De stem van de stilte is een klassiek devotioneel boekje van grote schoonheid en kracht.
De ethische regels in dit boek zijn vertaald uit het ‘Boek van de gulden voorschriften’, dat is ontleend aan dezelfde oude bron als de Stanza’s van Dzyan waarop De geheime leer van H.P. Blavatsky is gebaseerd. Ze maakt duidelijk wat het essentiële verschil is tussen de twee paden van spirituele volmaking. Het ene wordt gevolgd door hen die de waarheid alleen voor hun eigen verlichting zoeken; het andere door mensen die vooral gedreven worden door mededogen en de vurige wens om het welzijn van de hele mensheid te verbeteren.
Deze voorschriften zijn voor hen aan wie de gevaren van de lagere IDDHI vreemd zijn.
Hij die de stem van nada, het ‘geluidloze geluid’, wil horen en begrijpen, moet de aard van dharana leren kennen.
Onverschillig geworden voor objecten van waarneming, moet de leerling de raja van de zinnen opsporen, de voortbrenger van gedachten die illusie wekt.
Het verstand is de grote doder van het werkelijke.
Laat de discipel deze doder verslaan.
Want – als zijn vorm hem onwerkelijk voorkomt, zoals bij het ontwaken alle vormen die hij in dromen ziet;
Als hij heeft opgehouden het vele te vernemen, kan hij het ENE onderscheiden – de innerlijke klank die de uiterlijke doodt.
Alleen dan en niet eerder zal hij het gebied van asat, het bedrieglijke, verlaten om in het rijk van sat, het ware, in te gaan.
Voordat de ziel kan zien moet de innerlijke harmonie worden bereikt en moeten onze aardse ogen blind worden voor alle illusie.
Voordat de ziel kan horen moet het beeld (de mens) even doof worden voor lawaai als voor gefluister, voor het getrompetter van olifanten als voor het zilveren gegons van de gouden vuurvlieg.
Voordat de ziel iets kan doorgronden en zich kan herinneren, moet ze één worden met de stille spreker, zoals de vorm waarnaar de klei wordt gemodelleerd eerst één is geworden met het denken van de pottenbakker.
Dan zal de ziel horen en zich herinneren.
En dan zal spreken tot het innerlijke oor –
DE STEM VAN DE STILTE
die zal zeggen:
Als uw ziel glimlacht, terwijl ze zich baadt in het zonlicht van uw leven; als uw ziel zingt binnen haar cocon van vlees en stof; als uw ziel tranen stort binnen haar burcht van illusie; als uw ziel worstelt om de zilveren draad te verbreken die haar aan de MEESTER bindt; weet dan, discipel, dat uw ziel van de aarde is.
Als uw ontluikende ziel het oor leent aan de onrust van de wereld; als uw ziel gevoelig is voor de luidruchtige stem van de grote illusie; als uw ziel, verschrikt bij het zien van hete tranen van leed of verdoofd door angstkreten, zich als een schuwe schildpad terugtrekt in het schild van haar EIGEN IK, weet dan, o leerling, dat uw ziel een onwaardige tempel is voor haar stille ‘God’.
Wanneer uw ziel sterker wordt en uit haar veilige schuilplaats tevoorschijn komt: zich losmaakt van haar beschermende heiligdom, haar zilveren draad ontrolt en vooruitsnelt; als ze haar beeld op de golven van de ruimte ontwaart, en fluistert: ‘Dit ben ik’, – weet dan, o leerling, dat uw ziel gevangen is in het web van illusie.
Deze aarde, o discipel, is de Hal van Smart, waarin langs het pad van ijzingwekkende beproevingen vallen zijn gezet om uw Ego te verstrikken in de illusie die de ‘grote ketterij’ wordt genoemd.
Deze aarde, o onwetende discipel, is slechts de sombere ingang die leidt naar de schemering die aan de vallei van het ware licht voorafgaat – dat licht dat door geen wind kan worden uitgedoofd, dat licht dat zonder pit of olie brandt.
De Grote Wet zegt: ‘Om de kenner van het AL-ZELF te worden, moet u eerst de kenner van het Zelf zijn’. Om de kennis van dat Zelf te bereiken, moet u het Zelf aan het niet-Zelf opofferen, het zijn aan het niet-zijn, en dan kunt u tussen de vleugels van de GROTE VOGEL rusten. Ja, zoet is het rusten tussen de vleugels van dat wat niet geboren is, noch sterft, maar het AUM is in alle eeuwigheid.
Bestijg de Vogel van het Leven, als u kennis wilt verwerven.
Geef uw leven op, als u wilt leven.
Drie hallen, vermoeide pelgrim, voeren naar het einde van uw zwoegen. Drie hallen, overwinnaar van Mara, zullen u door drie toestanden brengen in de vierde en van daaruit naar de zeven werelden, de werelden van eeuwige rust.
Als u hun namen wilt weten, luister dan en onthoud.
De naam van de eerste hal is ONWETENDHEID – avidya.
Het is de hal waarin u het levenslicht aanschouwde, waarin u leeft en zult sterven.
De naam van de tweede hal is de Hal van Lering.
Daarin zal uw ziel de bloesems van het leven vinden, maar onder iedere bloem een opgerolde slang.
De naam van de derde hal is Wijsheid, waarachter zich de oeverloze wateren van AKSHARA uitstrekken, de onvernietigbare bron van Alwetendheid.
Als u de eerste hal veilig door wilt komen, laat dan niet uw denken de vuren van de lust, die daar branden, aanzien voor het zonlicht van het leven.
Als u de tweede veilig door wilt komen, houd dan niet stil om de geur van haar bedwelmende bloesems op te snuiven. Als u van de karmische ketenen bevrijd wilt zijn, zoek uw goeroe dan niet in die mayavische gebieden.
De WIJZEN houden zich niet op in de lusthoven van de zinnen.
De WIJZEN besteden geen aandacht aan de zoetklinkende stemmen van de begoocheling.
Zoek hem die u tot leven zal wekken in de Hal van Wijsheid, de hal die daar voorbij ligt, waarin alle schaduwen onbekend zijn en waar het licht van waarheid straalt in onvergankelijke glans.
Bron: De Stem van de Stilte, H.P. Blavatsky