Soehrawardi: soefi, gnosticus en filosoof uit Perzië uit de twaalfde eeuw

BESTEL HET RUISEN VAN GABRIËLS VLEUGELS

Schihab ad-Din Yahya as-Soehrawardi kwam in 1153 ter wereld in de plaats Soehraward in het noord-westen van Perzië. Hij was, zoals ook vele soefimeesters een geleerd man: Hij studeerde theologie en filosofie in Maragha in Azerbeidjan en Esfahan in Perzië. Zijn lot lijkt op dat van veel vervolgde stichters van religies en mensheidsleraren. De onderstaande tekst over Soehrawardi komt uit het hoofdstuk ‘Soehrawardi en de leer van de verlichting in de 12e eeuw’ uit het boek Het ruisen van Gabriëls vleugels.

Soehrawardi’s leven

Aanvankelijk trok hij lerend door het islamitische rijk en nam zelfs de toenmalige heerser van Aleppo in Syrië, waar hij in 1183 als jonge man van dertig jaar aankwam, voor zich in. In Aleppo regeerde al-Malik az-Zahir, een zoon van Salah ad-Din (Saladin), de beroemde strijder tegen de kruisvaarders en overtuigd beschermer van het orthodoxe soennietendom. Saladins zoon in Aleppo stond in tegenstelling tot zijn vader open voor de leer van Soehrawardi en andere filosofen en soefi’s.

In deze periode in Aleppo schreef Soehrawardi de meeste van zijn werken. Maar zijn leringen en geschriften wekten de vijandschap van de geestelijke geleerden, die hem tenslotte wisten uit te schakelen. Het is tot op heden niet precies duidelijk geworden welke beschuldigingen zijn vroege einde bewerkstelligden. Wellicht het verwijt, dat hij sympathiseerde met de leer van de sjia, of anders verwijten van politieke aard, omdat Soehrawardi in zijn belangrijkste werk ‘De wijsheid van de verlichting’, onder andere ingaat op de vraag betreffende de juiste leider van het land.

Hij was nog geen 38 jaar oud, toen hij in 1191 op bevel van Saladin in de kerker werd gezet en kort daarop werd terechtgesteld. Daarom wordt hij vaak al-maqtul, ‘de gedode’, genoemd, om hem te onderscheiden van andere Soehrawardi’s die in het soefisme een rol hebben gespeeld. Ondanks zijn korte leven heeft Soehrawardi een heel omvangrijk werk nagelaten. Hij schreef filosofische verhandelingen, maar ook allegorische inwijdingsvertellingen met een hermetisch karakter, deels in het Arabisch, deels in het Perzisch.

Soehrawardi – soefi, gnosticus of filosoof ?

Wie in één zin wil aangeven, welke plaats Soehrawardi inneemt binnen de veelsoortige religieuze stromingen van zijn tijd, stuit op moeilijkheden. Was hij een soefi? Soefisme is  islamitische mystiek in de breedste zin en omvat het innerlijke Godzoeken en de ervaring van de enkeling maar ook de systematische leringen van broederschappen. Soehrawardi ontving impulsen van belangrijke soefi’s. Hij wordt zelf beschouwd als de stichter van de ‘school van de verlichting’ (ishraq).

Velen spreken over hem als arif, gnosticus. Deze aanduiding is beslist meer op zijn plaats, hoewel men hem niet als vertegenwoordiger van de antieke gnosis mag beschouwen. Hij heeft met de gnostici de leer betreffende de val van de ziel in de duisternis gemeende ballingschap in de derde vertelling -, waaruit zij moet terugkeren naar haar goddelijke vaderland, en andere opvattingen die wij in zijn vertellingen tegen zullen komen. Hij is ook gnosticus in die zin, dat de weg van verlossing voor hem een weg van innerlijk inzicht is. Maar het verschil met de antieke gnostici is, dat hij deze wereld niet principieel als slecht en boos beschouwt en dualistische aspecten afwijst.

In zijn leer is er dan ook geen eigen schepper van en heerser over deze lagere wereld (demiurg). Hij verbindt zijn leer van verlichting met een filosofie, die sterk neoplatoons is beïnvloed en waarmee hij verder bouwt op de theorieën van de beroemde filosoof en arts Ibn Sina (980-1037), die onder de naam Avicenna een belangrijke rol speelde in de middeleeuwen van de westerse landen.

Soehrawardi is echter ook niet uitsluitend filosoof, want hij zegt heel duidelijk dat filosofie zonder innerlijke ervaring niet voldoende is. Het belangrijkste is voor hem het ‘tegenwoordigheidsweten’, dat door verlichting ontstaat. Voorwaarde is dat het bewustzijn daarvoor openstaat. De filosofie geeft de mens de mogelijkheid, zijn innerlijke inzicht althans gedeeltelijk met het verstand te controleren. Zo kan hij bijvoorbeeld de wetmatigheden van de aardse wereld en de daarmee verbonden kosmologische vragen onderzoeken en tot enige uitspraken over wezen en werken van God komen.

Maar filosofie is gecompliceerd en het verstand is nooit vrij van het gevaar van vergissing. Daarom trekt Soehrawardi ook scherpe grenzen ten aanzien van de volgelingen van Aristoteles, de peripatetici, en hij wendt zijn filosofische scherpzinnigheid onder andere aan om hun fouten in de logica aan te tonen. Op dit punt verlaat hij ook de door Ibn Sina (Avicenna) gebaande wegen, omdat deze vanuit zijn standpunt niet duidelijk uitgaat boven een methode tot verstandelijke conclusies. Dit is het punt waarop Soehrawardi’s leer afwijkt van die van Ibn Sina; voor de meester van de verlichting telt vóór alles het ‘tegenwoordigheidsweten’ (ilm huduri).

De leer van de wijsheid van de verlichting

Voor Soehrawardi staat innerlijk inzicht centraal – dit is niet alleen filosofie en ook niet uitsluitend mystieke ervaring. In zijn belangrijkste werk ‘De wijsheid van de verlichting’ noemt hij verschillende graden van rijpheid. Er zijn wijzen met innerlijke ervaring, filosofen met rationele kennis en er zijn er ook, die over beide beschikken. Zo zijn er ook verschillende soorten zoekers en ‘de voortreffelijkste onder de zoekers is hij, die zowel naar innerlijke ervaring als naar filosofische kennis streeft’. Nadrukkelijk verklaart Soehrawardi, dat zijn werk alleen voor déze zoekers geschreven is: ‘Onze uitingen in dit boek richten zich alleen tot de strevende, die de ervaring van het goddelijke bezit, of althans tot de zoeker, die deze ervaring nastreeft. De minimale voorwaarde die aan de lezer wordt gesteld, is dat de straal van goddelijk licht reeds tot hem is gekomen en dat deze aanraking een blijvende toestand in hem is geworden’.

In deze woorden vibreert reeds het wezenlijke van zijn leer: Inzicht en innerlijke ervaring ontstaan uit de aanraking door het Licht, uit de goddelijke Liefde. Niet ascese, niet oefening, niet een methode alleen kan de zoeker op het pad verder brengen. Soberheid en bezinning zijn voorwaarden, waarop Soehrawardi in zijn werken slechts zijdelings ingaat. Door een dergelijke levenshouding maakt de zoeker mogelijk, dat hij deel krijgt aan dat wat echt noodzakelijk is: inzicht (Arab. ma’rifa), gnosis, waardoor een nieuw bewustzijn ontwaakt. Door middel van dit bewustzijn openbaart zich de lichtziel, die de weg van terugkeer naar het goddelijke vaderland weer kan zien en gaan. Soehrawardi’s leer is een boodschap van licht en als zodanig ten diepste een Perzische boodschap, die getuigt van de voortzetting van de aaneenschakeling van Perzische religies van licht, zoals bijvoorbeeld die van Zarathoestra en Mani.

Soehrawardi zelf laat zich heel duidelijk uit over zijn geestelijke traditie:

‘Bij dat wat ik weergeef betreffende het weten van de lichten en al wat daarop gegrondvest is, staan zij allen mij terzijde die de weg van God zijn gegaan. Daartoe behoort de innerlijke ervaring van Plato, van de imam en leider van de wijsheid, die een grote kracht en het innerlijke licht bezat. En voor hem uit de tijd van Hermes, de vader der wijzen, tot aan de tijd van Plato zelf, waren het andere vooraanstaande wijzen – doorgevers van wijsheid zoals Empedocles, Pythagoras en anderen. De leringen van deze oude wijzen werden verbeeld door symbolen en zij werden niet weerlegd. Zelfs wanneer men de bedoeling heeft te argumenteren tegen de uiterlijke verschijning van hun leringen, treft men in elk geval hun innerlijke betekenis niet, omdat het symbool niet kan worden weerlegd. Op het symbool werd ook de leer van het Oosten betreffende licht en duisternis gegrond, die de religie vormde van de wijzen van het oude Perzië.’

Ook Soehrawardi drukt zich in enkele van zijn werken uit in symbolen en allegorieën, om de directe ervaring van het licht en de daarmee verbonden inzichtsweg van de ziel weer te geven. Dit gedeelte van zijn werk bestaat uit bijna uitsluitend in het Perzisch gestelde vertellingen. Zijn filosofisch-systematische werken schreef hij in het Arabisch. Deze zijn moeilijk te lezen en alleen begrijpelijk voor lezers, die bepaalde methoden van de logica en van filosofisch onderzoek kennen, zoals die in de oudheid sinds Aristoteles gebruikelijk waren en in de islamitische filosofie waren overgenomen.

De allegorische vertellingen, waarvan er drie in dit boek zijn opgenomen, maken wel een direct omvatten van de erin besloten wijsheid mogelijk. Zij inspireren de naar licht verlangende ziel. Zeker geldt ook hier in de geest van de maker: Wie deze innerlijke opheffing beleeft, kan door zich bezig te houden met filosofische vragen en geschriften zijn ervaring in elk geval gedeeltelijk begrijpen en zich steeds bewuster op de waarheid richten.

In verband met de in dit boek opgenomen vertellingen is het bijvoorbeeld een verrijkend inzicht, te ontdekken dat veel beelden en symbolen die Soehrawardi gebruikt, ook in de hermetische geschriften van het Corpus Hermeticum en in de gnostieke geschriften van Nag Hammadi te vinden zijn. De ontdekking van deze parallellen verdiept het begrip voor een wijsheid, waarvan de diepste kern niet islamitisch is of Egyptisch of begrensd op welke andere manier ook. Door dit inzicht ontstaat het heldere beeld van een werkelijk universele, niet aan tijd en ruimte gebonden waarheid.

Soehrawardi, Zarathoestra en Mani

Soehrawardi’s universele blik is ook af te leiden uit het feit, dat de wijs heid van het oude Perzië voor hem een in elke tijd levende, wegbereidende kracht bezit. De kracht waar het hem om gaat, is niet aan een bepaalde tijd gebonden. In zijn leer speelt het ‘licht van de glorie’, de ‘geluksglans’ (charnah), waarover in de Perzische mythologie de oerkoningen de beschikking hebben, als kenmerk van het in het licht opgeheven bewustzijn een opvallende rol.

Aan de andere kant trekt hij grenzen: ‘Maar deze religie van het oude wijze Perzië is noch de leer van de goddeloze mazdaïtische magiërs noch het dwaalgeloof van Mani of een of andere leer, die uitloopt op de vermenigvuldiging van de Ene God.’

Hij voelt zich noch met de orthodoxe zoroastrische priesters, noch met de manicheeërs verbonden, omdat dezen door hun dualistische leringen de ene God ‘vermenigvuldigen’. Dit werd in de islamitische wereld vooral Mani verweten en het leidde tot een massale ketter-propaganda, om het manicheïsme in de islamitische wereld uit te schakelen. De vermeende zuiver dualistische opvatting van het goddelijke, de leer van de twee eeuwige principes van het licht en van de duisternis, stond schijnbaar in scherpe tegenstelling met het besef van de absolute eenheid en uniciteit van God (Tauhid), de belangrijkste boodschap van de islam.

Een nader onderzoek toont echter aan, dat Mani ook de absolute Eenheid van God vooropstelt en dat Soehrawardi ook de leer aangaande de gescheiden werelden van licht en van duisternis verdedigt. En zijn werk bevat vele manicheïstische motieven. Zijn ‘Vertelling van de westelijke ballingschap’, die in dit boek is opgenomen, vertoont sterke gelijkenissen met het gnostiek-manicheïstische ‘Lied van de parel’, en zijn hele werk bevat dezelfde aan het licht gewijde en van het licht getuigende taal als het werk van Mani. Zijn afstandelijkheid lijkt daarom meer een concessie te zijn aan de in de islamitische literatuur heersende veroordeling van Mani.

Soehrawardi en Hermes

Tenslotte willen wij Soehrawardi nog beschouwen als erfgenaam van de hermetische wijsheid. Hermes, die hij de ‘Vader van de wijsheid’ noemt, is ons bekend door het ‘Corpus Hermeticum’ en andere oude teksten. Dit zijn magische, alchemische, astrologische en gnostiek-filosofische geschriften, die worden samengevat onder de naam van de driemaal grote Hermes, Hermes Trismegistus. Daarmee wordt geen historische persoon bedoeld, maar een religieuze stroming met zijn wortels in het oude Egypte. Hermes wordt gezien als de Egyptische god Thot. Daarom dacht men dat de hermetische teksten uit de Oud-Egyptische tijd moesten stammen en beschouwde men Hermes ook historisch als de vader van alle wijzen. Tegenwoordig weet men, dat vooral de filosofische teksten pas in de eeuwen voor en na het begin van onze jaartelling ontstonden. Alexandrië was destijds een belangrijk centrum van de hermetische filosofie.

Hermetische geschriften waren vanaf de negende eeuw beschikbaar in Arabische vertalingen. Wie de hermetische teksten en de werken van Soehrawardi leest, vindt talloze verbanden en resonanties. In de drie vertellingen in dit boek zullen wij ons richten op deze samenhangen. Een wezenlijk hermetisch kenmerk vinden we in de twee eerste verhalen in dit boek: De zoekende mens ervaart de innerlijke inwijding door een gesprek met de wijze van het licht, aan wie hij zijn brandende vragen stellen mag. Op dezelfde manier wordt Hermes door Pymander opgeheven tot hogere wijsheid:

Eens, toen ik de wezenlijke dingen overdacht en mijn gemoed zich verhief, sluimerden mijn lichamelijke zinnen volkomen in; zoals bij iemand die, na een overmatige voeding of ten gevolge van grote lichaamsvermoeidheid, door een diepe slaap wordt overvallen. En het kwam mij voor of ik een geweldig wezen zag, van onbepaalde omvang, die mij bij mijn naam noemde en tot mij zei: 

Wat wilt u horen en zien, en wat verlangt u in uw gemoed te leren en te kennen?
Ik sprak: Wie zijt gij?
En kreeg ten antwoord: Ik ben Pymander, het gemoed, het uit-zich- zelf-zijnde wezen. Ik weet wat u begeert en ik ben overal met u. 

Ik zei: Ik begeer te worden onderricht over de wezenlijke dingen, hun aard te begrijpen, en God te kennen. O, hoezeer verlang ik te begrijpen!’

Op basis van de hier beschreven veelzijdigheid van Soehrawardi, kan iedereen die zich met hem bezighoudt, wel een andere invalshoek vinden. Daardoor ziet de één meer de filosoof in hem, de ander de erfgenaam van de wijsheid van Zarathoestra en een derde de gnosticus. Zeker is het, dat een bepaalde zienswijze ook afhangt van welke geschriften men van hem leest. Ik heb geprobeerd in de verklaringen van de hier in vertaling opgenomen vertellingen steeds terug te gaan naar de bron, waarnaar Soehrawardi in de afzonderlijke gedeelten na drukkelijk verwijst of waarop hij duidelijk zinspeelt. Bovendien leek het mij zinvol in een boek bestemd voor westerse lezers aanvullende verwijzingen te vermelden naar parallellen in de Bijbel. Zo kan iedere lezer van dit boek zijn eigen invalshoek vinden.

Bron: ‘Het ruisen van Gabriëls vleugels’ door Soehrawardi, vertaald en toegelicht door Bettina Lörber

BESTEL HET RUISEN VAN GABRIËLS VLEUGELS