De Sneeuwkoningin, een sprookje in zeven geschiedenissen van Hans Christian Andersen met pastels van Juke Hudig

BESTEL DE SNEEUWKONINGIN MET PASTELS VAN JUKE HUDIG

Toen Juke Hudig ‘De Sneeuwkoningin’, het sprookje uit haar jeugd, weer las, werd ze getroffen door de parallellen met de wereld om haar heen. Zoveel angstaanjagends, zoveel misvormds Het losgescheurd zijn van de bron van wijsheid, waardoor het vermogen om te verwonderen en lief te hebben verloren gaat. Getroffen door de boodschap van ‘De Sneeuwkoningin’ tekende ze 49 pastels in 2008 en 2009. Voor de tekstbewerking – met dank aan Jet Röling – baseerde ze zich op een aantal oude vertalingen van het verhaal dat Hans Christian Andersen schreef in 1844. Hieronder volgt de tekst van de eerste geschiedenis met zeven pastels van Juke Hudig.

EERSTE GESCHIEDENIS: OVER DE SPIEGEL EN DE SCHERVEN

Ziezo, nu beginnen wij. Wanneer we aan het eind van de geschiedenis zijn, weten we meer dan we nu weten, want het was een boze kabouter, het was er één van de allerergste, het was de ‘duivel’.

Op een dag was hij in een bijzonder goed humeur, want hij had een spiegel gemaakt die de eigenschap bezat al het goede en al het schone, dat zich daarin spiegelde, tot bijna niets te laten verdwijnen, terwijl dat wat niet deugde en slecht was, helder uitkwam en nog slechter werd.

De mooiste landschappen zagen erin uit als gekookte spinazie en de mensen werden afstotelijk of stonden op hun kop zonder buik; hun gezichten werden zó verwrongen, dat ze niet meer te herkennen waren en als iemand een zomersproet had, dan kon je er zeker van zijn, dat die over de neus en mond heenliep.

Dat was bijzonder grappig, vond de duivel. Wanneer een goed rechtschapen gedachte in een mens opkwam, dan verscheen er een grijnslach in de spiegel, zodat de duivel om zijn kunstige uitvinding moest lachten. 

Alle leerlingen van de toverschool – want hij had een toverschool – vertelden rond, dat er een wonder was gebeurd; nu kon je pas goed zien, vonden ze hoe de wereld en de mensen er werkelijk uit zagen. Ze gingen met de spiegel rond en uiteindelijk was er geen land of mens meer, die er niet misvormd in had uitgezien.

Nu wilden ze zelfs naar de hemel omhoog vliegen om de engelen en Onze Lieve Heer te tarten. Hoe hoger ze met de spiegel vlogen, des te erger grijnsde die. Ze konden de spiegel nauwelijks vasthouden; hoger en hoger vlogen ze, steeds dichter naar God en de engelen. Toen begon de spiegel door z’n grijnzen zo ontzettend te trillen, dat hij uit hun handen schoot en neerstortte op aarde, waar hij in honderd miljoenen, biljoenen en nog meer stukken uiteen viel. 

En nu bracht hij nog veel groter ongeluk dan vroeger, wan sommige stukken waren niet groter dan een zandkorreltje en deze vlogen rond door de wijde werelden wanneer ze in de ogen van een mens kwamen, bleven ze faar zitten en dan zagen die mensen alles verdraaid of hadden ze alleen maar oog voor het lelijke in de dingen, want elk klein spiegelscherfje behield dezelfde kracht, die de hele spiegel had. Sommige mensen kregen ook een klein scherfje in hun hart, en dat was gruwelijk, want hun hart werd dan een klomp ijs.

Enkele scherven van de spiegel waren zó groot, dat ze als vensterglas werden gebruikt, maar door zo’n ruit moest je maar liever niet naar je vrienden kijken. Andere scherven kwamen in brillen en dan ging het verkeerd als je die bril opzette om goed te zien en eerlijk te zijn. 

De boze lachte dat z’n buik schudde en dit alles streelde hem buitengewoon. Maar buiten in de lucht vlogen nog wat kleine glasscherfjes rond. Hoor maar, wat er verder gebeurt.   

INHOUD

  1. Eerste geschiedenis, Over de spiegel en de scherven
  2. Tweede geschiedenis, een jongetje en een meisje
  3. Derde geschiedenis, de bloementuin van het vrouwtje dat kon toveren
  4. Vierde geschiedenis, prins en prinses
  5. Vijfde geschiedenis, het kleine roversmeisje
  6. Zesde geschiedenis, de Lappenvrouw en de Finnenvrouw
  7. Zevende geschiedenis, wat er in het paleis van de Sneeuwkoningin voorviel en wat er later gebeurde

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN JUKE HUDIG

OVER JUKE HUDIG

Juke Hudig (1945) richt in haar pasteltekeningen de aandacht op de onzichbare wereld achter de tastbare werkelijkheid. Op poëtische en meditatieve wijze ontstaan zowel beelden van de natuur in al haar verschijningsvormen als beelden van Boeddha, kringloop, sprookjes , circus, godin, Hestia, crucifixen en engelen.

De imaginaire gerichtheid wordt steeds meer literair getint door de themakeuze, die begon met ‘De kerstroos’ van Selma Lagerlöf. In 1991 tekende zij het boek ‘Job’, dan volgen Dante’s Divina Commedia in 111 pastels (1998-2000). De Dwerg’ bij de ballade van F. Schubert (2001). ‘Christoforus, een legende van een heilige’ (2002-2004) en ‘De Profeet’ bij het gedicht van A. Poesjkin (2005-2006). Werk van haar is ook afgebeeld in: ‘Juke Hudig – pastels 1976-1997’, Dantes openbaring’ van W.F. Veldman en ‘de sterren van je leven – het verhaal dat zij te vertellen hebben’ van Ria Borst e.a. (ook uitgegeven door A3 boeken)     

BESTEL DE SNEEUWKONINGIN MET PASTELS VAN JUKE HUDIG

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN EN OVER HANS CHRISTIAAN ANDERSEN