Tijdens het middagprogramma op de honderd jaar-viering van het Gouden Rozenkruis op 24 augustus 2024 in Haarlem zijn er twee voordrachten gehouden in de gerenoveerde grote tempel van het J. van Rijckenborgh-centrum, Zakstraat 6. Peter Huijs – voormalig uitgever van Rozenkruis pers – sprak over het werk van Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri. Hannie te Grotenhuis – de huidige uitgever van Rozenkruis pers – ging in op de schat van het Rozenkruis in het licht van de toekomst. De bovenstaande video is een opname van haar lezing en hieronder volgt de tekst.
Als uitgever van de Rozenkruis pers houd ik natuurlijk ontzettend van lezen. En de zomermaanden zijn voor mij altijd een tijd om me extra te laven aan zowel boeken als boekenschrijvers. Deze zomer bracht ik samen met mijn man een bezoek aan het oude woonhuis van de beroemde psycholoog Carl Gustav Jung. Jung ontwierp het huis samen met zijn vrouw Emma en ze lieten het bouwen in Küsnacht, vlakbij Zurich.
De bibliotheek van Jung was het hoogtepunt van ons bezoek. Die staat vol met gnostische, hermetische en alchemistische boeken. Onder andere werk van George Mead, waarvan ik toevallig een boek in mijn vakantietas had gestopt, Hymnen van Hermes. Een boek dat enkele jaren geleden bij de Rozenkruis pers is uitgegeven door Peter Huijs, met wie ik nu dit uur mag invullen.
BESTEL ZEGEZANGEN VAN HERMES GNOSIS
Jung bedacht de term synchroniciteit. Een ogenschijnlijk toevallige en niet te verklaren samenloop van gebeurtenissen, die pas een zinvolle samenhang krijgt als jij je ervan bewust wordt en op gaat reageren. Mijn verhaal voor vanmiddag is ontstaan met behulp van fraaie staaltjes synchroniciteit.
Zo las ik net voor de vakantie het Evangelie van de Waarheid, een geschrift dat wordt toegeschreven aan de gnosticus Valentinus. Het is in het Nederlands vertaald en ingeleid door Gilles Quispel. Door dit boek ontdekte ik dat Jung en Quispel elkaar kenden, vanwege hun gedeelde interesse in de oorspronkelijke gnostische teksten. En het was door Quispel dat ik op het spoor kwam van Johan Huizinga, de vermaarde historicus die in 1935 de bestseller In de schaduwen van morgen schreef.
BESTEL IN DE SCHADUWEN VAN MORGEN
Huizinga maakt in zijn boek nogal een punt van wat hij ziet als een grote onverschilligheid jegens de waarheid. Hij vat dit op als een ernstig gebrek aan ethische en spirituele waarden in de samenleving van zijn tijd. Hij schrijft:
‘We zien voor ogen hoe bijna alle dingen die eens vast en heilig leken wankel zijn geworden: waarheid en menselijkheid, rede en recht. We zien staatsvormen die niet meer functioneren, productiestelsels die op bezwijken staan. We zien maatschappelijke krachten die in het dolzinnige doorwerken. De dreunende machine van deze buitengewone tijd lijkt op het punt om vast te lopen.’
Anno 2024 is zijn analyse nog hoogst actueel, ondanks een grote wereldoorlog waarna we stellig zeiden ‘Dit nooit meer’, ondanks de emancipatiebewegingen van de jaren zestig, en ondanks het gestegen onderwijspeil en grotere welvaart.
Maar Huizinga raakte mij ook nog om een andere reden. Ik herken bij hem dezelfde hooggestemde mentaliteit als bij de stichters van het Rozenkruis. Een mentaliteit waarin het vanzelfsprekend is dat je goed bent geïnformeerd, weloverwogen denkt, over een buitengewoon heldere waardenoriëntatie beschikt en verantwoordelijkheid neemt voor een positieve bijdrage aan de samenleving. Huizinga ziet dat deze mentaliteit afkalft en daarom pleit hij voor een nieuwe geestelijke houding, die hij als volgt beschrijft:
‘Een vorm van overgave aan dat wat het hoogste te denken valt. Staat of volk kunnen niet dat hoogste zijn en het eigen persoonlijke leven evenmin. Gelukkig zijn de mensen, voor wie dat hoogste enkel de naam kan dragen van Hem die sprak: ‘Ik ben de weg, en de waarheid, en het leven’.
En toen ik dit las, was ik meteen weer in Zwitserland. Want op reis terug naar huis besloten we spontaan nog even langs Dornach te gaan voor een bezoek aan het Goetheanum. Daar troffen we onverwacht een vriend uit onze woonplaats aan, die voorstelde om ons rond te leiden.
Lang stonden we met z’n drieën stil bij het kunstwerk De mensheidsrepresentant. Een groot, houten beeld waarop verschillende figuren zijn te zien. Maar wat er meteen uitspringt is de figuur in het midden: Christus die met uitgestrekte armen alle krachten en machten op hun plaats houdt. Niet door met hen te strijden, maar door zichzelf in volle glorie uit te strekken. Heel duidelijk zag ik voor me dat Christus en de ware, geestelijke mens één en dezelfde zijn. Zijn wezen is ons voorbeeld.
Toen Huizinga zijn analyse deed, was hij ongeveer net zo oud als ik.
‘Een tijd van zware geestelijke druk zoals we die nu beleven, schreef hij, is gemakkelijker te dragen voor de oudere dan voor de jongere. De oudere hoeft nog maar korte tijd mee te tillen aan de last van de tijd.’
Ik herken dit wel, dat je soms denkt: ‘Gelukkig hoef ik dat straks niet meer allemaal mee te maken of het zal mijn tijd wel duren’. Maar hij gaat verder, en spoort daarmee ook mij aan. Hij spreekt een groot vertrouwen uit in die jonge generatie, omdat hij ziet dat ze open, ruim, spontaan, besluitvaardig, moedig en enthousiast is. Hij is blij dat hij deze jonge mensen, vanwege zijn werk, regelmatig ontmoet en spreekt. Hij en zij kunnen veel van elkaar leren. Tot slot van zijn boek spoort hij deze jonge generatie aan de wereld te doordringen met geest.
En ook dat lijkt mij anno 2024 nog even actueel als destijds. Want is het inderdaad niet zo dat geest de missing link is? Dat de wereld grote nood heeft aan vurige ideeën die eeuwigheid en tijd, kleingeestigheid en menselijke waardigheid, individualiteit en eenheid met elkaar verbinden en vernieuwing brengen?
En dan ga ik van Huizinga naar het Rozenkruis. Want precies geest is de reden dat de pioniers van destijds hun werk zijn begonnen en hebben doorgezet. Geest is wat het Rozenkruis de wereld te bieden heeft. Jan van Rijckenborgh stelt, zo aan het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw, de vraag: ‘Waarom wagen wij het hoog onze stemmen te verheffen in het koor van reeds zoveel klanken?’
Hij antwoordt: ‘Er zijn in de wereld velen die met hun goedheidsstreven onmisbaar werk verrichten om zo een zekere balans tussen goed en kwaad te behouden. Maar,’ gaat hij door, ‘in al dat belangrijke werk blijft toch de wet in stand dat goed en kwaad elkaar altijd weer afwisselen, omdat nu eenmaal in het goede ook altijd een kiem van het kwade zit en in het kwade een kiem van het goede.’
‘Daarom is er,’ zo zegt hij, ‘in deze tijd tevens een school nodig die krachtens haar wezen en roeping verbinding kan brengen tussen de wereld en haar mensen én de geest van het Al-goede. Een school die een weg biedt uit de tredmolen.’
In één van onze tempelliederen (tempelzang 2) zingen wij: ‘Geest is eeuwig, ongeboren. Geest is bron van Al-bestaan. Geest is niet in tijd verloren, buiten grenzen gaan zijn paân.’ Over díe geest gaat het binnen het Rozenkruis. Met die geest wil de school van het Rozenkruis mensenharten in contact brengen. Het is de geest waarvan alle grote wijsheidsstromingen spreken. Maar waarvan ook wordt gezegd dat hij onkenbaar is. Woorden schieten tekort, ons hart is te klein, ons hoofd kan het niet bedenken, ons voorstellingsvermogen laat ons in de steek om die geest te kunnen vatten.
Tja…., en hoe dan toch? Onze school is inmiddels uitgegroeid tot een volwassen gemeenschap van mensen die elkaar op zielsniveau herkennen en ontmoeten en zodoende een tussenruimte creëren waarin die ene geest van liefde, eenheid en vrijheid zich kan ontplooien.
Vandaag vieren wij ons eeuwfeest. Maar het is nadrukkelijk niet onze bedoeling nu maar te gaan teren op de mooie verhalen en successen uit het verleden. Wij willen relevant zijn voor de toekomst. En dat bepaalt ons bij het heden. Bij waar we nu staan en wie we nu zijn. Bij onze mogelijkheden om de bedoeling van het universele Rozenkruis in de samenleving van vandaag waar te maken. Om in de komende jaren en in een persoonlijk voorbeeld die geest van liefde, eenheid en vrijheid in onze omgeving, op de plaatsen waar wij ons bevinden, te laten stralen.
Daarbij mogen we nooit vergeten dat dit werk niet buiten ons begint, maar binnenin ons. Dat wij alleen maar iets kunnen uitrichten wanneer wij die geest in onszelf meedragen, wanneer hij levend en scheppend aanwezig is in onze eigen zielen en in onze gemeenschap.
Anno 2024 lijken nóg meer fragmentatie, egoïsme, uitputting en afleiding bijkans onmogelijk. En nóg meer kennis, snelheid, gemak en efficiency lijken ons niet echt verder te brengen. Goedbedoeld activisme voor rechtvaardigheid en gelijkheid kan soms voor even uitkomst of verlichting bieden, maar leidt nooit tot een stabiele en duurzame situatie waardoor de strijd alsmaar door moet gaan.
Maar er bestaat een alternatief! Want de mens is – ondanks voorbeelden van het tegendeel – behoorlijk goed toegerust en bereid tot samenwerking. Hij beschikt van alle soorten het meest over verbeeldingskracht. En elk mens is een individuele ziel met een weliswaar gespleten aard, maar toch in potentie goddelijk.
En dan hebben we onszelf nog niet eens in het veel grotere verband geplaatst. Dat verband waarin de mens onderdeel uitmaakt van een oneindige schepping, gedragen door leven en licht dat ons nooit werkelijk verlaat, omdat we er één mee zijn. Zelfs als je de massale uitstervingen vreest omdat zoiets weer kan gebeuren, zelfs dan kun je constateren dat leven en licht nooit helemaal verdwijnen. Altijd blijven er kiemen van nieuwe mogelijkheden behouden. Mogelijkheden om de geestelijke ideeën die achter de zichtbare verschijnselen liggen, in de schepping te realiseren.
Ik wens ons van harte toe dat we de toekomst in dit licht tegemoet treden.
Hartelijk dank voor uw aandacht.