Dingen die je laten zien dat het leven schitterend is – Chan Jae Lee & Kyong Ja Ahn

BESTEL DINGEN DIE JE LATEN ZIEN DAT HET LEVEN SCHITTEREND IS

Korte teksten met kleurrijke illustraties over het leven van deze Koreaanse grootouders met onder andere hun kleinkinderen. Gebundeld vanuit het Instagram-account van opa en oma.

‘Dingen die je laten zien dat het leven schitterend is’ staat vol met de allermooiste verhalen en illustraties over verbondenheid. Zoals zoveel grootouders, zochten de Koreaanse Chan Jae Lee & Kyong Ja Ahn naar een manier om verbonden te blijven met hun kleinkinderen, die op afstand wonen. Vooral ‘opa Chan’ was niet online, hij had nog nooit een email gestuurd of zelfs maar iets opgezocht op Google. Ze besloten daarom om samen Instagram te leren gebruiken om contact met elkaar te houden. Elke dag deelt Chan een aquarel en ‘oma Marina’ schrijft er iets bij over hun leven, familie, verleden en cultuur. Dit inspirerende boek staat vol met hun liefdevolle verhalen en laat zien dat verbondenheid niets te maken heeft met leeftijd of met afstand.

De wijsheden die grootouders aan jongere generaties kunnen doorgeven, bieden hoop en vreugde. Lachen, huilen, troosten, leren en vooral herinneringen maken, dat doe je met elkaar. Of het nou gaat om het vieren van de komst van een nieuw kleinkind, en broertje of zusje, of over hoe Chan en Marina tijdens hun studiejaren verliefd werden, de ervaringen zijn uit het leven gegrepen. Dit boek zal elke lezer inspireren om zich dichtbij en op afstand verbonden te voelen. Een prachtig cadeau voor iedereen die het leven viert, en dan het liefst samen met anderen!

VOORWOORD

Zoals elke dag denken we ook vandaag weer na over wat voor tekening het gaat worden. We zijn altijd op zoek naar inspiratie, bespreken de ideeën en nadat mijn echtgenoot iets heeft getekend, schrijf ik er een tekstje bij. Hoewel hij zichzelf nooit een kunstenaar zou noemen en ik mezelf geen schrijver, gaan we er toch mee door.

Maar dat is niet het hele verhaal hoor! Wanneer weer eens tot me doordringt wat we doen, denk ik aan een woord waar mijn hart altijd sneller van gaat kloppen. Dan dwing ik mezelf eerst even tot rust te komen. Dat Koreaanse woord is in-yeon, en dat betekent iets als een ontmoeting die in de sterren geschreven staat, een voorbestemde verbintenis.

Mijn man en ik zijn allebei geboren in Seoul. In 1942, het jaar van het Paard. In 1961 schreven we ons allebei in aan de onderwijsfaculteit van de Nationale Universiteit van Seoul, waar we elkaar ontmoetten. Dat gebeurde aan het begin van het derde jaar, bij een tentoonstelling van gedichten en illustraties op de campus. Ik had het korte gedicht ‘Appel’ ingestuurd. Een andere, mij onbekende student kreeg de opdracht daar een illustratie bij te maken. Ik was erg blij te zien wat er bij mijn gedicht kwam te hangen. Het abstracte schilderij paste namelijk perfect en maakte dat ik mijn eigen woorden in een nieuw licht zag.

Ik keek dan ook snel van welke student het bijbehorende schilderij was. Nou, dat was dus Chan Jae Lee. Op de laatste dag van de expositie organiseerden we met alle deelnemers een popcornfeestje. Hij en ik kwamen erachter dat we dezelfde kant op moesten en besloten na afloop samen naar huis te lopen.

Wie had kunnen vermoeden dat het in 1963 geplante zaadje van deze nieuwe in-yeon – het gedicht en het bijbehorende schilderij – waardoor wij elkaar ontmoetten en dat uitgroeide tot onze liefde, uiteindelijk tweeënvijftig jaar later, in 2015, nieuwe loten zou krijgen. En dat daar in 2020, nu we allebei bijna tachtig zijn, zo’n prachtige bloem als dit boek uit is voortgekomen.

We waren tijdens de oorlog in Korea even oud en zijn allebei in een arm gezin opgegroeid, maar konden wel studeren. We hebben kortom een heleboel karaktereigenschappen en ervaringen gemeen. Chan Jae moest drie jaar lang het leger in en ik vond dat zo verschrikkelijk dat ik net zo goed zelf in dienst had kunnen gaan. We zagen elkaar de rest van de periode dat we verkering hadden bijna elke dag, en dan praatten we over van alles en nog wat. Ik kan me alle details natuurlijk niet meer herinneren, maar wat me nu onder meer heel helder voor de geest staat, is het beeld van de studenten met akoestische gitaren die op het gazon van de campus ‘Blowin’ in the Wind’ zongen.

We trouwden in 1967, toen we vijfentwintig waren. Achteraf lijkt dat best jong, maar het voelde destijds als het juiste nmoment. We waren het er na veel gesprekken over eens dat we, mede omdat we allebei wilden gaan lesgeven, geen kinderen wilden. Een eenvoudig huurkamertje, maar wel met een eigen kookhoekje, was de eerste plek waar we als echtpaar samenwoonden. Onze huisbaas woonde in hetzelfde rode bakstenen huis in Singil-dong, waarvan ik nu nog precies weet hoe het eruitziet. We werkten allebei fulltime als docent. Mijn man gaf aardrijkskunde, ik Koreaans. Zo gingen er een paar gelukkige jaren voorbij, zonder dat we een gezin stichtten. Maar na een tijdje veranderden we van gedachten. En zo beviel ik op de vroege ochtend van 1 maart 1971 van ons eerste kind.

Vlak na de geboorte van onze zoon schaften we een van onze dierbaarste bezittingen aan: een Asahi Pentax, alleen maar om foto’s van hem te kunnen maken. We waren een keurig jong stel en hielden ons aan het devies van de regering: ‘Of het nu meisjes of jongens zijn, krijg er maximaal twee en voed ze goed op.’ Of nou ja, misschien waren we niet zozeer braaf, maar iedereen hield zich daar in die tijd aan. Je zag de campagneleus van de overheid werkelijk overal en er ging een vreemd soort overredingskracht van uit, zodat iedereen zich eraan hield.

Zuid-Korea was rond 1970 een bijzonder arm land. In 1974 besloten mijn ouders in de hoop op een beter leven dan ook samen met mijn jongere broers en zusje naar Brazilië te emigreren. In maart van het jaar erop werd onze dochter geboren. Och jee, wat heb ik destijds gehuild. Ik voelde me zielsalleen… Ik had geen echte reden om zo verdrietig te zijn, maar ik kon gewoon bijna niet ophouden met huilen, Er bestond in die tijd nog geen woord voor, maar nu denk ik dat het een postnatale depressie was.

In diezelfde zomer van 1975 keek ik reikhalzend uit naar de komst van onze Taihan Electric Wire koelkast. Wat een fijne tijd was dat. Toen het apparaat eenmaal in de keuken van ons eerste echte huis stond, fluisterden we tegen elkaar dat dit naast de Pentax ons tweede dierbaarste bezit was. In onze tuin stond een konijnenhok en tegen de muur groeiden rode wilde rozen. We hadden een hond, Kongkongi, en die was samen met de goudvissen in de vijver een fijn maatje voor onze zoon.

Op een dag kwam mijn vader vanuit Brazilië bij ons op bezoek. Mijn ouders woonden daar met mijn drie jongere broers en zus; ik was net als twee andere inmiddels eveneens getrouwde zussen in Korea achtergebleven. Mijn vader wilde graag dat wij met onze gezinnen ook naar Brazilië zouden verhuizen. Hij maakte achtereenvolgens kennis met zijn drie schoonzoons en vroeg of ze dat zouden willen. Alle drie zeiden ze meteen volmondig ‘ja’. Daarna toog hij naar de drie paar schoonouders om te vragen of zij het goed vonden dat hun zoons met hun gezin naar Brazilië zouden vertrekken. Ook zij stemden daarmee in. En zo stapten we in 1981 met z’n allen op de internationale luchthaven van Gimpo zonder enige aarzeling of angst op het vliegtuig.

Dankzij de hulp van mijn andere broers en zus die al in São Paulo woonden, was de verhuizing goed te doen. Twee jaar later, wat meer gewend aan het leven in dit nieuwe land, besloten we een kledingwinkel te openen. Mijn man kocht alle spullen in voor Boetiek Symfonie en ik verkocht die samen met onze drie Braziliaanse personeelsleden. De eerste twee jaar hadden we het rond de feestdagen zo druk dat de kinderen kwamen meehelpen om alles in te pakken. We moesten zelfs een paar tijdelijke krachten inhuren. Nooit geweten dat een winkel runnen zo enerverend kon zijn. Het is dus echt waar wat ze in Korea vroeger zeiden, dat een eigen zaak beter is dan een doctorstitel!

We gingen ervan uit dat de economie het goed zou blijven doen. Niet omdat we daar geen benul van hadden of geen Braziliaanse kranten lazen. Nee, we waren doodgewone, ambitieuze, hardwerkende mensen en beschikten niet over de voelsprieten om aan te voelen dat we aan de vooravond van onzekere tijden stonden. We gingen uit van de wet van de traagheid, in de verwachting dat de dag van morgen op die van gisteren zou lijken. Ook vandaag de dag zeggen in Brazilië woonachtige Koreanen elk jaar opnieuw: ‘Dit jaar was nog erger dan het vorige. Maar het is niet anders, hè.’ Hun Braziliaanse vrienden stellen hen steevast gerust. ‘Vai melhorar’, het wordt wel beter.

Zo verstreken de jaren, en onze kinderen kregen op hun beurt zelf kinderen. Eerst waren er onze engeltjes Arthur en Allan, de zoons van onze dochter, de tweede een jaar na de eerste. Soms werd het jongetje dat ik in mijn armen hield plotseling mijn eigen zoon, die ik lang geleden in Seoul net zo had vastgehouden. Er waren momenten dat onze kleinzoons een en al pure zachtheid waren en ik bijna uit elkaar barstte van liefde. De liefde die ik voor hen koester, is een van de grote geschenken van deze levensfase. Toen zij drie werden, voelde het alsof ik ook drie werd. Op hun allereerste schooldag was ik erbij. We speelden vaak verstoppertje en een spelletje waarbij we zo veel mogelijk woorden verzonnen die met een a begonnen. Mijn man bracht na zijn pensioen Arthur en Allan altijd met de auto naar school en haalde ze ook weer op. Dat deed hij vijf jaar lang zowel ’s ochtends als ’s middags, elke schooldag, week in, week uit.

De tijd die we met onze kleinkinderen doorbrachten, was zo heerlijk dat het nogal een schok was toen onze dochter aankondigde dat ze in januari met haar hele gezin terug zou verhuizen naar Korea. Onze zoon woonde sinds enige tijd in New York en hij was bezorgd over wat het vertrek van zijn zus met hun vader zou doen. Hij vreesde dat mijn man zijn dagen vanaf dat moment op de bank voor de televisie zou slijten. Vanuit het niets opperde hij: ‘Pap, waarom ga je niet tekenen?’ Hij herinnerde zich dat zijn vader vroeger voor hem tekeningen had gemaakt op grote stukken karton. Mijn man was in de loop der jaren alleen behoorlijk koppig geworden en vond het allemaal maar onzin. ‘Waarom zou ik opeens gaan tekenen?’ Ik vond het daarentegen een uitstekend idee en spoorde mijn man eveneens aan om het tekenen weer op te pakken.

Na een tijdje werd hij ons gezeur zo beu dat hij een stadstafereel tekende. Hij noemde het Deprimerende wolken. Daarna volgden een paard, een standbeeld en enkele willekeurige dingen waaronder lantaarnpalen, palmbomen en afvalbakken.

Ik begon tekstjes te schrijven bij zijn tekeningen, waarna onze zoon ons uitlegde hoe we alles op Instagram konden zetten, zodat hij in New York kon volgen wat we zoal (mee)maakten. Helaas raakte mijn man er na een paar maanden op uitgekeken en de tekeningen droogden langzaam op.

Tot onze derde kleinzoon Astro een paar maanden later geboren werd! We waren dolblij en vlogen naar New York om hem in levenden lijve te kunnen bewonderen. Op een avond vroeg mijn man tijdens het eten aan onze zoon: ‘Wat zou Astro later worden?’

‘Hoezo vraag je dat nu?’ vroeg mijn zoon. ‘Omdat ik er tegen die tijd niet meer zal zijn.’

Onze zoon wist even niets te zeggen… Hij vertelde later dat hij nog nooit op die manier bij de leeftijd van zijn eigen ouders had stilgestaan, bij iets wat ooit toch echt zou gebeuren. Op dat moment kwam hij met het idee dat zijn vader misschien tekeningen kon maken voor zijn kleinkinderen, zodat ze op latere leeftijd zouden weten wat voor persoon hun opa was. We waren het er al snel over eens dat ik een verhaaltje bij elke tekening zou schrijven en dat onze zoon dat in het Engels en onze dochter dat in het Portugees zou vertalen.

En zo begon mijn man voor onze kleinkinderen te tekenen.We noemden ons Instagram-account ‘Drawings_for_My_ Grandchildren’. Onze zoon maakte vervolgens een eenvoudige video waarin hij uitlegde waarom een nukkige oude man van over de zeventig opeens op Instagram zat. Die zette hij op Facebook en blijkbaar raakte die overal ter wereld een snaar, want hij werd vaak gedeeld en miljoenen keren geliket.

Raar maar waar, hoewel mijn man doorgaans een hekel heeft aan verplichtingen geldt dat niet voor de dagelijkse tekening voor zijn kleinkinderen. Hij heeft geen enkele aansporing nodig om ze met zijn mobieltje te fotograferen en die foto op Instagram te zetten. Hij deelt ze en leest alle reacties die mensen achterlaten. En dat doet hij allemaal zelf. Hij doet erg zijn best om geen fouten te maken en hoewel hij er inmiddels wel aan gewend is, weet ik dat het niet gemakkelijk voor hem is. Het is op onze leeftijd namelijk behoorlijk lastig om vertrouwen te hebben in je eigen creativiteit, om nog maar te zwijgen over alle moderne technologie. Een computer en een smartphone kunnen na een dag of twee niet te zijn gebruikt erg verwarrend zijn.

Een bbc-journalist pikte de video van onze zoon ergens op, schreef er een artikel over en deelde het filmpje met zijn lezers. En daarmee werden ‘de langeafstandsverhaaltjes op Instagram van een Koreaanse opa’ op slag beroemd. We werden overspoeld door interviewverzoeken van heinde en verre. Het was zowel raar als geweldig dat school- en studievrienden opeens weer contact opnamen. De reacties en alle berichtjes vanuit de hele wereld blijven hartverwarmend. Zoals deze:

  • Bedankt dat jullie dit met ons delen.
  • Wat een lieve tekening.
  • Tot tranen toe geroerd!
  • Ik mis mijn grootouders nu ze er niet meer zijn.

Onze twee kleinzoons konden na hun verhuizing van Brazilië naar Korea weliswaar niet vloeiend Koreaans spreken of Hangul lezen, maar ze hadden het op hun nieuwe school enorm naar hun zin. Ik had daar niet op durven hopen en was daar erg dankbaar voor. Ze lunchten gewoon in de schoolkantine, liepen samen naar school en probeerden met hun nieuwe vriendjes allerlei sporten uit in het park. Maar blijkbaar ontbrak er iets. ‘Oma! Opa! Wanneer komen jullie hiernaartoe?’

En zo geschiedde. Na zesendertig jaar keerden we eind oktober 2017 terug naar Korea, dat in de tussentijd een stuk welvarender was geworden. Het was een prachtig maar verwarrend land, waar jonge mensen veel langer waren dan vroeger en onze mobieltjes piepten ten teken dat de luchtkwaliteit niet goed was of omdat we moesten controleren of we nog voldoende bloeddrukpillen in huis hadden.

In augustus 2019 waren we eindelijk weer een beetje gewend aan het leven in Korea en kwam er fantastisch nieuws uit New York: We zijn heel gelukkig met de geboorte van Lua! Moeder en kind maken het goed.

We bogen ons over de foto’s die onze zoon ons had gestuurd en waren allebei door het dolle. In het Portugees betekent haar naam ‘maan’, en Lua was inderdaad een prachtig stralend baby’tje. We vonden allebei dat ze wel iets weg had van haar overgrootmoeder, Chan Jae’s moeder. Maar we zagen ook dat ze op onze zoon Ji Byol en op onze dochter Miru leek. Wat zijn familiegelijkenissen toch wonderbaarlijk, hè?

Eind januari 2020 vlogen we weer naar New York, waar we baby Lua eindelijk konden vasthouden. We konden bijna niet ophouden met giechelen omdat Lua met een enorm brede grijns naar ons bleef opkijken. Ze kan er als geen ander voor zorgen dat de persoon naar wie ze glimlacht onmiddellijk helemaal blij wordt!

In het begin ondertekende opa Chan alle tekeningen met ‘Voor AAA’, de initialen van de namen van onze kleinkinderen: Arthur, Allan en Astro. Nu onze kleindochter Lua er is, signeert haar supertrotse opa die met een extra ‘L’ erbij. Daarmee zegt hij in feite tegen haar: ‘Ik hoop dat jij mijn hart ook zult kennen, kleintje.’

Weer terug op Koreaanse bodem maken we net als daarvoor nieuwe tekeningen met tekstjes erbij voor onze kleinkinderen hier én in de Verenigde Staten. Vandaag zullen we net als gisteren en morgen gewoon op deze manier blijven doortekenen en -schrijven.

– Oma Marina en opa Chan

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord
Voorjaar
Galápagos
Zomer
Herinneringen van opa
Najaar
Opa denkt aan zijn ouders
Winter
Nawoord
Over de auteurs
Dankwoord

Bron: ‘Dingen die je laten zien dat het leven schitterend is – verbonden blijven in een veranderende wereld’ door Chan Jae Lee & Kyong Ja Ahn

BESTEL DINGEN DIE JE LATEN ZIEN DAT HET LEVEN SCHITTEREND IS