Mani’s lichtschat en de manicheeërs – een opmerkelijke boodschap in deze tijd


 

BESTEL MANI’S LICHTSCHAT

Wie was Mani? De scheppingsmythe van Mani (216-276) wortelt in de dualistische traditie die vóór onze jaartelling in het Perzië van Zarathoestra gangbaar was. De mythe verhaalt van de strijd tussen Duisternis en Licht, die aanvankelijk gewonnen lijkt te zijn door de Duisternis maar waarin het Licht de definitieve overwinning zal behalen. De mythe geeft een intrigerende visie op het leven van de mens en op het wereldgebeuren, daar de beschreven strijd zich afspeelt in de mens, die zowel de inzet van de strijd is, als het strijdperk van de twee partijen. En ook de wereldgeschiedenis en de mensheidsgeschiedenis zijn, naar het beeld van deze mythe, het resultaat van een voortdurend proces van Lichtbevrijding. De onderstaande tekst komt uit Mani’s Lichtschat.

In de eerste eeuwen na Christus was Babylonië van oudsher het toneel voor de steeds weer oplaaiende strijd tussen Perzen en Romeinen, geworden tot een enorme smeltkroes van talloze rassen en religies. Hier kwam in het jaar 216, in Mardinoe, nabij Krestifoon aan de oever van de Tigris Mani ter wereld. 

Zijn geboorte werd zijn ouders door verheven visioenen aangekondigd, zoals ons dat ook in legenden over Krishna, Boeddha of Jezus wordt overgeleverd. Zijn vader, afkomstig uit de Perzische traditie van Zarathoestra, was ten tijde van Mani’s geboorte reeds lid van een judaïsch-christelijke doperssekte, de elchasaïten, die in hun riten bijzondere nadruk legden op de doop met water.

Neem op uw kruis.
Schud de wereld van u af.
Maak u los van de banden van het bloed.
Onderwerp de oude mens.
Bouw de nieuwe mens.
Vervul de heilige wet.
Geef ruimte aan de duif met de witte vleugelen.
Zet geen slang naast haar.
Verheug u, mijn geliefden

Mani

Uit autobiografische aantekeningen van Mani, zoals die in de Keulse Mani-codex vervat zijn, blijkt dat Mani reeds sedert zijn kindsheid sterk was beïnvloed door het evangelie van Christus, en dat hij opgroeide in een milieu van christelijk gnosticisme, zoals dat werd verbreid door de apostelen uit Judea en de zendboden van Paulus. Hij laat echter weten dat hij zich al spoedig heeft gedistantieerd van de koperssekte van zijn vader, daar zij volgens hem voorbij ging aan de kern van Christus’ boodschap, namelijk de wedergeboorte niet slechts uit water, maar vooral ook uit geest. Intuïtief zette hij zich af tegen dogma’s en magische ceremoniën, omdat deze te zeer de nadruk legden op de uiterlijke vorm, en niet op de levende geest.

Mani wilde de mensheid niet misleiden; hij wilde de zuivere krachten van de geest, die zich in zijn innerlijk openbaarden – Licht, Liefde en Leven uit het Al, aan de mensen overdragen. Mani betuigt dat hij reeds vanaf zijn vierde levensjaar door een hogere, heilige macht in het verborgene werd onderwezen in de geestelijke wetten en de samenhang van alles met alles in de kosmos. Die verborgen gids noemde hij zijn ‘ataon’, zijn ‘lichtgezel’, en door deze geleid speurde Mani in alle toenmalige wereldreligies naar de geestelijke essentie van elk afzonderlijk, om tot een synthese te kunnen komen.

In zijn visie ging Mani ervan uit dat er in het hart van de mens een lichtkiem verborgen is, een vonk uit het oorspronkelijke goddelijke lichtrijk, thans ingekapseld door de materie, de ‘hyle’. Nu is er in het innerlijk van de mens een voortdurende strijd gaande tussen het Licht en de duisternis, en het is aan de mens ernaar te streven dat het licht de overhand zal verkrijgen en houden, zodat er een blijvende binding mogelijk wordt tussen de innerlijke vonk en het lichtrijk.

Om de taak waartoe hij zich geroepen wist zo getrouw mogelijk te kunnen vervullen, maakte Mani verre reizen, naar Egypte, India en China. Daar hij bovendien koning Sjapoer I af en toe op zijn veldtochten begeleidde, maakte Mani ook kennis met Griekenland en grote delen van het Romeinse rijk. Zo kwam hij in aanraking met een breed spectrum van de toenmalige godsdiensten, en overal waar hij kwam zocht hij, indien mogelijk, contact met de priesters, voor een vredelievende uitwisseling van gedachten.

Met verwonderlijke kracht en snelheid drong de boodschap van Mani door tot in de verste uithoeken van de toen bekende wereld. Wij kunnen ons er nauwelijks een voorstelling van maken hoe de licht-boodschap van Mani zich, gelijk een stormwind, over bergen, dalen en uitgestrekte steppen, en vooral via de oude zijderoute zelfs tot diep in China kon verspreiden.

In 241 keerde Mani van zijn succesvolle reizen terug naar Babylon. Hij werd aan het hof ontboden, waar koning Sjapoer I hem met dankbetuigingen ontving. Mani schrijft zelf in zijn aantekeningen dat hij enige jaren aan het hof van de koning vrij en onbelemmerd kon werken en zijn leer van het licht verkondigen.

Terwijl het aantal van zijn aanhangers ook aan het hof gestadig toenam, groeide intussen bij de vertegenwoordigers van de staatsgodsdienst, de priesters en magiërs, een heftige haat tegen Mani, gevoed door jaloezie en intrige. Dientengevolge moest Mani onder druk van deze onheilszwangere krachten na enkele jaren het hof en zelfs het land verlaten. Begeleid door een schare getrouwen moest Mani nu in de volgende harde jaren van hetze en vervolging van de ene plaats naar de andere vluchten. Het was prins Braham, zoon vakkoning Sjapoer, die samen met de invloedrijke priesterkliek aan het hof, de drijvende kracht achter dit alles was.

Ondanks de toenemende haat van zijn tegenstanders en herhaaldelijke kerkering, slaagde Mani er steeds weer in, in samenwerking met zijn volgelingen, nieuwe missies naar nog meer gebieden uit te voeren, met verheugende resultaten. Zo behaalde de boodschap van het licht menige overwinning op de duisternis van de trage, behoudende materie – de hyle.

Uit het Manichean Psalmbook blijkt, dat Mani zich reeds drie jaar voordat hij terdoodgebracht werd, intensief op het einde van zijn aardse leven en het opgaan in het lichtrijk heeft voorbereid. Zijn getrouwen voorspelde hij zijn dood en hij gaf hun aanwijzingen voor de tijd na zijn heengaan en hoe het door hem begonnen werk in dienst van het licht moest worden voortgezet.

In de aanvang van het jaar 277 werd hij in Belapat door koning Bahran I, zoon en opvolger van koning Sjapoer, onder de druk van de magiërs aan het hof, zonder aanleiding en zonder enige vorm van proces in de kerker geworpen en in de boeien geslagen. Tengevolge van folteringen stief Mani nog in hetzelfde jaar, in aanwezigheid van zijn naaste vrienden en volgelingen.

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf

Inleiding
Mani – zijn leven, roeping en werken
Mani’s boodschap van de twee natuurorden – het dualisme
Mani’s einde
Mani’s erfenis
De verstrooiing der Manicheeën en de doorwerking van hun leer

Het boek

De Levende Geest, fragment uit de Kephalaia
Ik, Mani, Apostel van Jezus Christus, Keulse Mani Codex

Manichaean Psalmbook
Roem en ere zij Mani en zijn heilige uitverkorenen.
U, o Zelf, willen wij prijzen, Turfan manuscript
Zingt allen tot de glorievolle, de wijze Parakleet.
De lichtende zon, de maan en de sterren,
Wij, die tot het Ras der Lichtzonen worden geteld,
Allen zijn wij Zijn geheiligden
Het onuitsprekelijke in grootheid is de Vader
Uw Koninkrijk komt niet in woorden,
Gij maakte de wereld tot uw harp, o Heer.
Koning der heerlijkheid,
Gij geheiligden, weest niet bezorgd,
Een noordenwind, die in ons vaart, is Mani.
Gij zijt de Bron van het Levende Water.
Mijn God, U wil ik verheerlijken
Wij zijn Uw volk, de schapen Uwer kudde.
Met een duif wordt vergeleken de Heilige Geest.
Ziet, de grote Heelmeester is gekomen!
Gij machtig Licht, Jezus, doe mij ontvlammen!
Geest des Lichts,
Speel op uw Harp, o Ziel!
De Geest der Waarheid kwam
O Ziel, herken het grote teken,
Stralend Licht, Gnosis, Gij zijt gekomen.
Laat ons dagelijks tezamen komen
Prijs niets in deze wereld,
Waarom, o Ziel,
Herken de zoete balsem
O mens, gij die de eer wilt geven aan uzelf,
De deuren tot het Licht zijn wijd geopend.
Hij heeft ons de Beker gebracht
Roept de bouwlieden en zegt:
Beijver u niet, de mensen tevreden te stellen.
Hij ging naar de oever van de zee en zocht naar paarlen.
O Ziel, ontwaak!
Wees de hymne welgezind.
Geest, Gij die alles in bezit neemt, wat Gij oogst!
Gij allen, die u zelf hebt toebereid,

Bogomielengebed
Reinig mij, mijn God.
Als ge slechts wist, o godminnende Ziel,
Neemt op uw kruis.
Gij zijt de levende Wijn,
Kom tot mij, Gij Doel van mijn hoop!
Hoe schoon is Uw Licht, o Geest:
Laat ons gaan.
De kinderen der dwaling,
Mijn broeders, gij godsbeminden,
Onthul mij, o Vader, uw Heilig Aangezicht!

Uit het Loflied op Jezus
Onder machtig smeken
Wat moet ik doen, Heer, opdat ik waarlijk leven zou?
Jezus, eniggeboren Zoon des Vaders, redt mij!
Kom, mijn Zielemetgezel, Licht, mijn Leider!
De wijnstok is de Ekklesia.
Bereid in mij een geheiligd hart, o mijn God.
Jezus, verlaat mij niet!
Uw Weg heb ik betreden.
In Uw hemel wil ik binnengaan, Verlosser der Zielen,
Jezus, mijn Licht,
Kom tot rust, o mijn geliefde, en ween niet meer!
Open U voor mij, Boom des Levens!
Niet moede ben ik geworden, U te roepen:
Neem mij mee omhoog naar Uw woningen,
Ik ben het Licht, dat schijnt,
U, mijn Redder, roep ik aan:
Ik ben één van Uw honderd schapen, Heer,
Ik verlang er innig naar,
O, Heilige Geest,
Laat mij, Vader, Uw Aanschijn zien,
Het Licht-Kruis,
De Vreugde is gekomen.
Ik ben de Liefde van de Vader,
Zoals een vogel in een kooi,
Straal, o Ziel!
Een reidans Uwer Zonen van omhoog
Naar links en rechts,
Ver van de wereld zocht ik mijn toevlucht.
Ik heb geworsteld,
Ik heb herkend en begrepen,
Heil u, o Ziel,
Tot U zing ik, o Christus.
Het Lam is het glorievolle Lam,
Zie, het Pad des Lichts ligt vóór mij uitgestrekt,
Broeders, ik heb mijn stralenkrans ontvangen!
Verlaat mij niet, mijn Koning,

Mani’s gebed in zijn stervensuur.
O mijn Vader, zie: in boeien ben ik geklonken!
Wij overhandigen U heden onze Roos,
Gij werd verlost
De twaalf apostelen waren een krans voor de Amen.

Thomas-psalmen
Uit de Manichaean Psalmbook
Mijn Vader, het stralende Licht, de Volheerlijke.
Er was een mens, die weende
Jezus groef een stroom in deze wereld.
Uit de rijen des Koninkrijks
Er is een Schip:
De Gezondene vanuit het Land der Levenden.
De Grote in Heerlijkheid vroeg mij en beproefde mij:
Diegenen, die niet tot het huis mijns Vaders behoren,
Ik rende en zij renden achter mij aan.
De ‘Kleine’ maakt muziek des nachts.
Mijn broeders, hebt mij lief met uw harten.
Gij, Gij die de gerechtvaardigden uitverkiest,
De Moeder dezer wereld, de Hyle, spreekt:
De leeuw roofde mijn schone dochter.
De kreet van Pamoun, de heilige os, zijn kreet om erbarmen,
Laat ons tezamen komen, mijn geliefden!
Ik bereikte de poort tot de Tuin der Levenden.
Zij sleepten mij, een koningszoon,
De wijnstok komt voort uit mijn hart.

Kephalaia
De Levende Geest
De eerste Dag is onze Vader, de ware Mens.
De twaalfde Rechter is de Grote Gedachtekracht,
Onder de Zonen des Lichts heerst nooit onenigheid.
Verdraagt de vervolgingen.
De Eerste Dood stamt uit de tijd,
Ieder mens staat en blijft,
Dit zijn de zeven poorten des lichaams:
De Zon is de poort des Levens
Vele aanzichten heeft de zon
De gelijkenis van de Parel
Geen enkele andere droefenis

Chinese hymnenrol
Loflied op Jezus I en II. Turfan-vondst omstreeks 1900
Ik ben een geurende zaadkorrel des Lichts,
Het grote loflied op Jezus
In deemoed prijs ik de eeuwig bloeiende boom,

Tweede grote loflied op Jezus
Onder machtig smeken
Onder machtig smeken roep ik U in Waarheid aan:
Lichtrijke geliefde!
En temidden van juwelen en roemrijke goden
Een zegen voor ons, dat wij door U Uw Leer ontvingen!

Het lied van de Parel

Noten

BESTEL MANI’S LICHTSCHAT (HARDBACK)

LEES MEER OVER DE DRIE BOEKEN OVER MANI EN HET MANICHEÏSME