Citaten uit ‘De roede des drijvers verbroken’, Boehme-bloemlezing bedoeld voor zieke medemensen

BESTEL DE ROEDE DES DRIJVERS VERBROKEN – TIJDELIJK VAN € 7,50 VOOR € 5,00

Het zevende deel van de Chrystalserie heeft de titel ‘De roede des drijvers verbroken’. Het is een bloemlezing met korte citaten van  Jacob Boehme (1575-1624, fakkeldrager van het Rozenkruis 7) die is samengesteld door J.G.L De Hartog-Meyes (1882-1961), de echtgenote van de destijds bekende predikant A.H. de Hartog, om troost te bieden aan zieke medemensen. Boehme sprak vanuit de eenvoud die hem zo kenmerkte. ‘De mens moet opnieuw geboren worden, wanneer deze het Rijk van God wil zien, dat is het ware doel!’ ‘Het Rijk dat verloren was moet weer teruggevonden worden.’ Deze en vele andere aansporingen om tot diepe zelfkennis te komen en om het verlangen te versterken om God-Zelf in het hart te ontmoeten, laten de roeping van Jacob Boehme zien.

LEES OVER DE TIEN BOVENSTAANDE DEELTJES VAN DE CRYSTALSERIE

HIERONDER VOLGT EEN SELECTIE VAN CITATEN UIT DE ROEDE DES DRIJVERS VERBROKEN

Zonder donkere aarde wordt geen schone, welriekende bloem openbaar; geen goud zonder duistere harde steen en giftige damp, alzo ook geen licht zonder duisternis. Dit is de enige weg en wijze van de openbaring van alle geheimenissen van God. Zo heeft God u, geliefde ziel, ook tot zijn gelijkenis, zijn beeld en erve gevormd, opdat u de wonderen van uw rijk zou openbaren. Maar de nijd heeft u vervolgd, omdat hij zag dat u in uw kindsheid met witte zijde was bekleed en met Gods kroon gekroond mocht rondwandelen. En, ofschoon hij groter kracht had dan gij, zo vreesde hij toch uwe macht. Daarom heeft hij u door list teneergeveld en uw leven vergiftigd.

U zoekend en hongerig hart dat graag vrij zou zijn van het dier van de begeerte, stijg af en neig uw oren tot de stem van het lam. Ga uit uw uitwendige mens uit en in tot uw inwendige, daar vindt u, indien u zich bekeert, uw vaderland en uw paradijs.

De mens heeft in dit jammerdal op aarde niets zo zeer nodig dan dat hij zichzelf zou leren kennen, wat hij is, vanwaar hij komt en waarheen hij gaat; wat hij begeert en waarheen hij vaart wanneer hij sterft. Voor ieder is dit het hoogst nodigst te weten. Want de uiterlijke handeling blijft in deze wereld, maar wat het hart omvat dat neemt de mens mee. Daarom is het goed dat de mens in dit leven het beste kiest, waarin hij ook eeuwige vreugde scheppen mag. Want indien u rijkdom, eer en schoonheid vergaart, zo bent u nochtans daarin zeer ongelijk aan uw broeder en aan uw zuster, die in de ellende van deze wereld zijn.

Wij zien hoe het uiterlijke leven een begin en een einde heeft, hoe alles afvalt en verbreekt als de bloemen van het veld geen water hebben.

Nu kan wat eeuwig is geen einde hebben, want het heeft geen begin, maar wat een begin heeft is eindig en vergaat. Daarin zien wij de grote val van onze menselijke natuur, want wij erkennen dat wij tijdelijk zijn, die eeuwig waren en dat onze ziel is ingegaan in de vreemde herberg van de geest van deze wereld en verlaten heeft het goddelijke licht waarin zij was een kind van God.

Wilt u God kennen, dan moet Christus, de zoon van God, het eeuwige Woord – dat is de glans en de kracht van de lichtende Eeuwigheid – in u geboren worden, anders bent u een donkere stal en tast u in de duisternis.

Indien wij ons op de ware mens bezinnen, die het ware evenbeeld en de gelijkenis Gods is, zo vinden wij God in ons, ons echter buiten God. Daarom moeten wij weer in onszelf tot God ingaan, in onze verborgen mens.

Er zal nog een wondere tijd komen. Daarin zal alles zich wenden. Er zullen veel grote bergen en heuvelen tot een veld worden en een waterbron zal uit Sion vloeien waaruit de ellendige drinken en zich verkwikken zal. Allen zullen met dezelfde staf gewijd worden en de herder zal zich met de schapen verblijden dat God zo genadig is. Zilver en goud zal zo overvloedig wezen en gemeenschappelijk als in de dagen van Salomo, en wijsheid zal heersen over de aardbol.

Daarom, u uitverkorenen van God, begeer niet het einde van de wereld te zien, maar bedenk dat u moet uitgaan in deze tijd, terwijl de zon schijnt. Doe wat Henoch deed. Hij vluchtte uit deze wereld en trad in het geheimenis van de Allerhoogste en werd een prediker van God.

WOORD VOORAF

In historisch opzicht past Jacob Boehme (1575-1624, fakkeldrager van het Rozenkruis 7) naadloos in zulk een omgeving. Het eerste kwart van de zeventiende eeuw rekende men deze begenadigde schouwer van de diepten van God tot de ‘pansofen’, waartoe ook de rozenkruisers en de aanhangers van Paracelsus werden gerekend. Op dat moment kende men Boehmes gedachtenwereld slechts uit handgeschreven kopieën, die door zijn volgelingen met grote geestdrift werden vervaardigd, opdat van diens ‘goddelijke openbaringen’ maar niets verloren zou gaan. Tijdens zijn leven verscheen er maar één boekje in druk: ‘Der Weg u Christo’, januari 1624. Onmiddellijk na de verschijning werd de gehele oplage in beslag genomen en vernietigd. Slechts twee exemplaren  is dat lot bespaard gebleven, waarvan er een in Harvard is, en het andere zich in de Bibliotheca Philosophica Hermetica bevindt.

In 1682, ruim een halve eeuw later, verscheen de eerste volledige Duitse uitgave van Boehmes werk onder de titel: Alle theosofische werken. De vijftien delen werden in één jaar tijd uitgegeven door Johann George Gichtel (1638-1710), een Duits protestants mysticus die in Amsterdam woonde. Deze maakte daarbij dankbaar gebruik van de manuscripten die Abraham W. van Beijerland (1586/87-1648) tussen 1632 en 1648 op zo wonderlijke wijze, maar met een tomeloze energie bijeen had gebracht. Want van Beyerland had nauwgezet het volledig oeuvre met de verschillende kopieën en handschriften vergeleken bij zijn vertaling in het Nederlands. Vanaf 1634 gaf hij praktisch het gehele oeuvre in boekvorm uit. Niet alleen zorgde hij voor het bijeenbrengen van de manuscripten; hij scheen persoonlijk toe te zien op het drukken van de verschillende edities. Om een exemplaar te (mogen) kopen diende men zich aan zijn huis in de Amsterdamse Warmoesstraat te vervoegen.

Van Beyerland is ook de uitgever die tekende voor een uitgave van een verbeterde Nederlands vertaling van de werken van Hermes Trismegistus. Zijn laatste publicatie is geweest een boek van Valentin Weigel (1533-1588) die enige invloed op Boehme heeft gehad.

De roede des drijvers verbroken is als bloemlezing samengesteld uit een klein gedeelte van Boehmes werk, maar heeft een prachtige dwarsdoorsnee van diens mens- en godsgericht denken. De voor Boehme kenmerkende hoop, de lichte toon, de snelle gedachtengang die met een enkele zin tot de kern weet door te dringen, zal de lezer zeker terugvinden, nadat hij zich vertrouwd heeft gemaakt met voor die tijd typerende begrippen als ‘Lucifer’, de ‘zondige wereld’ en ‘Gods toorn’.

J.G.L De Hartog-Meyes (1882-1961) stelde het werkje in 1909 samen voor de zieke medemens, daarbij tussen de regels wijzend op een andere, meer ernstige vorm van ‘ziek-zijn’ naar de ziel, die iedere natuurgebaren mens betreft. Zij was echtgenote van dr. A.H. de Hartog (1869-1938). die in 1915 ‘Uren met Boehme’ vervaardigde (herdrukt als Levend in de Eenvoud van Christus). In haar voorwoord schreef ze:

‘Denk niet: dit boekske is te diep voor mij en raakt mij niet! Is Christus niet de eeuwige wijsheid des Vaders en zijt gij niet een lid Zijns lichaam of begeert er een te wezen? Hoe zult gij voor God kunnen bestaan, indien gij niet wilt luisteren naar de stem Zijner verborgenheden?
Mijn lieve zieke! Er zijn zoo vele stille en ledige uren juist voor u. Neem dan en lees en overpeins. Het zal u sterken, als de nachten dalen.
De man die deze woorden schreef, was een eenvoudige schoenmaker, geplaagd van mensen en getroost van God. Ende sprake der kruisdragers is immer dezelfde mocht ze uwe oren niet vreemd wezen!’

Het boekje beleefde twee drukken, de eerste in Amsterdam bij uitgeverij Kluyt (1909); de tweede, eveneens in Amsterdam, bij uitgeverij Paris (1929). De pioniers van het vooroorlogse Rozenkruisers Genootschap gaven een gestencilde uitgave uit, zonder jaartal of titelblad.

Met Boehme, Comenius, de klassieke rozenkruisers en Van Rijckenborghs verklaringen van Hermes Trismegistus weerspiegelt het fonds van de Rozekruis Pers min of meer dezelfde wortels als hierboven aangegeven. Men vindt ze terug bij de streven naar bevrijding – innerlijke wedergeboorte – van de vroege zeventiende eeuw in Duitsland, en enkele decennia later in Amsterdam.

De boeken die de Rozekruis Pers uitgeeft verbinden de zoeker van de eenentwintigste eeuw opnieuw met die wortels, die uiteindelijk heenrijden naar de éne bron van bevrijding, die in het hart van de menselijke microkosmos is gelegen. Wie door wil dringen tot de essentie van het leven, vindt daar niet alleen het uitgangspunt van zijn stoffelijke bestaan, maar tevens, zoals Boehme aangeeft, de grond voor zijn wedergeboorte.

Bron: De roede des drijvers verbroken door Jacob Boehme, Crystalserie 7

BESTEL DE ROEDE DES DRIJVERS VERBROKEN – TIJDELIJK VAN € 7,50 VOOR € 5,00

LEES OVER DE BOVENSTAANDE ACTIEBOEKEN VAN EN OVER JACOB BOEHME