Er is ‘tover’; in Die Zauberflöte. Verhuld in de vorm van mythen, sprookjes, legenden en symbolen heeft deze ‘tover’ de mensheid altijd begeleid. Deze opera uit 1791 van Wolfgang Amadeus Mozart is meer dan een onderhoudend verhaal op schitterende muziek. Zowel het libretto als de partituur herbergen een rijkdom aan elementen, die hun oorsprong vinden in inwijdingsmysteriën uit het Oude Egypte.
Meer direct zijn Mozart en Schikaneder (de schrijver van het scenario) geïnspireerd door De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis anno 1459. Daarin vinden zij, onder verwijzing naar Hermes Trismegistus, een sleutel om deze mysteriën van inwijding te begrijpen.
Die Zauberflöte introduceert daarnaast muzikale vernieuwingen en combineert deze met verborgen kennis van zowel rozenkruisers als vrijmetselaren. Deze brachten in de 17e en 18e eeuw immers de alchemie – de leer van de omzetting van metalen – in verband met geestelijke transformatie. In de opera wordt de mogelijkheid van deze geestelijke transformatie van de mens (ook wel transfiguratie genoemd) op prachtige wijze en met een zo ‘licht’ mogelijke toets verklankt en verwoord. Zo is de opera een culturele mijlpaal in de geschiedenis geworden.
Uit het Requiem, uit de missen en ook de opera’s van Mozart blijkt: de mens Mozart zocht de stem van God. Sterker nog: hij gaf God en stem. Mozart is geen postmoderne nihilist, geen cynicus, geen amorele hedonist. Er is in zijn denkwereld plaats voor het geloof in een hogere macht, het geloof in goed en kwaad, het geloof in een oordeel over de ziel en in de individuele verantwoordelijkheid van de mens. Dat geloof doorademt de muziek en het kunstenaarschap van Mozart.
Het is een vooruitgangsgeloof, maar geen materialisme of egoïsme. Een helder verstand, gedragen door een geopend hart. En mede daardoor is de muziek zo enorm goed en blijft zij generatie na generatie ontroeren. Zij is niet alleen technische en compositorisch perfect, maar ook op het niveau van de psyche, van de ziel. Hoofd, hart en handen zijn in zuivere balans. Daardoor kan de geest zich via de ziel uitdrukken in de stof.
En dát is een universeel gegeven. Het werk van Mozart is een helder symbool van de weg van de vrijmetselaar, van de innerlijke alchemist, de echte rozenkruiser; de esoterische christen. Symbool van de ontwikkeling van de ziel die door zelfkennis op weg is naar ware menswording, waarvan de vrucht liefde en wijsheid is.
Naast al het andere dat je over Mozart kunt zeggen, dus ook dit: de muziek en de opera’s van Mozart kunnen ons inspireren om te beseffen dat het wel degelijk mogelijk is om geloof in het goede en hogere met kunst en rede te combineren. Dat de mens vrij is, maar dat zijn vrijheid niet vrijblijvend is. Dat alles wat we doen consequenties heeft op korte of langere termijn. En zo is Mozart niet alleen een muzikale maar ook een filosofische inspiratiebron voor de moderne mens.
Zijn werk combineert het heldere licht van de Verlichting, met haar idealen van ratio, tolerantie, gelijkheid en vrijheid – met de kennis van het hart, het besef van goed en kwaad, het weten van een voortbestaan van de ziel – in wat voor vorm dan ook – na de dood. En juist die combinatie is essentieel. Want de Grote Bouwmeester – kunnen we na tweehonderdvijftig jaar rationalisme concluderen – : we kunnen misschien niet mét Hem, maar ook niet helemaal (helemaal niet) zonder Hem.
Bron: Mozart’s Zauberflöte – Het alchemistisch proces in de tempel van inwijding, Symposionreeks 17