Aanpassing – strofe 8 van de Tao Teh King van Lao Zi en een berijming door C. van Dijk

BESTEL TAO EN TEH

LEES MEER EN DOWNLOAD HET GRATIS GEDEELTE VAN TAO EN TEH

Een man van hoge deugd is gelijk het water,
dat zijn weldaden in alle bescheidenheid verspreidt
en in alle nederigheid verblijft op plaatsen,
die vele mensen te gering zouden achten.
Zulk een man benadert Tao.
Zijn hart is afgronddiep;
mensenliefde is de bron van zijn weldadigheid;
oprechtheid die van zijn woorden;
schranderheid kenmerkt zijn handelingen,
opportuniteit zijn gehele doen en laten.
Tot regeren geroepen, munt hij uit door integriteit.
Hij bevordert steeds en betwist nimmer:
zó wordt hij ook nooit het voorwerp van afkeuring.

Aanpassing – Achtste Spreuk

54

Het leven is als ‘t water, dat stroomt naar laagste oorden,
‘t Neemt alles in zich op, en dringt in alles door.
Zoo zoekt dan naar den ‘zin’ dezer ‘klaterende’ woorden.
Duikt dùrvend in den stroom, met open hart en oor.

55

Wie zich naar ‘t minste voegt, komt ‘t Hoogere nabij.
Naar diepste plaatsen gaan, is mèt het water stroomen.
Aan deze wet kan toch geen sterveling ontkomen.
Wie daarnaar ‘t leven richt, die maakt zijn krachten vrij.

56

Zich voegen naar het aardsche, is in stof gewinnen.
Is bouwen in de stof, wat geest’lijk is ontstaan.
Aldus bevredigd zijnde schoonheidsdrift der zinnen,
Wordt stoffelijke ‘zin’ – door ‘stof-vorm’ aangedaan.

57

In de sfeer van de ziel is voegen: ‘zich verdiepen’.
Gereed zijn, openstaan, als zeilen in den wind.
Totdat in ons ontwaken, stemmingen die sliepen,
Totdat de ‘stroom’ in ons, ‘n kanaal tot doorgang vindt.

58

In de sfeer van ‘t gevoel is het: ‘liefde doen groeien’.
Aandoeningen vereed’len, ‘in de ontroering zijn’,
d’ Ontroering die uit mest, de wond’re bloem doet bloeien,
Die ‘t gist is in de druiven, die dronken maakt van wijn.

59

In de gedachte-sfeer wordt aanpassing: ‘redelijkheid’.
Dus zoeken wij den ‘zin’ van ‘t ons bestormend denken,
Dan kan ons niet meer ‘t anders denkend wezen krenken.
Want wie met ‘rede’ denkt, is van zijn eigen dunk bevrijd.

60

Waar men een doel zich stelt, dat het doel ontwikkeld worde,
Van een bepààld belang, naar d’ onbepaalde sfeer.
Zoo slechts wordt doel tot middel, stijgt tot hoogere orde.
De waarlijk doel bewuste, heeft geen ‘bedoeling’ meer.

61

Dáár waar geijverd wordt, moet men zijn krachten kennen.
Want wie er kracht verspilt, die ijvert naar verval.
Als paarden in het tuig, moet men zijn krachten mennen,
Dùs ijv’rend werkt de kracht in ‘t onvolprezen ‘Al’.

62

In ‘t daadgebied is werkzaamheid: ‘zich voegen’.
Zoodanig werkzaam zijn, dat daad wordt tot idee.
Daar ligt een eind’loos veld nog braak tot ploegen,
Zóó wordt het werkzaam zijn: ‘Perpetuum Mobile’.

63

Zoo delgt aanpassing lijden.
Wordt de bedding gevuld
En de éénheid in beiden,
In het bruidskleed gehuld.

Bron: Tao, Universeel bewustzijn – Teh, Universeele bewustwording van E.J. Welz en C. van Dijk

BESTEL TAO EN TEH