Wie achter deze deur verdwaalt – een raadselachtig avontuur van Tonke Dragt en Rindert Kromhout

BESTEL WIE ACHTER DEZE DEUR VERDWAALT

EEN DICHTE DEUR.  EEN VERBORGEN WERELD.  WIE DURFT NAAR BINNEN?

De verlegen Laurenzo mag op bezoek bij een beroemde schrijfster. In haar huis ontdekt hij een deur die op slot zit. Volgens de schrijfster wachten achter die deur onbekende landen, die je alleen kunt betreden met een visum dat goedgekeurd moet worden door de ambassadeur. Laurenzo’s klas twijfelt: wie is die geheimzinnige ambassadeur? Wat wacht er achter die deur? Er is maar één manier om daarachter te komen… Een raadselachtig avontuur van Tonke Dragt (beroemd dankzij onder andere De brief voor de koning) en Rindert Kromhout, met prachtige illustraties van Linde Faas.

BESTEL WIE ACHTER DEZE DEUR VERDWAALT

TONKE DRAGT SCHRIJFT AAN HET BEGIN VAN DIT BOEK

Ho! Wacht! Hou op met lezen, sla dit boek dicht en bekijk de voorkant aandachtig, op zijn minst een minuut lang. (Als je langzaam tot zestig telt is er een minuut voorbij). Je weet vast nog wat je hebt gezien. Het belangrijkste is natuurlijk de deur … Elke deur is bijzonder. Door een deur ga je van de ene plaats naar de andere, je komt altijd ergens anders. Denk je weleens na als je een deur opendoet? Je weet nooit echt wat er is aan de andere kant. Je denkt het te weten, maar zéker weet je het pas als je de deur hebt geopend. Een boek openen lijkt op een deur opendoen. Wat staat je te wachten nu je juist dit boek hebt geopend? Wat doet die kat op de voorkant? Het kan haast niet anders of hij is door die deur gekomen. Waar gaat hij naartoe? En wat doet die jongen daar? Ga met hem mee en begin aan je dwaaltocht door dit verhaal.

Tonke Dragt

LAURENZO

Laurenzo zat al klaar, maar de anderen nog niet. Roberto en Igor hadden ruzie, Téja zat boven op haar tafel en Frans was naar de wc.
‘Kinderen, schiet eens op, anders blijft er geen tijd over om voor te lezen,’ zei meester Tom Wit.

‘Meester, u bent wel een beetje ongeduldig.’
‘Ja, en streng.’
‘O, krijgen we dat nou ineens? Ben ik ongeduldig en streng?’
‘Het geeft niks hoor, meester, maar ik wou het wel even zeggen.’
‘Wanneer ben ik dan streng?’
‘Bijna altijd.’
‘Ja, vooral als we niet doen wat u wilt. Dan bent u ongedul­dig én streng en dat is helemaal niet leuk voor ons.’
‘We willen een prettige tijd hebben op school.’
‘Waar heb je die wijsheid nou ineens vandaan, Mary?’

‘Van mijn oma. Zij vraagt altijd of ik het hier prettig vind.’ ‘Zo, en wat geef je dan voor antwoord?’
‘Dan zeg ik: gaat wel.’
‘Meester, ik vind het hier wél fijn. En ik vind het niet erg dat u streng bent, want anders luister ik niet. Ik luister ook nooit naar mijn moeder, want die is niet streng.’

Het was september en Laurenzo en de andere kinderen za­ten pas sinds kort bij elkaar in deze klas op de Max Velt­huijsschool. Ze kwamen bijna allemaal van scholen met grote groepen waar ze zich niet thuis voelden. Op Lauren­zo’s vorige school zat hij in een klas met negenentwintig kinderen en met geen van die kinderen was hij bevriend. Niet dat hij ruzie met ze had, maar hij wist niet goed hoe hij voor elkaar kon krijgen dat iemand zijn vriend wilde zijn. Zo was het altijd al geweest, al in groep één zat hij meestal alleen in een hoekje te spelen.

In deze nieuwe klas zaten tien kinderen, maar ze maakten net zoveel kabaal als zijn hele vorige klas.
Alleen als meester Tom voorlas, was iedereen stil. Bijna nie­mand hield van zelf lezen, maar voorgelezen worden uit een spannend boek vonden ze heerlijk. De meester kon prachtig voorlezen. Laurenzo droomde altijd weg bij het verhaal.

Meester Tom sloeg het boek open, maar keek eerst de klas rond.
‘Roberto, niet achterstevoren zitten.’
‘Maar zo kan ik beter luisteren, meester.’

‘Als je maar geen gekke gezichten naar de anderen trekt.’ Roberto trok een gek gezicht. Laurenzo moest erom lachen. ‘Roberto!’ gromde de meester.
‘Jaha, ik hou al op.’ Langzaam draaide hij zijn stoel om, zo­dat hij weer met zijn gezicht naar de meester zat. Frans kwam de klas weer in.
‘Heb je je handen gewassen?’ vroeg de meester. ‘Ik geloof van wel,’ zei Frans.
‘Ga dan maar gauw zitten.’
‘Mag ik ook gaan plassen?’ vroeg Téja.
‘Je bent net geweest, hou het maar op tot na het voorlezen,’ zei de meester. ‘Ik heb nu wel lang genoeg op jullie ge­wacht.’
Het boek dat meester Tom aan het voorlezen was, heette ‘De jacht op de sluwe sluiper’. Het was geschreven door Lavinia Morgenster, de lievelingsschrijfster van de meester, en
het ging over een jongen die met gevaar voor eigen leven door een donker bos vol dreigende geluiden sloop. Hij was op zoek naar de sleutel van de kerker waarin zijn vader onschuldig was opgesloten. Overal lag de vijand op de loer. Edu, zo heette de jongen, moest sluw tussen de bomen en struiken door sluipen om niet te worden ontdekt.
Laurenzo vond het een reuzespannend boek. Als de meester voorlas, droomde hij dat hij zelf die jongen was die zijn vader wilde bevrijden.
Na een halve bladzijde was het al behoorlijk stil in de klas, na twee bladzijden was er niemand meer die nog een ge­luidje maakte.
‘Bladeren ritselden, takken kraakten, een ekster schreeuwde en vloog weg. Edu verborg zich onder een struik. Vijandige stemmen kwamen dichterbij…’
Laurenzo schrok op toen hij de meester ineens met een heel andere stem hoorde zeggen: ‘Dat was het weer voor vandaag, het is tijd om naar huis te gaan.’
Er ging een zucht van teleurstelling door de klas.

‘Nou ja zeg, u bent net begonnen met voorlezen.’
‘De rekenles duurde veel langer.’
‘Ja, niet ophouden, meester. We gaan vandaag wel wat later naar huis.’
‘Dan krijg ik ruzie met jullie ouders. Morgen ga ik verder,’ beloofde de meester. ‘En als het jullie te langzaam gaat, lees je zelf maar verder.’
‘Nee bah, ik hou niet van lezen.’
‘Jij kan geeneens lezen.’
‘Wel!’
‘Niet! Jij bent dyslectisch.’
‘Wat is dyslectisch?’
‘Als je niet kan lezen.’
‘Dat is helemaal niet waar. Ik haal alleen sommige letters door elkaar.’
‘Jongens, hou op, ruim je tafel leeg, doe je jas aan en hou je gedeisd in de gang en in het trappenhuis.’
De school was oud en gehorig. Als je de stenen trappen op of af holde, waren je voetstappen in het hele gebouw te ho­ren.
‘Ik maak nooit herrie op de trap,’ zei Téja.
‘Waarom niet?’ vroeg Roberto.
‘Daar kan mijn moeder niet tegen.’
Roberto liet zich joelend langs de leuning omlaagglijden.

Laurenzo ging naar huis. Hij woonde met zijn moeder op de zevende verdieping van een flat aan de rand van de stad, niet zo heel ver bij de school vandaan. Er stonden twee pre­cies dezelfde flatgebouwen naast elkaar en als je op de bo­ venste verdieping stond, de twaalfde, kon je in de verte de duinen en de zee zien. Laurenzo hield van de zee.

Het huis was klein, maar hij had er wel zijn eigen kamertje. Zijn moeder en hij hadden het daar gezellig gemaakt, met posters van dieren aan de muur, een plankje met boeken onder het raam, een bureautje met een laptop en Laurenzo’s versleten speelgoedbeesten op een rijtje aan het voetenein­de van zijn bed.

Meestal hing hij na school maar wat rond op de galerij en keek hij naar de spelende kinderen op het veldje beneden. Hij zou best met die kinderen mee willen doen, maar hij durfde niet te vragen of het mocht. Ze hadden hem al een paar keer weggejaagd als hij bij ze kwam kijken.

‘Wat sta je daar te loeren?’
‘Kom meedoen of ga weg, Stille Willy.’
‘Ik heet geen Willy, ik heet Laurenzo.’
‘Ook goed. Kom meedoen, of ga weg, Laurenzo.’
Hij was weggegaan.
Daarom bleef hij maar liever hierboven, of in zijn kamertje tot zijn moeder thuiskwam, of zwierf hij wat rond door de buurt. Zijn vader was drie jaar geleden vertrokken, terug naar Italië, het land waar hij vandaan kwam. Laurenzo had hem daarna nooit meer gezien.
Een duif streek neer op de balustrade. Nieuwsgierig keek hij naar Laurenzo. Gauw ging Laurenzo naar binnen om eten te halen. Op het aanrecht stond een blik met maiskor­rels. Hij strooide er wat van uit op de galerij. Gretig pikte de duif ze op. Laurenzo zou zelf ook graag een dier willen heb­ben, een hond of een kat of een cavia. Maar zijn moeder was allergisch voor haren van dieren, dus mocht het niet. ‘En zo’n beestje zou de hele dag maar alleen zitten als jij naar school bent. Dat is toch zielig?’ had ze gezegd. ‘Maar je mag best een goudvis, als je dat leuk vindt.’

Laurenzo wilde geen goudvis, want die kon je niet op schoot nemen en knuffelen. En op school hadden ze al een aquarium.
Hij zuchtte en nam de lift naar beneden.
Lang dwaalde hij rond door de buurt. Hij keek naar de mensen en naar de dieren. Hij zat met wiebelende benen op een bankje bij een vijver en gooide stukjes brood naar de eenden. Toen was het zes uur. Tijd om naar huis te gaan, hij mocht niet te laat komen voor het eten.
Zijn moeder had de tafel al gedekt.
‘Hoe was het vandaag op school?’ vroeg ze, terwijl ze een gehaktbal, sperziebonen en aardappelpuree op zijn bord schepte. Ze blies een pluk haar voor haar ogen weg. Haar haren werden grijs, zag Laurenzo.
‘Gewoon,’ zei hij.
‘Heb je al vriendjes gemaakt in de klas?’
‘Ja.’
‘En wat heb je vanmiddag gedaan?’
‘Buiten gespeeld.’
‘Mooi,’ zei ze.
Zwijgend aten ze hun borden leeg.
‘Lieverd, wat ben ik moe,’ zei zijn moeder. ‘Het was een vreselijke dag op mijn werk. Ik denk dat ik maar even op de bank ga liggen. Doe jij de afwas als je morgen uit school komt? O, en ga ook even naar de supermarkt, ik zal een boodschappenlijstje voor je maken.’
Laurenzo ging naar zijn kamer en deed een computer­spelletje.

BRIEVEN VOOR DE SCHRIJFSTER

‘Téja, waarom ben je nu weer te laat?’ vroeg meester Tom. Téja was hijgend de klas binnengekomen, terwijl de ande­ren allang aan hun tafels zaten. Laurenzo had een tafel achter in de klas, vlak bij het aquarium, dat vond hij pret­ tig. Zo kon hij alle andere kinderen zien, maar konden zij niet naar hém loeren. En hij keek graag naar de vissen, daar werd hij rustig van.

‘Mijn moeder had de wekker niet gehoord,’ zei Téja. ‘Ze was gisteravond zenuwachtig en toen kon ze niet slapen.’
‘Nou, ga dan maar gauw zitten.’
In het lokaal stonden tien tafeltjes en ook twee werkhokjes. Die werkhokjes, tegen een muur, waren van Iduna en Chris­tian. Alleen in zo’n hokje konden ze rustig werken, had de meester uitgelegd.

Het regende, dus in de pauze bleven ze binnen. Tussen de middag ging niemand naar huis. De meeste kinderen …

INHOUDSOPGAVE

Laurenzo
Brieven voor de schrijfster
Wie mogen er gaan?
De dichte deur
Vriend Iwan de Verschrikkelijke
Raadselvisums
Wie is de ambassadeur?
Laurenzo’s vader
Visums voor nieuwe landen
Alleen Iwan kent het verhaal
Zonder begeleiding geen toegang
Het Koninkrijk der Kosmopolieten
Hij weet het nog

Achter de deur van Tonke Dragt

BESTEL WIE ACHTER DEZE DEUR VERDWAALT