De lezende mens – Ruud Hisgen en Adriaan van der Weel over de betekenis van het boek voor ons bestaan

BESTEL DE LEZENDE MENS

Wat is lezen eigenlijk, en hoe gaat het in zijn werk? Wat betekent de opkomst van het scherm voor onze leesgewoonten? Hisgen en Van der Weel geven een krachtig pleidooi voor de toekomst van het lezen. De lezende mens van Ruud Hisgen en Adriaan van der Weel is een zoektocht naar de onderliggende betekenis van het lezen voor ons welzijn en onze democratische maatschappij. Het boek beschrijft de relatief korte geschiedenis van kleitablet tot e-book en de ingrijpende veranderingen die het lezen bracht voor individu en samenleving.

Zo gingen geletterdheid en de opkomst van de democratie in de negentiende eeuw hand in hand. Maar wat is lezen eigenlijk, en hoe werkt het? En wat doen de digitale schermen met onze leesgewoonten? Hisgen en Van der Weel zetten op heldere wijze de laatste inzichten van het leesonderzoek uiteen en houden een krachtig pleidooi voor hernieuwde aandacht voor de toekomst van het lezen.

INLEIDING

Ode aan de geschriftmatrozen

Nooit het verdwalen voor lief genomen, het tussen kaft en kaft geborgen voelen, zelfs als de wereld gesloten, als we haperen in onze vrijheden, als onze ogen vermoeid en verduisterd de kooi weer opzoeken, jullie zijn er met leeslicht en schipvlucht, jullie zijn de geschriftmatrozen. […]
Nooit het verdwalen voor lief genomen, het gestruin en gejutter tussen aangespoelde verhalen, het gejakker van pagina naar pagina, de nooddruft achter alles wat we zoeken en willen vinden, jullie kijken de hele dag naar ruggen, maar geen rug is ongekend, geen geschrift of lezer is ongeliefd.

(Marieke Lucas Rijneveld, geplaatst op Twitter op 29 april 2021 om 7:59)

Heen en weer zwalkend tussen de wereld van tekst op papier en die van informatie in de digitale ruimte sta je opeens stil voor je boekenkast. Terwijl je naar de muziek luistert die de computer de kamer in streamt, vraag je je af waarom je wel je platen, cassettes, dvd’s en cd’s hebt weggedaan, maar je boeken nog niet. Hoe kun je het ruimtebeslag van die tonnen opeengestapelde bundels papier rechtvaardigen, en hoe lang ben je van plan ze nog aan te houden?

Stel dat je morgen al die boeken dumpt en je opeens een veel grotere, frisse ruimte overhoudt, krijg je dan een ander leven, word je misschien een ander mens? Ga je je oude stoffige vrienden missen? Vallen er misschien gaten in je geheugen als je je boekenkast niet meer hebt of is het gewoon een kwestie van het inrichten van een – nog veel grotere – digitale evenknie? Heeft de verandering in je leesgedrag consequenties voor je denken? Maakt het eigenlijk uit of je leest van papier of van een scherm? Lezen is toch lezen is toch lezen?

Ook al doen we bijna alles via het scherm, afscheid nemen van je boekenverzameling voelt voor velen die met boeken zijn opgegroeid als een radicale stap. Het is toch een ‘beetje sterven’, dus veel mensen stellen het afscheid uit. Dat het fysieke boek, de boekwinkel en de bibliotheek ondanks de digitale ontwikkelingen nog steeds een gevoelige rol spelen in onze samenleving, blijkt uit de kortstondige euforie die heerste toen op 28 april 2021 de coronalockdown werd opgeheven. De ochtend daarop tweette dichter-schrijver Marieke Lucas Rijneveld met hartjes en bubbels en al: ‘Ik schreef een ode aan de geschriftmatrozen, aan alle boekhandelaren. Sinds gisteren zijn de boekhandels weer open!’ Tegelijkertijd is de tekst die hij op Twitter publiceerde een ode aan de magie van het lezen. Nederlanders die graag boeken lezen omdat ze alles verder al op hun smartphone doen, reageerden enthousiast op dit goede nieuws.

Voor even, slechts even, verstomde al het deprimerende nieuws van de afgelopen jaren over de ontlezing, de dalende leesvaardigheid en de stijgende laaggeletterdheid onder jongeren, de verslechterende verkoop en dalende uitlening van boeken en de kritiek op het leesonderwijs. Even werden de Nederlanders eraan herinnerd wat een magische ervaring het is om te lezen, om te kunnen ‘struinen en jutteren tussen aangespoelde pagina’s’, zoals Rijneveld dat verwoordt. Maar de weken daarop keerde het door corona geplaagde volk snel weer terug naar de waan van het nieuwe normaal, en de beleving van de magie van het lezen doofde weer uit.

Ooit, zo’n zesduizend jaar geleden, hebben onze voorouders een systeem bedacht om informatie vast te leggen. Het begon met eigendomsrechten, verkooptransacties en belastingen, maar het systeem bleek al snel voor talloze andere en veel verfijndere toepassingen geschikt. Zo groeide het uit tot een middel om mythen en historische gebeurtenissen op te tekenen, maar ook voor het codificeren van rechtssystemen. Millennia lang bleef dit machtige instrument, het schrift, in handen van slechts enkele ingewijden: een geletterde elite.

In onze huidige digitale wereld is de magie van het schrift verdwenen. Geletterdheid is zo gewoon geworden dat het alleen nog opvalt als iemand niet kan lezen en schrijven, door gebrek aan scholing of oefening, of als gevolg van hersenschade. Zo gek is het niet dat dat opvalt. Iedereen leert tenslotte lezen en dat gebeurt bovendien zo vroeg in ons leven dat we er later nauwelijks meer bij stilstaan – bij stil kunnen staan – aan welk wonderlijk verschijnsel we deelhebben wanneer we het eenmaal kunnen. Maar lezen en schrijven doen we, meer dan ooit tevoren.

Tegenwoordig schrijven en lezen we hoofdzakelijk op schermen, met onze onafscheidelijke metgezel de smartphone als favoriet. We zoeken naar informatie op Wikipedia, volgen het nieuws of de tweets van wereldleiders, lezen een e-boek. We schrijven er ook mee: we appen, mailen, werken onze tijdlijn bij, maken aantekeningen, reageren op een blog, plaatsen commentaar, schrijven fanfictie en ga zo maar door.

Iedereen kan nu zonder beperking en in het openbaar zijn mening uiten over wat hem of haar voor de mond komt. Als je dit verwoede schrijfgedrag observeert, is het duidelijk dat het schrift in onze wereld een heel andere betekenis heeft gekregen dan het zes millennia geleden in Mesopotamië had. Ooit werden vooral de belangrijkste wederwaardigheden en verhalen van mensen en culturen op schrift gesteld. Nu documenteert ieder van ons vrijwel zijn hele leven op sociale media en in berichtjes, mails en blogs.

Dat documenteren beperkt zich niet tot tekst. We kunnen nog eindeloos veel meer met onze smartphones dan alleen lezen en schrijven. We fotograferen, filmen, navigeren, bankieren, beluisteren muziek en luisterboeken, maken geluidsopnames, zoeken de tijden van het openbaar vervoer op, kijken of er een bui op komst is en zo voort en zo verder. We kunnen met dat platte ding zelfs bellen, al gebruiken we die functie steeds minder. Opnieuw blijkt een technologie voor heel andere doeleinden te worden gebruikt dan de bedenkers ooit hadden kunnen voorzien.

Informatie over al ons gebruik van de telefoon wordt niet alleen vastgelegd wanneer we daar zelf opdracht toe geven, maar, verontrustender, ook ongewild voortdurend en by default, door de digitale systemen waar we met onze telefoons gebruik van maken. Zo kunnen we een directe lijn trekken van de Mesopotamische cultuur naar de onze. De ondoorgrondelijke digitale systemen waaraan we ons hele bestaan hebben toevertrouwd en die ons hele handelen vastleggen, zijn voor de leek niet minder ondoorgrondelijk dan het schrift ooit was.

Die ondoorgrondelijkheid wordt goed geïllustreerd door de zaak- Van Seggeren. In 2019 werd Jessica B. veroordeeld voor de moord op haar man, Tjeerd van Seggeren, in 2017. Het bewijs van haar misdaad werd geleverd door de gebruiksgegevens die lagen opgeslagen in de mobiele telefoons van het echtpaar. Uit honderden foto’s, zoektermen in Google Chrome, afspraken in agenda’s, berichten in Facebook messenger, sms’jes, belgegevens en de belgeschiedenis kon de politie opmaken welk drama zich had afgespeeld. Bovendien kon de politie de locatiegeschiedenis van het echtpaar reconstrueren, zodat exact kon worden vastgesteld wie zich op welk tijdstip waar bevond op de fatale avond en nacht in juli 2017. Jessica had haar digitale sporen niet kunnen wissen doordat ze geen idee had waar ze die moest zoeken.

Er lopen drie rode draden door de geschiedenis van ons gebruik van tekst. De eerste rode draad is dat we dankzij de overvloed aan technologische mogelijkheden elk jaar opnieuw meer tekst produceren. En hoe meer tekst er komt, hoe meer we lezen. Vijf eeuwen geleden zorgde de drukpers voor een eerste explosie in de productie van boeken en nieuwe media als kranten en tijdschriften. Dat leidde vrijwel meteen tot de verzuchting dat er te veel was om te weten voor ons beperkte brein. In de digitale wereld is het nog veel erger.

De groei in hoeveelheden tekst, aantallen geletterde deelnemers aan het tekstuele verkeer en de snelheid van de communicatie is ongeëvenaard. We zijn allemaal auteurs geworden en elke rem op wat en hoeveel we publiek willen maken, ontbreekt. De uitgevers en redacteuren die ooit als filter dienden, hebben we buitenspel gezet. Eigenhandig plaatsen we wat we maar willen in de digitale uitstalkast van het wereldwijde web.

Ons dagelijks leven raakt nu bovendien ook nog eens in hoge mate ‘getekstualiseerd’ als gevolg van het toenemende gebruik van computers en smartphones. Voor veel van ons sociale verkeer (inclusief praten en bellen) nemen we steeds meer onze toevlucht tot tekst. Ook bankieren en boodschappen doen zijn voorbeelden van tekstualisering. In plaats van direct tegen mensen te praten, verrichten we deze handelingen met behulp van het digitale medium.

Naast deze meedogenloze groei in de hoeveelheid tekst is er een tweede rode draad in de geschiedenis van tekst, namelijk die van de gaandeweg afnemende duurzaamheid van de middelen die we gebruiken om onze teksten te bewaren. Van steen en klei zesduizend jaar ge- leden via vellum en papier in de Middeleeuwen naar de virtualiteit van digitale schermen van onze eigen tijd neemt de verwachte levensduur van tekstdragers stelselmatig af. Hier speelt vooral de kwetsbaarheid van digitale systemen ons parten.

Besturings- en coderingssystemen evenals software verouderen snel. Daarnaast zorgt de onmiddellijke veranderbaarheid en uitwisbaarheid van digitale teksten voor een grote vluchtigheid, ook al beweert men dat alles in het digitale universum altijd vindbaar blijft. De populariteit van een platform als SnapChat is wat dat betreft symptomatisch.

Geheel in overeenstemming met deze tweede rode draad lijkt de derde rode draad te zijn dat de gemiddelde levensverwachting van de inhoud van tekst steeds korter wordt. Als gevolg daarvan hebben we ook steeds minder verwachtingen over de eeuwigheidswaarde van alles wat we opschrijven.

Victor Hugo (1802-1885) was er twee eeuwen geleden nog van overtuigd dat de uitvinding van de boekdrukkunst in het midden van de vijftiende eeuw de grootste gebeurtenis in de geschiedenis vormde, omdat de mens hiermee zijn gedachten onvergankelijker en onverwoestbaarder dan ooit zou hebben gemaakt. Dat een geschreven tekst een soort onsterfelijkheid voor auteur en onderwerp kon bewerkstelligen, gold heel lang als vanzelfsprekend, maar wordt nu als een bijna belachelijke pretentie beschouwd.

De drie geschetste rode draden betreffen alleen tekst. Maar in tegenstelling tot eerdere schrifttechnologieën, is het digitale medium, zoals gezegd, niet beperkt tot tekst; en we digitaliseren een steeds groter deel van ons leven. De digitale revolutie is daarmee van een dusdanige orde van grootte dat we ons de effecten ervan eenvoudigweg niet kunnen voorstellen.

Ondertussen is onze wereld in de nadagen van de ‘Orde van het Boek’ natuurlijk niet exclusief digitaal: verre van zelfs. Onze huidige mentaliteit is hybride, een samenstel van twee manieren van denken: één die het product is van de lange traditie van het (papieren) boek en één die nu ontstaat uit de geheel andere aard en eigenschappen van het digitale medium. Niemand weet goed wat we met die hybride mentaliteit nu eigenlijk aan moeten. Wel heeft het er veel van weg dat het digitale deel van ons leven zo snel en onstuitbaar groeit, dat het steeds meer de overhand krijgt.

En maakt het uit of je leest van papier of van een scherm? Lezen is toch lezen is toch lezen? Uit de laatste stand van het leesonderzoek blijkt dat dat zeker uitmaakt. We nemen dezelfde tekst minder serieus als we die van een scherm lezen dan van papier. Dat heeft er vooral mee de lezende mens te maken dat de digitale wereld om een heel andere manier van lezen en denken vraagt: bovenal sneller, maar daardoor ook minder diepgaand. Die manier verdraagt zich slecht met de langere en complexere teksten die we in boeken aantreffen.

Al even prangend is de vraag of lezen eigenlijk nog wel van belang blijft voor de moderne mens en voor de samenleving. Het lijkt een retorische vraag, maar we moeten hem toch stellen. Niemand zal betwijfelen dat lezen een essentiële vaardigheid is. Maar hoe belangrijk de kunst van het lezen voor de samenleving eigenlijk is – en waarom dan precies – daar weten we eigenlijk heel weinig van. Bijna alle grote culturen kennen goddelijke oorsprongsmythes van het schrift, maar die bepalen niet onze huidige houding tegenover het schrift.

Wij leven in een geletterde cultuur, maar gek genoeg zonder ons daar goed van bewust te zijn. Veel ontzag kunnen we voor dat lezen en schrijven in elk geval niet meer opbrengen. Lezen is voor ons inmid- dels vooral een praktische vaardigheid geworden, een noodzakelijke voorwaarde voor deelname aan de samenleving. Het spreekt daarom eigenlijk vanzelf dat we het kunnen. We hebben deze verworvenheid geleerd toen we jong waren, en zijn vervolgens de rest van ons leven blijven lezen. Of je nu een paspoort wilt aanvragen, de productinformatie op een levensmiddelenverpakking wilt lezen, een stembiljet of belastingformulier moet invullen of dat je je op sociale media wilt manifesteren: aan lezen valt niet te ontsnappen. Maar we staan er zelden bij stil dat we dat kunnen en wat dat feitelijk betekent.

Toch reikt het nut van lezen en schrijven veel verder dan onze individuele levens. We danken er bijna alle verworvenheden van de cultuur aan. Ons rechtssysteem, democratisch stelsel, onderwijs, wetenschap: al deze verworvenheden zijn ondenkbaar zonder het geschreven of gedrukte woord. Bovendien zijn ook de manier waarop we denken, ons bewustzijn, en hoe we ons geheugen gebruiken er diepgaand door beïnvloed.

We staan er zelden bij stil, maar onze cultuurgeschiedenis en de wereld waarin we nu leven, zijn in hoge mate het product van tekst. Er is een innige verstrengeling tussen enerzijds vorm en inhoud van tekst en anderzijds de kennis en het denken die door tekst mogelijk worden gemaakt. In het wereldomspannende netwerk van teksten is onze hele culturele evolutie vastgelegd. Teksten vormen de leesbare neerslag van het menselijk bewustzijn.

Geletterdheid komt ons ondertussen nog steeds niet aanwaaien. Lezen en schrijven zijn verre van ‘natuurlijke’ eigenschappen. Niet alleen kost het ieder individu grote inspanning om geletterd te raken, onze hele geletterde cultuur is maar moeizaam verworven. Dat betekent dat een geletterde cultuur – hoe je die ook definieert – bewust en zorgvuldig onderhouden moet worden, gesteld dat we dat willen, want ook dat spreekt niet vanzelf. Dit onderhoud wordt moeilijker naarmate we minder ontzag voor onze geletterdheid kunnen opbrengen – en naar- mate het aantal ‘hyperpalatable mental stimuli’ in de digitale wereld groeit.

‘Makkelijkere’ informatievormen als beeld en geluid concurreren op hetzelfde scherm in toenemende mate met tekst. Dat niet alleen: het toepassen van verslavingstechnieken is daarbij ook nog eens een bewuste strategie van de grote techbedrijven, cruciaal voor hun verdienmodel. Alles lijkt in stelling te worden gebracht om de lezer de voet dwars te zetten.

Dat het lezen van langere, complexe teksten ooit belangrijker was dan het nu lijkt te worden, boezemt schrijvers, uitgevers en boekverkopers veel angst in. De snelheid en reikwijdte van de digitale revolutie zijn groter dan we hadden kunnen bedenken. Afgezien van nut en noodzaak van lezen in een wereld die van het geschreven woord aan elkaar hangt, betekent lezen – juist van langere en complexere teksten – ook persoonlijke verrijking. Inmiddels is vast komen te staan dat lezen van literaire fictie zoveel verbeelding vereist dat het ons helpt het inlevingsvermogen aan te scherpen. Empathie – begrip hebben van wat er in het hoofd van anderen omgaat – is een cruciale sociale vaardigheid.

Dat je met lezen een sociale vaardigheid ontwikkelt lijkt paradoxaal, want lezen doe je in je eentje. De wereld die de schrijver oproept, wordt door iedere lezer herschapen in zijn eigen beelden. Door te lezen leiden we niet alleen ons eigen leven maar ook levens van anderen – levens die we hadden kunnen leven, waarin beslissingen moeten worden genomen die we misschien ook hadden moeten nemen. Zouden wij in dezelfde omstandigheden het hoogstaande voorbeeld van de protagonist hebben gevolgd? Hadden wij onszelf voor de beschreven misstap kunnen behoeden? Lezend leren we van de voorbeelden en de kennis van anderen – echt, zoals in non-fictie, dan wel fictief.

Lezen levert – onbedoeld – een belangrijke bijdrage aan ons vermogen tot concentratie. En – in de digitale maalstroom niet onbelangrijk – lezen biedt een gelegenheid om je even terug te trekken en te ontsnappen aan de constante roep om aandacht van de digitale media. Lezen helpt ons greep te krijgen op ons leven.

Als de eerste stelling van dit boek is dat we ons er onvoldoende rekenschap van geven hoe belangrijk lezen is voor ons denken, en daarmee voor ons eigen welzijn en dat van de samenleving, dan is de tweede stelling dat niet alleen het vermogen tot lezen zelf belangrijk is voor ons denken, maar ook de manier waarop we lezen.

Hoe we lezen wordt in hoge mate bepaald door de technologie. Kleitablet, schriftrol, gedrukte pagina, beeldscherm: elke technologische ontwikkeling heeft een andere wijze van lezen en denken met zich meegebracht. De digitale technologie die ons leven steeds meer beheerst, heeft een ongunstige uitwerking op de kwaliteit van ons denken.

De derde stelling is dat schrift en lezen goed illustreren hoe weinig greep we hebben op de manier waarop die technologische ontwikkelingen zich ontvouwen en op de maatschappelijke gevolgen daarvan. Ondanks het feit dat we er zelf de uitvinders van zijn, is onze macht over de technologie een illusie. De macht van het individu is maar klein. De geschiedenis laat zien dat we nauwelijks invloed hebben op de loop van de geschiedenis.

In de lange ontwikkelingsgang van de culturele evolutie van de mens bevinden we ons nu opnieuw in een periode waarin we veel razendsnelle ontwikkelingen in de schrifttechnologie meemaken. De vraag is wat ons te wachten staat, nu het lezen van schermen steeds meer de plaats inneemt van het lezen van papier. Hoe verandert daardoor ons lezen en denken? In dit boek zijn wij er zeker niet op uit om een sombere toekomst te voorspellen. Wel denken we dat de samenleving veel te onverschillig blijft onder de digitale veranderingen. Feit is dat de meeste mensen zich maar weinig tot niets bekommeren om wat grote digitale veranderingen voor ons leesgedrag betekenen.

Het ‘nieuwe lezen’ zal grote gevolgen hebben voor ons denken, onze identiteit, ons onderwijs en onze samenleving. De overheid, beleidsmakers in het onderwijs, docenten – iedereen zal zich rekenschap moeten geven van de betekenis van het ontstaan van een schermcultuur. Met dat bewustzijn kunnen we de uitdagingen van de toekomst beter tegemoet treden.

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

  1. Waarom is lezen zo belangrijk?
  2. Hoe werkt lezen precies?
  3. Een boekcultuur ontstaat
  4. Diep denken is diep lezen
  5. Van boekcultuur naar schermcultuur
  6. De leescrisis
  7. Lezen en laten lezen: een handreiking

CODA, Heeft lezen toekomst?
Stellingen
Dankwoord
Illustratieverantwoording
Bibliografie
Noten
Register

BESTEL DE LEZENDE MENS

LEES MEER OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE MENS