Het intrigerende werk van Marc Chagall, kunstenaar uit Wit-Rusland

LEES OVER CHAGALL-SYMPOSIA IN AMSTERDAM, BERGEN OP ZOOM, MAASTRICHT EN ROTTERDAM

Het uitgebreide werk van de veelzijdige joodse,Wit-Russische kunstenaar Marc Chagall (1887-1985) blijft intrigeren. Dat bleek overduidelijk uit de grote opkomst bij twee exposities in Doesburg en Uden die onlangs aan zijn werk werden gewijd. Dit drieluik van artikelen geeft een indruk van de verwevenheid van zijn werk met zijn diepgewortelde joodse en gnostiek-getinte spiritualiteit. ‘Kunst lijkt mij meer een toestand van de ziel, dan iets anders. Theorie en techniek hebben mij geen stap verder gebracht.’ Hieronder volgt een artikel van Dick van Niekerk dat gepubliceerd is in Logon 2022-3.

Mosje Segal, de latere Marc Chagall, werd op 7 juli 1887 geboren in het Wit- Russische Vitebsk. De orthodox-joodse omgeving waarin hij opgroeide, kleurde zijn jonge jaren intens.Vitebsk was een provinciestad van 64.000 inwoners van wie er ongeveer 40.000 joods waren.
De stad behoorde tot het zo geheten tsaristische ‘getto’. Dat is het vestigingsgebied waarbinnen de joden gedwongen waren te wonen. Het strekte zich uit van de Oostzee in het noorden tot aan de Zwarte Zee in het zuiden. Omstreeks 1900 herbergde dat zo’n zes miljoen joden met Kiev als de grootste stad.

De familie was zeer levendig en talrijk; de verschillende ooms en tantes met hun grote temperament maakten een diepe indruk op de kleine Marc. De joodse feestdagen en de wekelijks terugkerende sjabbat werden altijd uitbundig in familieverband gevierd. Het Oost-Europese jodendom werd overigens in het algemeen gekenmerkt door een zekere vrolijkheid en een sterk muzikale inslag.

Dat had alles te maken met de invloed van het chassidisme, een breed door het Oost-Europese Joodse volk gedragen, mystieke vernieuwingsbeweging uit het midden van de achttiende eeuw. De geestelijk initiator, de Baal Sjem Tov (de Meester van de Godsnaam), legde in de godsbeleving veel nadruk op de vreugde. Zijn volgers, de chassidiem (betekenis: de vromen), drukten hun religieuze beleving vooral uit in zang en dans. Daarnaast kende het chassidisme een grote verteltraditie waaruit duidelijk valt op te maken dat het goddelijke in het gewone leven van alledag is te vinden. ‘God is als een liefdevolle dynamiek, in al het zijnde werkzaam en te ervaren’ is een kernzin van de ‘vromen’.

Daaruit volgt volgens de chassidiem dat er geen absoluut kwaad in deze wereld kan zijn, maar wel mindere graden van volmaaktheid. Centraal staat de innelijke godsbeleving. Kennis van God is de belangrijkste opgave van de mens en die is zonder zelfkennis niet uit te voeren. De in ieder mens rustende goddelijke vonk dient weer leidend te worden. Pas dan kan de mens aan zijn opdracht voldoen om aan het goddelijke scheppingsplan mee te werken.

Helemaal in lijn daarmee is het ‘daadkarakter’ van deze joodse vernieuwingsbeweging: godsbewustzijn en vervolmaking van de mens kunnen pas werkelijkheid worden door de daad. Het chassidisme is daarom vooral een praktische religie met hoge ethische normen.

Chassidisme en gnostiek hebben hier raakvlakken met elkaar. Immers ook voor de gnostici is de mens ten diepste een goddelijk wezen dat gevangen zit in aardse materie. Redding is pas mogelijk dankzij ware kennis – de gnosis – van God en van zichzelf. In de ‘gevangen’ mens is een miniem overblijfsel van God overgebleven. De kunstenaar heeft volgens Chagall de taak om die goddelijke kern op te sporen en te verbinden met zijn oorsprong. Chagall ziet zichzelf dan ook als een apostel, als een afgezant van de hemel.

De Baal Sjem was overigens niet de enige, exclusieve ‘bron’ van het chassidisme. Er zijn ook aanwijzingen dat er verbindingslijnen zijn met het hesychasme – de mystieke tak van de bogomielen – en het soefisme.

Chagall werd sterk gevoed door het joodse mystieke denken. ‘Als ik geen jood was geweest, zou ik nooit kunstenaar zijn geworden.’ Kenmerkend voor deze mystiek is dat onze concrete, waarneembare werkelijkheid gedragen wordt door een niet-waarneembare werkelijkheid, de ‘essentie’. Door zijn bewustzijn heeft de mens weet van deze twee werelden en hij heeft daarom ook de mogelijkheid om in de zichtbare werkelijkheid die wereld van de essentie tot uitdrukking te brengen.

Dat gebeurde ook in de leefsfeer waarin Chagall opgroeide. Het uitgebreide familieleven, gestructureerd door de joodse leefregels, de feesten en de honderden legenden, verhalen en anekdotes waren als het ware ingeëtst in zijn wezen en kwamen terug in de vele werken van hem. Een willekeurig voorbeeld is het schilderij ‘De Violist’ uit 1911 (in bezit van het Stedelijk Museum in Amsterdam) waarin Chagall zijn vioolspelende oom, de broer van zijn moeder, portretteerde. Ook het komisch aandoende werk uit 1910 ‘Joodse Bruiloft’ getuigt van zijn intensieve liefderijke ervaringen uit zijn jeugd in Vitebsk.

Het was Chagalls belangrijkste drijfveer om ‘de positieve kracht die in de liefde schuilgaat in zijn kunst voor het voetlicht brengen,’ schrijft Chagall-kenner Ruud Bartlema. ‘Liefde is voor Chagall de enige factor die zin geeft aan het leven en aan de kunst.’

In 1923 kreeg Chagall de kans om voorgoed te emigreren naar Parijs. Pas veertien jaar later verwierf hij ook de Franse nationaliteit. Op uitnodiging begon hij aan een serie van honderd etsen ter illustratie van De fabels van La Fontaine. Dat deed veel stof opwaaien. Hoe kon een joodse kunstenaar in hemelsnaam dit klassiek-Franstalige boek illustreren? De Fransen waren aanvankelijk geschokt door de manier waarop Chagall de fabels weergaf. Hij ondergroef hun opvoedingsidealen en liet de moraal uit de verhalen verdwijnen. Maar met zijn feeërieke manier van werken, wist hij zijn publiek geleidelijk voor zijn werk te winnen. De nieuwe uitgave leidde zelfs tot hernieuwde internationale belangstelling voor de fabels!

Een nieuw project diende zich aan: de uitgave van een geïllustreerde Bijbel. Chagall reisde naar Palestina en Syrië om inspiratie op te doen. Als een vreemdeling in deze wereld keerde hij terug: in het Joodse land werd hij geconfronteerd met kunst die niet bij hem paste en in zijn geboorteland Wit-Rusland was hij niet meer welkom. In zijn nieuwe vaderland voelde hij zich niet begrepen en door de bezetters werd hij later bestempeld als een ‘ontaard kunstenaar’. Toch zette hij zijn Bijbelproject door. Het zou zijn opus magnum worden. Iedere avond las zijn innig geliefde vrouw Bella Rosenfeld hem fragmenten uit de Bijbel voor en de volgende dag etste Marc wat hij gehoord had. Dat ging zo dag in dag uit, jaren achtereen. Het leverde een boekwerk op van bijna duizend pagina’s, bijna niet te tillen. Hoewel Chagall heel de christelijke beeldiconografie op zijn kop zette, riep de publicatie van zijn Bijbel veel goodwill op.

Zou dat komen omdat hij te werk ging als een autonoom kunstenaar en zich niets aantrok van de klassieke Bijbelse beelden? Hij liet zich volgens de kunsthistoricus Willem Meijer inspireren door Bijbelse motieven om er ‘een eigen werkelijkheid mee te creëren. Hij gaf bijvoorbeeld aan het thema verzoening niet de gebruikelijke invulling vanuit de Bijbel. Het ging hem om de verzoening van de tegendelen in deze wereld: man-vrouw; mens-dier; goed en kwaad; dood en leven, God en mens, religie a tegenover religie b enzovoort.’ Je zou kunnen zeggen de verzoening van de ogenschijnlijk onoverbrugbare polariteit binnen de dialectiek.

Laten we hier eens naar kijken aan de hand van de klassieke tegenstelling tussen goed en kwaad. Kwaad zag Chagall niet als een zonde maar als een feitelijk gegeven. Goed en kwaad komen allebei van God; ze moeten hier op aarde met elkaar zien rond te komen. De mens moet positief omgaan met het kwaad. Het daagt hem uit om zijn zedelijke grootheid te tonen. En dat komt dan weer heel dicht bij het manichese en bogomielse adagium: ‘Heb het kwade lief.’

Niet voor niets gaf Chagall zijn schilderijen geen titels mee.Vaak hebben anderen die bedacht en die ook nog eens geforceerd aangepast aan het kerkelijke taalgebruik! Marc Chagall echter liet het aan de kijker over om de beelden te interpreteren: iedereen mocht er het zijne van vinden!

Hij beschouwde het christendom als een van de uitingen van één oerreligie. Zijn ideaal was om ergens een plek te creëren boven alle godsdiensten en confessies uit. Het Chagall-museum in Nice heeft die functie gekregen. De aan hem toegeschreven levensfilosofie is erin neergelegd: ‘Het woord verdeelt, de kerk sluit uit maar het beeld verenigt.’

LEES OVER CHAGALL-SYMPOSIA IN AMSTERDAM, BERGEN OP ZOOM, MAASTRICHT EN ROTTERDAM

 

DOWNLOAD LOGON 2022-3 (PDF)

BEKIJK EN LEES DE BLADERVERSIE VAN LOGON 2022-3