Iemand zei eens tegen de dichter, na het beluisteren van zijn gedichten: ‘Het lijkt wel of u een eigen, nieuwe taal, hebt uitgevonden.’ En inderdaad, wie David Whyte zijn werk hoort voordragen, of wie zijn gedichten leest, ontdekt deze taal. De taal van de ziel. In zijn gedicht ‘Start Close in’, wat zoiets betekent als ‘Begin dichtbij’, zegt de Engels-Ierse dichter het volgende:
Begin dichtbij,
neem niet de tweede stap of de derde.
Begin dichtbij,
de stap
die je niet wilt nemen.
Zo op het eerste oog is dit een oude volkswijsheid: begin dichtbij, blijf bij jezelf. Denk niet teveel vooruit. De scherpte lijkt evenwel te zitten in de laatste woorden: begin bij de stap die je niet wilt zetten.
Die stap vraagt om een andere benadering. Het is voortdurend mogelijk een ‘vlucht’ of een ‘vlucht vooruit’ te kiezen. Hoe vernuftig s ons ego, in het bedenken van uitvluchten!
- Nu even niet…
- O, dat komt later nog wel…
- Als ik daarvoor in de stemming ben…
- Ik weet al jaren dat het daarom gaat, maar ik kan het niet…
Daar sta je dan: oog in oog met je innerlijk geweten. Die stem, vanuit de ziel, die heel je leven lang op de achtergrond blijft wenken. Wenken, naar wat je misschien altijd al hebt gevoeld, maar nog niet weet hoe er deel van te worden.
Ja, soms, heel soms, klinkt er iets door. Iets dat los lijkt te staan van tijd. Maar zodra je ernaar tast of grijpt, ijlt het weer weg. En toch, je weet dat het er was. Hoe kan zoiets wezenlijks, zoiets belangrijks, zich maar niet laten grijpen, wanneer je zelf graag wilt? Laat het waarachtige zich alleen benaderen vanuit een bepaalde gemoedstoestand? Misschien wel door een open, onbevangen hart? In de stilte van je eigen hart? In het meest eigen verlangen, het verlangen naar jezelf, je meest werkelijke zelf? De dichter gaat verder:
Begin met
de grond
die je kent,
de kale grond onder je voeten,
je eigen manier om
een gesprek te beginnen.
Je wilt wel luisteren. De vraag is: waar luister je dan naar? Naar de ziel, wellicht, die wenkt, al dagen, al jaren, al levens lang, tot je je ernaar wilt richten, tot dat, wat al die tijd al voor je voeten lag, wachtend. Wil je dat echt? Wil jij de waarheid wel horen? Wil jij de naakte waarheid wel kennen, die ontmaskerende waarheid? Niet uit nieuwsgierigheid, maar uit een innerlijk verlangen om te verstaan? Als een dorstende in de woestijn? Als je verlangen er werkelijk naar uitgaat, wordt je wezen ontvankelijk voor de zielestem die zich kenbaar wil maken. Ze kan zelfs niet anders.
De dichter leert ons: ’Begin bij de kale grond onder je voeten, vertrouw je toe aan dat wat je al zo goed kent. Dat, wat er al zo lang is, wachtend. Verlang geen nieuwe sensatie, geen nieuwe beloften. Geen breder of ruimer uitzicht. Begin dichtbij. Bij de kale grond onder je voeten. De bleke grond, niets nieuws biedend.
Maar kijk er eens naar. Bepaal je aandacht bij het zo vertrouwde en begin de die wenkt, al dagen, al jaren, al levens dialoog met jezelf. Tast naar je diepere zelf, eerlijk en oprecht. Lastig, maar daar vang je aan. Je legt jezelf bloot, behoedzaam, maar ook nietsontziend. Het gaat er immers om je innerlijke weerstand te overwinnen, te zien waar je steeds maar weer blijft hangen. En de dichter spreekt verder:
Begin met je eigen vraag,
laat vragen
van anderen gaan,
laat hen iets eenvoudigs niet bezwaren.
Welke vraag bedoelt de dichter? Welke levensbepalende vraag is die vraag die jij misschien wel steeds weer ontwijkt? Hier kan niemand je bij helpen. Deze vraag dien je zelf uit te vinden.
Er is wel een helpende kracht, heel dichtbij, heel vertrouwd, altijd aanwezig. De fluisterende stem van de ziel, de dialoog met jezelf, die de essentiële vraag opwerpt, de beginvraag. Daaraan ruimte geven is voor de ziel hetzelfde als ademhalen. De innerlijke ruimte groeit en de stem van de ziel wordt beter hoorbaar.
En dan waarschuwt de dichter voor de vragen van anderen. Waarop zou de dichter kunnen doelen? Ken jij dat verschijnsel, dat je uit je innerlijke dialoog wordt getrokken doordat anderen aandacht vragen en je meteen jezelf weer kwijt bent? Welke vragen leiden je af? Deze bezinning is gericht op je eigen innerlijke dialoog. Wat wil het dan zeggen: ‘Laat hen iets eenvoudigs niet bezwaren’?
Iets eenvoudigs… Het was er altijd al, maar liet zich maar heel af en toe waarnemen. Als je er stilte voor maakt, met heel je aandacht en heel je wezen, wil het zich laten kennen. Zo eenvoudig. En zo gemakkelijk weer vertreden. Ken jij ook die spontane neiging iets subtiels te behoeden voor vertrapping? Die innerlijke vlam, die je zou willen koesteren? En de dichter gaat verder:
Volg je eigen stem
om de stem
van een ander te vinden.
Wacht
tot die stem
een innerlijk oor wordt,
dat luistert
naar een ander,
de ander.
In de innerlijke dialoog ga je in plaats van met antwoorden, stelligheden en overtuigingen, meer leven met een vraag, die meteen ook een antwoord in zich draagt. De ene essentiële vraag met het ene essentiële antwoord, dat gesproken wordt door je eigen stem, je eigen ziel. De stem die de ruimte van de innerlijke dialoog vult met haar klanken. Een vervullende vibratie, een klank van vreugde, zonder grens of maat, dat is het leven als antwoord.
Als je de waarachtige stem in je eigen wezen volgt, niet van het kleinere ik-wezen dat je ook bent, maar van je ware zelf, dan merk je dat je zonder moeite samenstemt met de ander. Dan snap je de stem van de dichter, wanneer die verder gaat, ‘wacht tot die stem een innerlijk oor wordt, dat luistert naar een ander, de ander’.
Oefen geduld, wacht, zo leer je om geen al te snelle resultaten te verwachten van de innerlijke dialoog. De aandacht is gericht op de directe omgeving, gericht op een beschermende werkzaamheid, geleid door een richtinggevende innerlijke vraag en een antwoord vanuit het ware zelf, de openbloeiende schoonheid in het hart.
Door geduld groeit het, door volharding, net als in de natuur. In het voorjaar ontspruit alles in een grote kleurrijke pracht. Dan breekt de zomer aan. De hete zonnestralen verwarmen voortdurend de rijpende vruchten, en langzaamaan kleurt het sap donkerrood. Dit rijpen wordt ook wel ‘endura’ genoemd. Geduldig volhouden, uithouden. Niets verwachtend, alles gevend. En intussen rijpt het. Endura… ‘Wacht tot die stem een innerlijk oor wordt, dat luistert naar een ander, de ander.’
Dit is niet zomaar een bezinnende gedachte, een mooi, herkenbaar gevoel. Het gaat hier om een fundamentele verandering. De stem wordt een innerlijk oor dat luistert naar een ander. Je leert luisteren met een ander oor, een oor dat niet eerder werkelijk kon verstaan.Vandaar de noodzaak van het wachten. Dit kan alleen plaatsvinden als je je eigen stem, je eigen geluid, je eigen eerlijke vraag voldoende hebt doorleefd. Het toevallige karakter van je overwegingen heeft plaatsgemaakt voor een bereidheid om de ander te horen, ernaar te luisteren en te volgen.
Wat is die ander? Kun je die kennen? Wenkende ziele-intuïtie wijst je de weg. En iedere keer als het vervaagt, wegdrijft, wacht het geduldig.Tot je wezen weer voldoende is gerijpt, gelouterd, verstild, om die fluistering van de ziel te kunnen verstaan, te volgen. Alleen met je innerlijke oor kun je deze fluistering verstaan.
Begin nu meteen,
neem een kleine stap,
die je jouw eigen kunt noemen.
Volg niet
iemand anders’ moed,
wees bescheiden,
eenpuntig gericht,
begin dichtbij,
vergis je niet,
door dat andere
te houden
voor jouw eigen.
Hier zit je, hier en nu. Begin nu. Neem een kleine stap, die je je eigen kunt noemen. Nu is het beste moment, de beste plaats om een innerlijke stap te nemen, die je nog niet gezet hebt. Neem die stap, voor de wereld misschien onbeduidend maar voor jou cruciaal. Bescheiden, met volle aandacht, een stap naar binnen, en trek je niets aan van anderen wanneer je deze stap zet, niet van hun oordeel, maar oordeel zelf. Niet hun werkelijkheid, maar je eigen werkelijkheid. Niet hun waarheid maar je eigen waarheid. Vertrouw op die innerlijke stem, de stem van de ziel. Er is dan geen vergelijk, geen herkenbaar voorbeeld. Dit is de dialoog van binnen, waar je deel aan hebt en die tegelijk wel buiten je lijkt te staan. Een dialoog die zo eigen voelt, maar die zich lijkt te voltrekken ondanks jezelf. Alsof het krachtiger is dan je kleine ego, eigener, maar ook waarachtiger.
Dat zelf, dat geen genoegen meer neemt met halve waarheden juicht bij de herkenning van het ware zelf. Zoals in oude tijden klonk (het begin van de Tabula Smaragdina, lofzang 2):
Het is waar,
het is zeker,
het is de volle waarheid.
In jezelf, in de wereld, in het universum. Zo dichtbij. Dichterbij dan handen en voeten.
Begin dicht bij,
neem niet de tweede stap
of de derde,
Begin dicht bij,
de stap
die je niet wilt nemen.
Begin met
de grond
die je kent,
de kale grond
onder je voeten,
je eigen
manier om
een gesprek te beginnen.
Begin met je eigen vraag,
laat vragen
van anderen gaan,
laat hen iets eenvoudigs
niet bezwaren.
Volg je eigen stem
om de stem
van een ander te vinden,
wacht
tot die stem
een innerlijk oor wordt,
dat luistert
naar een ander,
de ander.
Begin nu meteen,
neem een kleine stap,
die je jouw eigen kunt noemen,
volg niet
iemand anders moed,
wees bescheiden,
eenpuntig gericht,
begin dichtbij,
vergis je niet,
door dat andere
te houden
voor jouw eigen.
Begin dicht bij,
neem niet de tweede stap
of de derde,
Begin dicht bij,
de stap
die je niet wilt zetten.
Bron: Tijdschrift Pentagram 2016-3(pdf)