juist deze waakzaamheid is het geheim van de verandering en we doen er goed aan te leren voortaan andere gebaren te maken, andere woorden uit te spreken, voeding te geven aan andere gedachten en andere gevoelens om diep in onszelf de afdrukken van het nieuwe leven vast te leggen, dat uit de hemelse sferen komt. Als we onszelf eraan wennen deze oefeningen te doen, zullen we langzaam maar zeker de oude afdrukken vervangen.

In werkelijkheid zullen deze oude afdrukken nooit verdwijnen, want niets in de natuur verdwijnt. We kunnen de afdrukken niet uitwissen, ze blijven in de archieven, dat wil zeggen in het onderbewuste. We kunnen deze alleen vervangen door ons best te doen oude gewoontes door betere te vervangen. En wanneer ik zeg ‘gewoontes, gaat het niet alleen om gebaren of handelingen, maar ook om gevoelens en gedachten, want ook daar hebben we gewoontes, zoals een slechte neiging waardoor we ze binnen laten sluipen.

Als de mens zich op welk gebied dan ook laat meeslepen door gebrek aan begrip, jaloezie, haat, enzovoort, verspreidt hij evenveel schadelijke stoffen en de eerste die daardoor getroffen worden, zijn nu juist al die kleine wezens in hem, zijn cellen. En hoe zal hij zich dan voelen, nadat hij hen slecht heeft behandeld en hun zo’n slecht voorbeeld heeft gegeven?

Hoeveel mensen verbeelden zich dat zij hun plicht hebben gedaan, als ze anderen een goed beeld van zichzelf, van hun moed, van hun zelf beheersing, van goed gedrag hebben gegeven! Nee, niet aan anderen, maar aan onszelf moeten wij het goede voorbeeld leren geven: aan onze eigen cellen, want deze zijn net kinderen die we moeten opvoeden. Wat is dat voor toneelspel? Tegenover anderen doen we ons best onberispelijk over te komen, voeren we edelmoedige gesprekken, nemen we houdingen aan, maar als we alleen zijn met onszelf laten we al die goede manieren varen en laten we slechte gedachten en gevoelens de vrije loop. De cellen die daarbij toekijken, krijgen een zeer slecht voorbeeld. Ja, alles wordt immers vanbinnen opgeslagen en de cellen zeggen: ‘Goed, wij gaan ook van alles doen waar we zin in hebben, en vervolgens is het onmogelijk ze gehoorzaam te maken.

Hoe vaak heb ik u niet gezegd dat wij voorbeelden moeten zijn! Maar voordat wij een voorbeeld voor anderen kunnen zijn, moeten we het eerst voor onszelf zijn, voor die hele menigte cellen die binnenin ons wonen. Want die staan altijd met ons in verbinding, we kunnen hen niet ontlopen: het geringste bedrog wordt in hen opgeslagen en het is onvermijdelijk dat ze ons enige tijd later nadoen. Zij zeggen tegen elkaar: ‘Kom, laten we drinken, eten, plunderen, onze meester is net als wij en wij zijn net als hij!’

Wat de mensen niet weten, is dat hun cellen hun voorbeeld opvolgen. Hun gedachten, verlangens, daden beïnvloeden hen en als zij oneerlijk zijn, worden de cellen ook oneerlijk en sluw en die zullen als eerste omkomen. Neem iemand die zich in zijn huis heeft teruggetrokken, enkele niet zo fraaie plannen aan het beraden is, terwijl hij zich verbeeldt dat niemand hem ziet: wel, hij vergist zich, miljarden ogen zijn op hem gericht en houden hem in de gaten. Zijn hele cellenvolkje stelt zich op de hoogte en wordt precies als zijn meester. Vervolgens regent het tegenslagen op de meester: er gaat iets niet meer zoals het behoort te gaan. Hij klaagt: ‘Maar wat gebeurt er nu in mij? Dit is een revolutie!’ In werkelijkheid heeft hij zijn cellen zelf op die manier opgevoed.

Alle chaos in uzelf is het gevolg van de slechte opvoeding die u aan uw cellen heeft gegeven. Al mopperend veegt u uw kamer aan, gooit stoelen omver, trapt deuren dicht, stoot tegen meubels… Zonder dat u het weet, maken deze onbeheerste bewegingen een afdruk in uw cellen en deze doen u vervolgens na: als ze iets verplaatsen, schoppen ze er ook tegenaan en u schreeuwt: ‘Au, au! Wat voel ik nu?’ Het zijn gewoon enkele cellen die tegen de meubels schoppen: ze doen u na.

Dus, als u tot nu toe een betreurenswaardig voorbeeld aan uw cellen heeft gegeven, geef hun dan van nu af aan het voorbeeld van een betere houding, een beter gedrag, betere manieren. Want de cellen die toekijken, zullen deze veranderingen in overweging nemen; ook in dat opzicht zullen zij u nabootsen. Oké, eerst zal uw nieuwe gedrag u niet zo natuurlijk voorkomen, maar langzamerhand zal het dat worden en zult u merken dat u voortdurend wordt bijgestaan en in dezelfde richting aangespoord.

Nogmaals, geef allereerst aan uw cellen het goede voorbeeld en wacht hier niet mee tot u met anderen te maken hebt. Zelfs als u alleen bent, probeer dan goede dingen te realiseren. Keer naar binnen en laat de vraagstukken die u nog niet goed uitgewerkt heeft, de revue passeren: ‘Hier zou ik wat meer begrip kunnen hebben of wat geduldiger kunnen zijn… daar zou ik me minder kwetsbaar moeten opstellen… daar zou ik wat meer vertrouwen kunnen hebben…’, en uw cellen, die al uw inspanningen zien, nemen er ook nota van door u na te doen; u zult zien dat u langzamerhand niet zo’n moeite meer hebt om de dingen weer goed op orde te krijgen.

U kent dat wel met kinderen in een klas: als de onderwijzer er is, zitten ze braaf op hun plaats, maar zodra hij weggaat, maken ze drukte, schreeuwen ze en maken ze ruzie. En de wilde dieren in een circus? Zolang de dompteur daar waakzaam staat, houden ze zich rustig en voeren de kunstjes op, die hij hun opdraagt; maar als hij hen alleen laat of zijn aandacht laat verslappen, zullen ze zich op elkaar storten om elkaar te verscheuren, misschien met hem erbij. Hetzelfde geldt voor de cellen van ons organisme: zolang wij hun door ons overwicht en onze waardigheid ontzag inboezemen, zolang wij ons als een verantwoordelijke leidinggevende gedragen, erkennen ze ons gezag en blijven ze ons trouw. Anders nemen ze de eerste de beste gelegenheid waar om ons te verraden.

Nu ga ik nog een stap verder en zeg dat u, als u het goede voorbeeld aan uw cellen geeft, niet alleen geholpen wordt, maar dat de nieuwe afdrukken die u in uzelf opslaat, dankzij de wet van de affiniteit, u in verbinding zullen brengen met de lichtende gebieden van de onzichtbare wereld. U ontvangt uit deze gebieden de zuiverste stromen, de kostbaarste deeltjes. Ieder van u heeft dus het recht om uit de kosmische oceaan de meest subtiele, de meest stralende elementen aan te trekken om uw verheerlijkt lichaam, het lichaam van de onsterfelijkheid, het lichaam van het licht te vormen.

Dit verheerlijkt lichaam dragen wij allen in ons als een kiem die we kunnen ontwikkelen. Hoe?… Wel, hoe vormt de moeder haar kind? Dit kind is zelf eerst ook een kiem; maar door te eten, te ademen, aan haar kind te denken, van haar kind te houden geeft de moeder het de bouwstoffen waarmee het zich kan ontwikkelen. Zij is degene die het vormgeeft, zij moet dan ook nauwkeurig op haar gedachten en gevoelens letten, zodat ze het kind voedt met het beste wat voorhanden is.

Hetzelfde geldt voor het verheerlijkt lichaam. Daarvan kan gezegd worden dat dit het lichaam, de woning, de tempel is die wij voor het Christusbeginsel bouwen dat in ons is. Als we zeer verheven bewustzijnstoestanden beleven, trekken we lichtende deeltjes aan die bij gaan dragen aan het vormen van het verheerlijkt lichaam.

BESTEL U BENT GODEN

LEES OVER DE BOVENSTAANDE HARDCOVERS VAN OMRAAM MIKHAËL AÏVANHOV

INHOUDSOPGAVE

I U bent goden

  1. ‘Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is’ (Mattheus 5:48)
  2. ‘De Vader en ik zijn een’ (Joh 10:30)
  3. De terugkeer naar het huis van de Vader

II Wat is de menselijke natuur?

  1. Lagere en hogere natuur
  2. ‘Niemand kan twee meesters dienen I en II
  3. De serie grote beproevingen
  4. Geven en nemen
  5. De stem van de hogere natuur
  6. De gevoeligheid voor de goddelijke wereld
  7. ‘Gelukkig de vredestichters’

III ‘God schiep de mens naar zijn evenbeeld’

  1. God, de natuur en de mens
  2. De Boom des Levens
  3. Van zaadkorrel tot boom
  4. De zon, beeld van God en beeld van de mens
  5. ‘Heb de Heer, uw God lief

IV De wetten van lotsbestemming

1 Natuurwetten en morele wetten

  • De wet van oorzaak en gevolg
  • De wet van de registratie
  • De wet van de echo
  • De wet van de affiniteit

2 Reïncarnatie

  • Het onderricht in de Evangeliën
  • De betekenis van de lotsbestemming
  • Wij zijn scheppers van onze toekomst

V Antwoorden op het vraagstuk van het kwaad

1 God staat boven goed en kwaad
2 We overwinnen het kwaad alleen als we het weten te benutten
3 het kwaad is te vergelijken met huurders

VI Het alchemistische werk

1 Hoe de kwintessens uit iets halen
2 Het beeld van de boom – de enting
3 Het vuur van het offer
4 Van beweging tot licht: genot vervangen door werk
5 Leren eten om te leren liefhebben

VII De organen van de spirituele kennis

1 De aura
2 De zonnevlecht

  • De zonnevlecht en de hersenen
  • De olie v an de lamp

3 Het hartcentrum
4 De kundalinikracht en de chakra’s

VIII Het eeuwige leven leven

  1. ‘Het eeuwige leven, dat is dat zij U kennen, de enige ware God’
  2. ‘Ken uzelf’
  3. De eenwording met de kosmische Ziel en Geest

IX Wegen naar vergoddelijking

  1. Het kerstfeest
  2. De tweede geboorte
  3. De opstanding en het laatste Oordeel
  4. Het verheerlijkt lichaam

BESTEL U BENT GODEN

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN OMRAAM MIKHAËL AÏVANHOV