Vrijheid, gelijkheid, broederschap en de sociale driegeleding van Rudolf Steiner

Rudolf Steiner (fakkeldrager van het Rozenkruis 16) onderscheidt in de maatschappij drie levenssferen waarin het menselijke bewustzijn tot uitdrukking komt en dat bekend staat als de sociale driegeleding. Daarbij gaat het ten eerste om het economische leven met productie, distributie en consumptie. Daarin zou het principe van broederschap centraal moeten staan. Ten tweede is er het rechtsleven met wetten, regels en afspraken om alles in goede banen te leiden. In dit domein is het beginsel van gelijkheid essentieel. En ten derde is er het culturele leven met onder andere wetenschap, religie, kunst en opvoeding, dat in het teken dient te staan van vrijheid. […]

Het zou zo fijn zijn als we ons overal ter wereld veilig, gekend en gewaardeerd zouden kunnen voelen. Dat is helaas niet zo. Een grote meerderheid van de mensheid ervaart een of andere vorm van strijd met andere mensen. Het ideaal van broederschap in de hele samenleving, dat sterk benadrukt werd in de Franse Revolutie (1789-1799), is nog lang niet bereikt.

De grote politieke omwenteling aan het einde van de achttiende eeuw, waarbij de macht van de adel en de geestelijkheid massaal werd teruggedrongen, ging gepaard met veel gewelddadigheden. Sindsdien is er in de wereld aandacht voor het bekende motto liberté, egalité, fraternité ofwel: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Deze spreuk en de ideeën daarachter hebben in de westerse wereld bijgedragen aan de afschaffing van de dictatuur en de erkenning van de mensenrechten.

Vrijheid houdt natuurlijk niet in dat we zomaar alles kunnen doen, want er zijn kosmische wetten die we dienen te respecteren. De ware vrijheid luistert naar wetten. En als we morele wetten overtreden, worden we gecorrigeerd door de wet van oorzaak en gevolg, de wet van karma. Werkelijke vrijheid heeft ook niets te maken met het vermijden van alle bindingen. Gebondenheid aan ongebondenheid is de ergste vorm van gebondenheid.

We leven op aarde om een levensopdracht te vervullen, en dat is niet mogelijk als we volharden in de grote ketterij van afgescheidenheid. Daarom spreekt de stem van de stilte tot de leerling van de ziel: ‘Het leven van een zelfzuchtig toegewijde is zonder zin. De mens die de hem toegemeten taak in het leven niet verricht, heeft tevergeefs geleefd.’ (De stem van de stilte II:52). Paulus formuleert dit principe iets anders: ‘U bent tot vrijheid geroepen, broeders, alleen niet tot die vrijheid die aanleiding geeft aan het vlees; maar dien elkaar door de liefde.’ (Galaten 5:13)

Er zijn grote verschillen tussen mensen. Het principe van gelijkheid houdt in dat we de enorme variëteiten ten aanzien van bijvoorbeeld geslacht, huidskleur, nationaliteit, maatschappelijke positie, bezit, roem, gezondheid, leeftijd, seksuele geaardheid, religie, opleiding en bewustzijnsniveau erkennen en waarderen, en alle medemensen als gelijkwaardig beschouwen.

Gelijkwaardigheid kan uitstekend samengaan met hiërarchie. De meeste domeinen van de samenleving beschikken over een hiërarchische structuur om het grotere geheel te kunnen besturen. De mensen die zich hoger in een hiërarchie bevinden verschillen niet fundamenteel van mensen lager in een hiërarchie, maar functioneel: zij hebben een wijder blikveld, een bredere scope en dragen daarom een grotere verantwoordelijkheid. De kwaliteit van een organisatie wordt bepaald door de kwaliteit van de top.

Helaas komt het nog veel voor dat niet de wijste mensen werkzaam zijn in de top van organisaties, maar de mensen met de grootste ego’s. Het gegeven van hiërarchie heeft daarom een slechte naam gekregen, terwijl het toch een logische ordening betreft die ook in de natuur te herkennen is. Zo is het menselijke lichaam opgebouwd via de hiërarchische structuur van atomen, moleculen, cellen, organen en lichaam. In hoofdstuk 10 is al ingegaan op de geestelijke hiërarchieën en de universele Broederschap.

Rudolf Steiner heeft er meerdere malen op gewezen dat de beroemde drieledige leus ‘Vrijheid, gelijkheid, broederschap’ is aangereikt als universeel principe voor menselijke relaties door de ingewijde uit de achttiende eeuw die zich Saint-Germain noemde. Deze wonderman uit Europa, die waarschijnlijk leefde van 1696 tot 1784, heeft zich als vertegenwoordiger van de universele Broederschap flink ingespannen om het principe van broederschap te bevorderen.

Max Heindel (fakkeldrager van het Rozenkruis 19) schrijft in zijn boek De wereldbeschouwing der rozenkruisers dat de graaf van Saint Germain één van de latere belichamingen was van de individualiteit Christian Rosencreutz, de legendarische stichter van de Broederschap van de rozenkruisers. De graaf zou alle talen kennen en zou de vereniging met de heilige geest hebben bereikt.

Bron: Mysteriën en uitdagingen van geboorte, leven en dood

DOWNLOAD ENGLISH EDITION – BESTEL EBOOKBESTEL BOEK