Etty Hillesum, het verzameld werk – biografie, brieven en dagboeken, voorzien van toelichtingen

BESTEL ETTY HILLESUM – HET VERZAMELD WERK

De uitgave ‘Etty Hillesum – Het verzameld werk’ bevat brieven en dagboekfragmenten van de jonge joodse schrijfster (1914-1943) die voorzien zijn van toelichtingen van biografische, historische en literaire aard. De dagboeken en brieven van de Joodse Etty Hillesum werden aanvankelijk geschreven midden in bezet Amsterdam. Zittend voor het raam van haar kamer aan het Museumplein schreef zij een indrukwekkend, bezield en universeel werk. Met haar intelligente en sensitieve geest ontworstelde zij zich aan de machten die uit waren op de ondergang van haar en haar Joodse medemensen. Zij wist zich in haar schrijven als het ware te verheffen boven de terreur die zich overal om haar heen voltrok. 

Wanneer Etty ten slotte in kamp Westerbork terechtkomt, waar ze wordt geconfronteerd met het ontzaglijke leed van de transporten die elke week naar het oosten vertrekken, weet zij nog eens te meer gestalte te geven aan haar radicale ethiek en bewogenheid met anderen. Haar aantekeningen en brieven uit deze periode getuigen van een sterke persoonlijke ontwikkeling en een subliem literair talent.

Deze nieuwe monumentale uitgave van al haar werk is verbeterd, aangevuld en vermeerderd met een aantal nieuw gevonden documenten en staat onder redactie van Klaas A.D. Smelik.
Het verzameld werk is een must voor iedereen die ooit Het verstoorde leven las, dat in 1981 verscheen en sindsdien over de hele wereld is vertaald en gelezen.

WOORD VOORAF

De Etty Hillesum Stichting, opgericht op 17 oktober 1983, beheert de nagelaten geschriften van Etty Hillesum. Na het bereiken van een overeenstemming met de familie Hillesum berust ook het auteursrecht bij de Stichting. De dagboeken en een groot aantal brieven van Etty Hillesum zijn in 1993 bij het Joods Historisch Museum te Amsterdam ondergebracht.

Onze belangrijkste prioriteit was en is het verzorgen van een volledige, voor iedereen toegankelijke en tegelijk wetenschappelijk verantwoorde uitgave van Etty Hillesums werk. De tekst, voorzien van honderd bladzijden annotaties, vormt een onontbeerlijke aanvulling op de succesvolle handelsedities Het verstoorde leven, Het denkende hart van de barak en In duizend zoete armen, samengesteld door uitgever Jan Geurt Gaarlandt.

Dr. Klaas A.D. Smelik kreeg van de Stichting de opdracht om, bijgestaan door ondergetekende, voorzitter van de Stichting, en in nauwe samenwerking met Jan Geurt Gaarlandt van Uitgeverij Balans, de uitgave van het volledige nagelaten werk tot stand te brengen. Een team van academici ging onder leiding van Smelik aan het werk. Alle handgeschreven teksten – soms heel moeilijk leesbaar – werden opnieuw ontcijferd en definitief vastgelegd door twee filologen, de neerlandici drs. Gideon A.B. Lodders en drs. Rob Tempelaars, bijgestaan door drs. Beate J.C. Giebner voor de Duitse passages. De noten met literaire, biografische en historische aantekeningen bij de tekst zijn door een aantal mensen samengesteld.

Beate Giebner heeft de vindplaatsen van de Duitse citaten achterhaald en deze van bibliografische bijzonderheden voorzien; drs. Duke Meijman heeft hetzelfde gedaan voor de Russische citaten. Zij heeft bovendien onderzoek naar Hillesums studietijd verricht. De heren Lodders en Tempelaars hebben noten van verschillende aard voor hun rekening genomen. Drs. Els Humblé-Lagrou heeft ons de door haar verzamelde gegevens over Etty Hillesum ter beschikking gesteld. De historicus drs. Jan Willem Regenhardt heeft vele mensen die Etty Hillesum in haar dagboeken en brieven noemt, getraceerd en hun biografische gegevens vermeld. De persoonlijke herinneringen die de vrienden van Etty Hillesum en Julius Spier aan Regenhardt hebben verteld, zijn daarbij van grote waarde gebleken. De historische achtergrond waartegen Hillesums leven zich afspeelt, is toegelicht door de historica drs. Wally de Lang.

Dank komt deze onderzoekers toe, alsmede degenen toe die onze medewerkers mondeling of schriftelijk informatie hebben verstrekt – ook voor deze meest recente editie. Voor de bereidwilligheid van de door ons geraadpleegde personen en instellingen zijn wij zeer erkentelijk. Dit geldt in het bijzonder voor mw. P.C. Gerritse en drs. C.J.F. Stuldreher, indertijd verbonden aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, die de historische noten van kritische kanttekeningen hebben voorzien.

Dankbaar gedenken wij mw. J.C.J.C. van Nooten, die ons de beschikking had gegeven over belangrijke brieven en briefkaarten die Etty Hillesum aan haar stuurde. Dit geldt ook voor dr. Gerd Korman, die ons in 1984 toegang verschafte tot alle brieven die Etty Hillesum in 1942 en 1943 aan zijn vader Osias Kormann geschreven heeft. Else Mulder schonk ons brieven van Etty Hillesum, afkomstig uit de nalatenschap van Grete Wendelgelst. Dr. Denise de Costa schonk ons ook brieven van Etty Hillesum, die zij van Hanneke Starreveld had ontvangen.

Wij zijn bovendien eenieder erkentelijk die foto’s voor deze uitgave ter beschikking stelde. De technische productie werd begeleid door mw. Babs Luijken, indertijd redactrice van Uitgeverij Balans, die tevens de bureauredactie voerde. Joost van de Woestijne was verantwoordelijk voor de grafische vormgeving. F. Stoks en Yvonne Goldstein-Glaser maakten het register van persoonsnamen.

Namens de Etty Hillesum Stichting bedank ik de eindredacteur Klaas Smelik, zijn medewerkers en de uitgever voor hun aandeel in deze integrale editie van Etty Hillesums werk, waarvan nu de zesde herziene en aangevulde druk verschijnt. Met nadruk vermeld ik ten slotte dat zonder de zorg van Maria (Anhalt-)Tuinzing, Klaas Smelik sr., Johanna Smelik, Gerd Korman, Else Mulder, mw. J.C.J.C. van Nooten, Hanneke Starreveld en anderen voor de dagboeken en brieven van Etty Hillesum deze uitgave niet tot stand had kunnen komen. Dankzij hen allen zijn de geschriften van Etty Hillesum aan ons overgeleverd en hebben wij een uniek inzicht gekregen in de wereld van een jonge Joodse vrouw tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Getroffen of geschokt door haar ervaringen, door haar besluit ‘het lot van haar volk te delen’, worden wij deelgenoot van gebeurtenissen waarvan alleen wij de afloop kennen. Etty Hillesum confronteert ons met het mens-zijn en mens-blijven in de meest extreme omstandigheden. Dat is een vorm van weerstand waartegen geen onderdrukker is opgewassen. Toen niet en nu niet.

Edward van Voolen
voorzitter Etty Hillesum Stichting
Amsterdam, maart 2012

INLEIDING

Vóór haar definitieve vertrek naar kamp Westerbork heeft Etty Hillesum aan haar vriendin Maria Tuinzing, die in de Gabriël Metsustraat was komen wonen, de dagboeken overhandigd die zij in Amsterdam had geschreven. Zij vroeg haar de cahiers aan de schrijver Klaas Smelik te brengen, als zij niet zou terugkeren, met de opdracht om voor publicatie zorg te dragen. Maria Tuinzing heeft in 1946 of 1947 de cahiers met een bundel brieven aan Klaas Smelik toevertrouwd. Zijn dochter Johanna (Jopie) Smelik heeft toen een gedeelte van de dagboeken uitgetypt, maar de pogingen van Klaas Smelik in de jaren vijftig van de vorige eeuw om de dagboeken uitgegeven te krijgen, zijn op niets uitgelopen. Er was geen belangstelling voor. De stapel cahiers bleef in zijn bureau liggen in hoop op betere tijden.

Wel gepubliceerd waren twee brieven die Etty Hillesum in december 1942 en op 24 augustus 1943 schreef over de toestanden in het kamp Westerbork. De tekst van deze brieven werd opgenomen in een illegale editie, die na bemiddeling van Etty’s vriendin mr. Petra (Pim) Eldering door David Koning werd verzorgd. Deze uitgave werd in de herfst van 1943 in honderd exemplaren gedrukt bij B.H. Nooy te Purmerend onder de titel Drie brieven van den kunstschilder Johannes Baptiste van der Pluym (1843-1912). De twee brieven werden voorafgegaan door een levensbeschrijving van de kunstenaar en gevolgd door een derde brief, beide door David Koning geschreven ter camouflage van de werkelijke inhoud. De opbrengst van de uitgave werd gebruikt voor hulp aan Joodse onderduikers. Deze twee brieven zijn sindsdien enkele malen herdrukt, onder meer in het tijdschrift Maatstaf en als afzonderlijke uitgave (’s-Gravenhage, Bert Bakker/ Daamen, 1962).

Eind 1979 benaderde ik de uitgever drs. J.G. Gaarlandt met het verzoek om de dagboeken van Etty Hillesum, die ik van mijn vader Klaas Smelik had ontvangen, uit te geven. De tijden waren veranderd. Vond men de dagboeken in de jaren vijftig ‘te filosofisch’, nu wilde men zich juist bezinnen op wat tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft kunnen gebeuren. Gaarlandt zag meteen de waarde van deze dagboeken en verzorgde de uitgave van een selectie uit de cahiers plus enkele brieven.

Op 1 oktober 1981 vond in het Concertgebouw te Amsterdam de perspresentatie plaats van Het verstoorde leven. Dagboek van Etty Hillesum 1941-1943. Een gedenkwaardige bijeenkomst, omdat vele van Etty’s vrienden hierbij aanwezig waren en elkaar na zovele jaren weer ontmoetten. Het verstoorde leven werd binnen korte tijd een veel gelezen boek. Inmiddels is de 39ste druk verschenen en werd het boek in achttien talen vertaald. Jan Geurt Gaarlandt verzorgde nog twee selecties uit Etty Hillesums nagelaten geschriften: Het denkende hart van de barak. Brieven van Etty Hillesum (1982) en In duizend zoete armen. Nieuwe dagboekaantekeningen van Etty Hillesum (1984).

Hiermee waren nog niet alle bewaard gebleven geschriften van Etty Hillesum gepubliceerd. Ongeveer de helft van de tekst van de dagboeken en een aantal brieven waren onuitgegeven gebleven. Hierbij kwam dat nieuwe correspondentie van Etty Hillesum was teruggevonden, met name tweeëntwintig brieven gericht aan haar vriend in kamp Westerbork Osias Kormann. Zijn zoon dr. Gerd Korman heeft deze voor publicatie ter beschikking gesteld. Vandaar dat de Etty Hillesum Stichting, die de auteursrechten van de nagelaten geschriften van Etty Hillesum beheert, in 1984 besloot om te komen tot een integrale uitgave.

Ten behoeve van deze editie werden zowel de dagboeken als de brieven opnieuw getranscribeerd. Dit gold ook voor de twee brieven uit Westerbork die voor het eerst in 1943 in een illegale editie waren verschenen, maar waarvan wij betere afschriften hadden ontdekt. Bij deze transcriptie is Etty Hillesums spelling ongewijzigd overgenomen. De ingrepen van de tekstverzorgers beperken zich tot aperte verschrijvingen en enkele hinderlijke slordigheden. Deze ingrepen staan alle verantwoord in de Tekstverantwoording, waarin tevens alle door Etty zelf aangebrachte correcties worden aangegeven. Dateringen zijn, waar nodig, tussen vierkante haken aangevuld.

Het tekstgedeelte bestaat uit drie delen. In de eerste plaats de volledige tekst van de tien bewaard gebleven dagboeken (cahier 7 werd helaas niet teruggevonden). Daarna alle brieven van Etty Hillesum die ons toen ter beschikking stonden, in chronologische volgorde. Daarna enkele teruggevonden brieven gericht aan Etty Hillesum en twee brieven van anderen, waarin haar vertrek uit kamp Westerbork wordt beschreven.

Reeds bij de eerdere uitgaven was het noodzakelijk gebleken de tekst hier en daar te annoteren. Voor deze editie is gekozen voor een uitgebreid systeem van noten bij de tekst, waarnaar door middel van een liggend streepje in de marge wordt verwezen. In deze noten vindt men informatie over de personen die in de tekst worden genoemd, en over de historische omstandigheden waarop wordt gezinspeeld. Ook wordt van de vele passages van andere auteurs die in de dagboeken en brieven zijn geciteerd, de vindplaats gegeven.

De noten zijn in de eerste plaats bedoeld om de lezer in staat te stellen de tekst beter te begrijpen en zich een beeld te vormen van de historische context en het milieu waarbinnen deze geschriften zijn ontstaan. Ten behoeve van de leesbaarheid van de editie zijn de noten zo bondig mogelijk gesteld en is van wetenschappelijke discussie afgezien. De gegevens over de in de dagboeken en brieven genoemde personen zijn deels verkregen door archiefonderzoek, deels door interviews met vrienden en bekenden van Etty Hillesum. In gevallen waar wij geen gegevens konden achterhalen, staat dit vermeld.

In 1986 werd de eerste druk van de integrale uitgave van de nagelaten geschriften van Etty Hillesum in het Verzetsmuseum te Amsterdam gepresenteerd. Deze editie is sindsdien regelmatig herdrukt en ook in het Engels, Frans, Italiaans en Spaans vertaald. Bij elke herdruk werd de tekst bijgesteld, vooral de tekst van de annotaties. In de vierde, vijfde en zesde druk werden als aanhangsel nieuwe geannoteerde brieven van Etty Hillesum opgenomen, die een afzonderlijke telling kregen. Voor de zevende druk werd de titel van de uitgave gewijzigd: ‘Het verzameld werk’ en het notenapparaat op verschillende plaatsen herzien en werd een brief aan Etty Hillesum toegevoegd. Onze dank gaat hierbij uit naar dr. Alexandra Nagel voor haar vele hulp. Deze uitgave vervangt alle voorafgaande edities.

Gent, 17 april 2021
Klaas A.D. Smelik

Wie nog aanvullende informatie heeft die voor een volgende druk van belang is, wordt van harte uitgenodigd met de uitgever contact op te nemen.

BIOGRAFIE VAN ETTY HILLESUM DOOR KLAAS A. SMELIK

Esther (Etty) Hillesum werd op 15 januari 1914 in haar ouderlijk huis, Molenwater 77, te Middelburg geboren. Haar vader Levie (Louis) Hillesum was daar sinds 1911 werkzaam als leraar klassieke talen. Op 7 december 1912 was hij in Amsterdam getrouwd met haar moeder Riva (Rebecca) Bernstein, die zich toen ook in Middelburg vestigde. Etty’s vader was op 25 mei 1880 in Amsterdam geboren als jongste van de vier kinderen van de koopman Jacob Samuel Hillesum en zijn echtgenote Esther Hillesum-Loeza. Etty is dus naar haar grootmoeder van vaderszijde vernoemd. De familie woonde toen in de Sint Antoniesbreestraat 31.

Louis Hillesum studeerde na de middelbare school klassieke talen aan de Universiteit van Amsterdam. In 1902 deed hij zijn kandidaats- en in 1905 zijn doctoraalexamen (allebei cum laude). Op 10 juli 1908 promoveerde hij op het proefschrift De imperfecti et aoristi usu Thucydideo (eveneens cum laude). ‘Middelburg’ was zijn eerste aanstelling als leraar. In 1914 werd hij leraar klassieke talen op het Hilversumse gymnasium, maar door doofheid aan één oor en een gebrekkig gezichtsvermogen kreeg hij ordeproblemen met de grote klassen daar. Daarom ging hij in 1916 naar het kleinere gymnasium in Tiel. In 1918 werd hij leraar klassieke talen en conrector in Winschoten. In 1924 werd hij in dezelfde functies aan het gymnasium te Deventer aangesteld, waarvan hij op 1 februari 1928 de rector werd. Deze functie heeft hij bekleed, totdat hij op 29 november 1940 hiervan op last van de bezettende overheid werd ontheven.

Louis Hillesum wordt beschreven als een kleine, stille en teruggetrokken man, een stoïcijnse kamergeleerde vol humor en eruditie. In lagere klassen had hij door zijn lichamelijke gebreken aanvankelijk ordeproblemen gehad en was als reactie daarop als leraar zeer streng gaan optreden. In de hogere klassen kwam hij meer tot zijn recht. Hoewel hij voor het Jodendom belangstelling had, was Louis Hillesum sterk geassimileerd: hij werkte bijvoorbeeld op zaterdag. In Deventer behoorde hij tot de notabelen en ook in kamp Westerbork behield hij deze contacten en zijn culturele interesse.

Zijn vrouw Riva was op 23 juni 1881 in Potsjeb (Rusland) geboren als dochter van Michael Bernstein en Hinde Lipowsky. Na een pogrom kwam zij als eerste van de familie op 18 februari 1907 uit Soerasj (Tsjernigol) naar Amsterdam. Zij trok in bij de familie Montagnu in de Tweede Jan Steenstraat 21. Als beroep werd door haar opgegeven: lerares in de Russische taal. Op 29 mei van dat jaar volgde haar jongere broer Jacob, die diamantbewerker was en die ook bij de familie Montagnu introk.

Op 10 juni van datzelfde jaar kwamen haar ouders eveneens uit Soerasj in Amsterdam aan. Zij vestigden zich op de tweede verdieping van het pand aan de Tweede Jan Steenstraat. Jacob trouwde op 9 januari 1913 met Marie Mirkin, die op 5 mei 1913 uit Warschau naar Amsterdam kwam. Hun dochter Rahel Sarra werd op 19 oktober van dat jaar geboren. Kort daarna is de gehele familie clandestien naar de Verenigde Staten geëmigreerd; alleen Riva bleef achter bij Louis Hillesum, met wie zij – zoals gezegd – sinds 7 december 1912 getrouwd was.

Riva Hillesum-Bernstein wordt gekenschetst als druk, chaotisch, extravert en dominant. Etty had aanvankelijk een moeilijke verhouding tot haar moeder, maar in kamp Westerbork schijnt de relatie te zijn verbeterd. Behalve Etty kreeg Riva Hillesum nog twee kinderen: Jacob (Jaap), geboren te Hilversum op 27 januari 1916 en vernoemd naar Louis’ vader, en Michael (Mischa), geboren te Winschoten op 22 september 1920 en vernoemd naar Riva’s vader.

Jaap Hillesum voltooide zijn gymnasiumopleiding in 1933. Hij ging medicijnen studeren, eerst aan de Universiteit van Amsterdam en daarna in Leiden. Hij was intelligent, schreef gedichten en was aantrekkelijk voor vrouwen. Geestelijk was hij labiel; hij werd een aantal malen opgenomen in een psychiatrische inrichting. Tijdens de oorlog werkte hij als coassistent in het Nederlandsch-Israëlietisch ziekenhuis in Amsterdam.

Mischa Hillesum werd op 22 september 1920 in Winschoten geboren. Reeds als kind toonde hij een bijzondere, muzikale begaafdheid. In 1931 verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij drie klassen op het Vossiusgymnasium heeft doorlopen en zich verder aan de pianostudie wijdde. Zijn leermeester was George van Renesse. Omstreeks 1939 werd hij in de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch opgenomen en behandeld voor schizofrenie. Ook na zijn ontslag uit deze inrichting bleef hij geestelijk zeer labiel.

Haar jeugdjaren bracht Etty Hillesum door in Middelburg, Hilversum (1914-1916), Tiel (1916-1918), Winschoten (1918-1924), en vanaf juli 1924 in Deventer, waar zij in de vijfde klas van de Graaf van Burenschool kwam. De familie woonde toen in de A.J. Duymaer van Twiststraat 51 (thans nr. 2). Later (1933) verhuisde men naar de Geert Grootestraat 9, maar toen woonde Etty Hillesum al niet meer bij haar ouders.

Na de lagere school ging Etty Hillesum in 1926 naar het gymnasium te Deventer, waar haar vader toen conrector was. Haar schoolresultaten zijn niet opvallend, in tegenstelling tot die van haar jongere broer Jaap, die een zeer goede leerling was. Op school volgde zij ook Hebreeuws en zij bezocht een tijd lang bijeenkomsten van een zionistisch jeugdgroepje in Deventer.

Na haar eindexamen gymnasium alfa ging zij in 1932 rechten studeren in Amsterdam. Zij ging op kamers wonen bij de familie Horowitz, Ruysdaelstraat 32i, waar haar broer Mischa reeds sinds juli 1931 was ingetrokken. Na een half jaar verhuisde zij naar Apollolaan 29III, waar in september 1933 haar broer Jaap ook was komen wonen, toen hij medicijnen ging studeren. In november verhuisde Jaap naar de Jan Willem Brouwersstraat 22hs; zij volgde hem een maand later. Vanaf september 1934 staat Etty Hillesum weer in Deventer ingeschreven. Op 6 juni 1935 deed zij aan de Universiteit van Amsterdam haar kandidaatsexamen rechten. Zij woonde toen samen met haar broer Jaap op Keizersgracht 612c.

In maart 1937 trok zij bij de accountant Hendrik (Han) J. Wegerif in, die woonde in de Gabriël Metsustraat 6i, een adres waar haar broer Jaap van oktober 1936 tot september 1937 eveneens stond ingeschreven. De weduwnaar Wegerif stelde Etty Hillesum aan om de huishouding voor hem te voeren. Maar hij kreeg ook een verhouding met haar, waardoor de relatie met zijn inwonende zoon Hans gespannen werd. In dit haar zo dierbare huis met zijn zo verschillende bewoners heeft Etty Hillesum gewoond tot haar definitieve vertrek naar kamp Westerbork in juni 1943.

In haar studententijd verkeerde Etty Hillesum in een links, anti-fascistisch studentenmilieu en was politiek en sociaal geïnteresseerd zonder lid van een politieke partij te zijn. Haar bekenden uit deze periode hebben zich verbaasd over haar spirituele ontwikkeling in de oorlogsjaren, waardoor zij een duidelijk andere belangstelling en vriendenkring kreeg, al behield zij een aantal van haar vooroorlogse contacten. Op 23 juni en 4 juli 1939 legde zij het doctoraalexamen Nederlandse Rechten (publiekrechtelijke richting) af. Haar studieresultaten zijn weinig opvallend.

Daarnaast heeft Etty Hillesum ook Slavische talen in Amsterdam en Leiden gestudeerd, maar door de oorlogsomstandigheden heeft zij deze studie niet met een examen kunnen afsluiten. Wel is zij tot het eind toe met het bestuderen van de Russische taal en literatuur doorgegaan en heeft zij ook lesgegeven. Zij verzorgde een cursus Russisch voor de Amsterdamse Volksuniversiteit en later gaf zij privélessen tot haar definitieve vertrek naar kamp Westerbork. Toen zij naar Auschwitz werd gedeporteerd, zat in haar rugzak een bijbel en een Russische grammatica.

De dagboeken, waardoor Etty Hillesum wereldbekend is geworden, zijn merendeels geschreven in haar kamer aan de Gabriël Metsustraat, waar niet alleen zij en Han Wegerif maar ook diens zoon Hans, huishoudster Käthe Fransen en een chemiestudent, Bernard Meylink genaamd, woonden. Via deze Bernard ging zij op maandag 3 februari 1941 als ‘object’ naar de psychochiroloog Julius Spier in de Courbetstraat 27 te Amsterdam.

Spier (in de dagboeken vrijwel altijd met ‘S.’ aangeduid) was in 1887 in Duitsland in Frankfort aan de Main geboren als voorlaatste van zeven kinderen. Op zijn veertiende jaar werd hij leerling bij de handelsfirma Beer Sondheimer & Co. Hij wist zich daar van jongste bediende op te werken tot een leidinggevende positie. Zijn aanvankelijke ambitie om zanger te worden werd doorkruist door een ziekte, ten gevolge waarvan hij hardhorend werd. Spier verkeerde graag in kunstenaarskringen en richtte een eigen uitgeverij op, die hij ‘Iris’ noemde.

Daarnaast had hij sinds 1904 een sterke belangstelling voor chirologie (handleeskunde). Na zijn 25-jarige jubileum bij Beer Sondheimer in 1927 trok Spier zich terug uit het zakenleven om zich geheel aan de studie van de chirologie te kunnen wijden. Hij volgde een leeranalyse bij Carl Gustav Jung in Zürich en op diens aanraden opende hij in 1929 een praktijk als psychochiroloog in Berlijn. Deze praktijk was zeer succesvol. Ook gaf hij cursussen. In 1935 scheidde hij van zijn vrouw Hedl (Hedwig) Rocco, met wie hij in 1917 getrouwd was, en liet haar de twee kinderen Ruth en Wolfgang. Hij huurde twee kamers in de Aschaffenburgerstrasse in Berlijn, waar hij voortaan praktijk hield. Hij had verschillende verhoudingen, maar verloofde zich met zijn leerlinge Hertha Levi, die in 1937 of 1938 naar Londen emigreerde.

Ook Spier verliet nazi-Duitsland en kwam begin 1939 op legale wijze naar Nederland. Na eerst bij zijn zuster op het Muzenplein en in een kamer in de Scheldestraat te hebben gewoond, huurde hij vanaf eind 1940 twee kamers bij de familie Nethe in de Courbetstraat 27 in Amsterdam. Daar hield hij ook praktijk en gaf hij cursussen. Voor zo’n cursus werden door de cursisten en hun aanhang proefpersonen uitgenodigd, wier handen Spier bij wijze van voorbeeld analyseerde.

Gera Bongers, de zuster van Bernards verloofde Loes, was een van de cursisten en via Bernard werd Etty Hillesum uitgenodigd om ook tijdens een maandagavondzitting haar handen door Spier te laten analyseren. Deze vrij toevallige ontmoeting is bepalend gebleken voor het verdere verloop van Etty Hillesums leven. Zij was meteen bijzonder onder de indruk van Spiers persoonlijkheid en besloot bij hem in therapie te gaan. In een cahier tekende zij op 8 maart 1941 het ontwerp van een brief aan Spier op.

De volgende dag begon zij haar dagboek, waarschijnlijk op aanraden van Spier en als onderdeel van zijn therapie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de relatie met Spier een zeer belangrijk thema in haar dagboeken blijkt te zijn. Het bijhouden van een dagboek had voor Etty Hillesum niet alleen zin als onderdeel van haar therapie; het paste ook goed bij haar literaire ambities.

Zij wilde schrijfster worden en de dagboeken zouden later materiaal kunnen leveren voor bijvoorbeeld een roman. Het is in dit verband opvallend dat zij in sommige van haar brieven ook uit haar dagboeken citeert. Bovendien probeerde zij via het schrijven in haar dagboeken een literaire vorm te vinden om haar gedachten en gevoelens vast te leggen. Een taak die haar vaak zwaar viel, hoewel haar schrijfstijl zich geleidelijk aan ontwikkelde. Ofschoon zij zich vooral wilde bekwamen in het weergeven van haar innerlijk leven, zijn haar beschrijvingen van situaties het overtuigendst te noemen. Met name haar schildering van kamp Westerbork is niet alleen van historische betekenis, maar ook van grote literaire waarde.

Hoewel zijn patiënt, werd Etty Hillesum ook Spiers voornaamste secretaresse en vriendin. Omdat hij zijn verloofde Hertha Levi trouw wilde blijven en Etty Hillesum al een relatie met Han Wegerif had, is er steeds een zekere afstand gebleven in de verhouding tussen Spier en Etty, hoe belangrijk die ook voor hen beiden was. Maar op haar geestelijke ontwikkeling heeft Spier een zeer grote invloed gehad. Hij heeft haar geleerd om te gaan met haar aangeboren chaotische en egocentrische inslag en hij heeft haar in contact gebracht met de Bijbel en de kerkvader Augustinus.

Andere auteurs zoals Rilke en Dostojewski las Etty reeds sinds de jaren dertig, maar onder de invloed van Spier kreeg ook het werk van deze schrijvers voor haar een diepere, spirituele betekenis. Op den duur kwam de relatie met Spier echter minder centraal in Etty Hillesums leven te staan. Toen Spier op 15 september 1942 in Amsterdam stierf, had Etty Hillesum zich inmiddels zo ontwikkeld dat zij zijn dood goed kon verwerken – zeker ook omdat zij besefte welk lot hem als Jood zou hebben gewacht, als hij niet aan zijn ziekte was overleden.

In de dagboeken is duidelijk merkbaar hoe de anti-joodse maatregelen van de bezetter ook het leven van Etty Hillesum steeds meer gingen bepalen, ook al had zij zich voorgenomen om de lijn van haar eigen geestelijke ontwikkeling te blijven volgen, ongeacht wat haar zou gebeuren. Toen zij een oproep voor het kamp Westerbork verwachtte, heeft zij op aanraden van haar broer Jaap gesolliciteerd naar een post bij de Joodsche Raad. Door protectie kreeg zij op 15 juli 1942 een aanstelling bij het kantoor Lijnbaansgracht in Amsterdam (later Oude Schans). Het administratieve werk bij de Joodsche Raad deed zij met tegenzin en over de rol die de Joodsche Raad bij de vervolging speelde, had zij een negatief oordeel. Wel zinvol vond zij het werk dat zij in kamp Westerbork te doen kreeg bij de afdeling ‘Sociale verzorging doortrekkenden’, waarheen zij per 30 juli 1942 op haar verzoek werd overgeplaatst.

Daar leerde zij Joseph (Jopie) I. Vleeschhouwer, Philip Mechanicus en M. Osias Kormann kennen, de mannen die nu een grote rol in haar leven gingen spelen. Lang heeft haar eerste verblijf in kamp Westerbork niet geduurd: op 14 augustus 1942 was zij weer terug in Amsterdam. Van daar ging zij op 19 augustus nog eenmaal naar haar ouders in Deventer. Op vrijdagmiddag 21 augustus keerde zij naar kamp Westerbork terug. Waarschijnlijk mocht zij op 4 september 1942 weer terug naar Amsterdam op grond van de verlofregeling. Op 20 november keerde zij naar kamp Westerbork terug. Zij schrok van de verslechtering van de toestanden in het kamp.

Toen zij op 5 december 1942 naar Amsterdam terugging, was zij ziek geworden en zij bleef dat voor lange tijd. Het duurde tot 5 juni 1943, voordat zij weer zo ver hersteld was dat zij naar kamp Westerbork terug mocht. Want in tegenstelling tot wat men zou verwachten, wilde Etty Hillesum graag naar het kamp terug om haar werk daar te hervatten en de mensen bij te staan, wanneer zij zich op hun transport moesten voorbereiden. Om deze reden heeft Etty Hillesum steeds aanbiedingen om onder te duiken van de hand gewezen. Zij stelde met nadruk dat zij het lot van haar volk wilde delen.

Het vertrek uit Amsterdam op 6 juni 1943 zou definitief blijken, want op 5 juli kwam een eind aan de bijzondere status van de medewerkers van de Joodsche Raad afdeling Westerbork, waarna deze voor de helft naar Amsterdam terug moesten en voor de andere helft gewone kampbewoners werden. Etty behoorde tot de laatste groep; zij wilde bij haar vader, moeder en broer Mischa blijven, die inmiddels ook naar kamp Westerbork waren gedeporteerd.
De ouders Hillesum waren op 7 januari 1943 vanuit Deventer naar de Retiefstraat 11hs in Amsterdam verhuisd, nadat zij eerst via doktersattesten aan het gedwongen vertrek uit hun woonplaats hadden proberen te ontkomen. Bij de grote razzia in Amsterdam op 20 en 21 juni 1943 werden zij samen met Mischa, die bij hen was komen wonen, opgepakt en naar kamp Westerbork gevoerd.

Men was toen al bezig om voor Mischa een uitzonderingspositie te creëren op grond van zijn muzikale begaafdheid. Het waren vooral de zusters Milli Ortmann en Grete Wendelgelst die zich hiervoor inzetten. Zowel Willem Mengelberg als Willem Andriessen schreef aanbevelingsbrieven, die bewaard zijn gebleven. Deze pogingen liepen op niets uit, omdat Mischa erop stond dat ook zijn ouders hem naar het kamp Barneveld zouden vergezellen, waar Joden met een bijzondere status waren geïnterneerd. Dit werd niet toegestaan; wel kreeg Mischa Hillesum in het kamp Westerbork enkele privileges.

Advocaat Benno Stokvis vertelt dat toen moeder Hillesum een brief aan het hoofd van de SS in Nederland Hanns Rauter schreef, waarin zij ook om enkele privileges vroeg, deze in woede ontstak en op 6 september 1943 als represaille voor deze ‘onbeschaamdheid’ het bevel gaf om de gehele familie onmiddellijk op transport te stellen. De commandant van kamp Westerbork Gemmeker vatte dit bevel zo op dat ook Etty mee moest met het transport van de volgende dag, ondanks de pogingen van haar relaties in het kamp om haar hiervan te vrijwaren. Rauter had immers bevolen om de familie Hillesum als geheel te deporteren. Zo ging de hele familie Hillesum mee met het transport van 7 september 1943.

Alleen Jaap Hillesum bleef achter, omdat hij zich op dat ogenblik nog in Amsterdam bevond. Hij kwam korte tijd later, eind september 1943 in kamp Westerbork aan. In februari 1944 werd hij naar het kamp Bergen-Belsen in Noord-Duitsland gedeporteerd. Toen dat kamp door de nazi’s gedeeltelijk werd ontruimd, kwam hij in een trein met gevangenen terecht, die na een zwerftocht vol ontberingen in april 1945 door Russische soldaten werden bevrijd. Deze verschrikkelijke tocht heeft Jaap Hillesum echter – evenals vele andere gevangenen – niet overleefd.

De ouders Hillesum zijn of tijdens het transport naar Auschwitz omgekomen of – wat waarschijnlijker is – onmiddellijk na aankomst in dit concentratiekamp vergast. Als sterfdatum wordt 10 september 1943 opgegeven. Volgens het Rode Kruis zou Etty op 30 november 1943 in Auschwitz zijn omgekomen, haar broer Mischa op 31 maart 1944, in KZ Warschau. Deze data zijn echter slechts bij benadering. Het is niet onwaarschijnlijk dat beiden reeds eerder aan de onmenselijke ontberingen zijn bezweken.

De volledige uitgave van de nagelaten geschriften van Etty Hillesum moge met de woorden van de Romeinse dichter Horatius een ‘monument duurzamer dan brons’ zijn ter nagedachtenis van deze vrouw. Gedenken is doen, leert ons de Joodse traditie. Het lezen van deze teksten roept op om bij te dragen aan Etty’s grote ideaal: het verbannen van de haat uit onszelf en daarmee uit de wereld – de haat waarvan zij zelf het slachtoffer is geworden, en miljoenen met haar.

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf
Inleiding

Dagboeken 1941-1942

Brieven 1941-1943
Brieven van Etty Hillesum
Brieven aan Etty Hillesum
Brieven over Etty Hillesum

Aantekeningen
Noten
Tekstverantwoording
Bibliografie
Aanhangsel
Later teruggevonden brieven
Noten bij later teruggevonden brieven
Personenregister

BESTEL ETTY HILLESUM – HET VERZAMELD WERK

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN EN OVER ETTY HILLESUM