14. De filosofen – Zien wat blijft – Joop Mijsbergen en Ankie Hettema-Pieterse

BESTEL ZIEN WAT BLIJFT, MYTHEN IN WERK EN BEELD

Het zou een willekeurige groep kunnen zijn, er komt er nog één om de hoek. De kledij is Grieks, Plato voorop. Een ‘filosoof’ is iemand die ‘de wijsheid bemint’. Iemand die tracht het leven te begrijpen. In die zin kan iedereen een filosoof zijn. Bekend zijn Socrates en Plato, zijn volgeling en schrijver. Plato schreef de mythe van ‘de grot’.

Stel je de situatie voor van iemand die gevangen zit in een grot, met zijn rug gekeerd naar het vuur. Hij is zich van het bestaan van de gang achter hem niet bewust, want hij zit vastgeketend zodat hij alleen maar voor zich uit kan kijken. Het enige wat hij ziet, zijn de schaduwen op de rotswand. Zo iemand houdt de schaduwen voor de werkelijkheid. Pas wanneer hij zich omdraait, ziet hij wat echt is, en ontdekt hij het ene licht, de zon, de bron van het vuur zien. Als hij terugkeert naar de grot, zullen zijn medegevangenen niet begrijpen waar hij het over heeft. Zij zullen hem zelfs als een gevaar zien en hem mogelijk doden.

In de mythe volgens Plato is de schaduwwereld de wereld waarin wij leven. De wereld van mensen, de waarneembare wereld van alledag. De wereld waarin alles voorbijgaat en niets hetzelfde blijft. De wereld van de zintuigen waar tijd en ruimte heersen. Alles wat wij waarnemen en ervaren in onze wereld is slechts een schaduw, een afdruk van oerbeelden, van de ideeën, die onveranderlijk en onvergankelijk in de geestelijke wereld leven.

Zoals de zon met haar licht de wereld omvat en doordringt, zo omvat en doordringt de geest al wat is. Zouden wij ons ‘omkeren’, of naar binnen keren, en de geprojecteerde schaduwen en beelden op de muur van de grot achter ons laten, we zouden het oorspronkelijke ware licht zien, wij zouden de geest in de ziel ontmoeten.

De menselijke ziel is het onsterfelijke beginsel, dat in zijn kern absoluut en zuiver is, waardoor iedere mens in staat is de waarheid, de schoonheid en de opperste gelukzaligheid te kennen en te herkennen.

In de mythe van de ‘wagenmenner’ wordt deze visie door Plato uitgewerkt. Hierin vergelijkt hij de ziel met een span paarden en een wagenmenner. Hij ziet voor zich een wit paard, het paard dat streeft naar dat wat van boven is. En een zwart paard dat naar beneden naar de aarde trekt. De wagenmenner is de rede die de paarden in toom moet houden.

Dit span paarden en de wagenmenner lijken te zweven op de wolken. De paarden worden in de wolken gevoed door de eeuwige vormen van het schone, goede, en ware. Maar op een gegeven moment wordt de kracht van het begeertepaard zo sterk dat de ziel naar beneden valt in een stoffelijk lichaam.

De lichamelijke mens kan zich het witte paard weer herinneren gaan en zich in het leven bewust opnieuw verbinden met de onsterfelijke, geestelijke wereld. Hij laat Socrates tot Glaucon zeggen: ‘Weet jij dan niet dat onze ziel onsterfelijk is?’

Bron: Zien wat blijft – mythen in werk en woord door Joop Mijsbergen en Ankie Hettema-Pieterse

BESTEL ZIEN WAT BLIJFT, MYTHEN IN WERK EN BEELD