Symboliek van de sfinx – de gespletenheid van de mens – tekst uit ‘De Paradijsvogel en andere mythische dieren’

Gezegend is de leeuw die door de mens wordt gegeten,
en de leeuw zal mens worden.
Armzalig is de mens die door de leeuw wordt gegeten,
de mens zal leeuw worden.

Thomas Evangelie, logion 7

De stenen spreken, het teken in Egypteland,
de sfinx: het is de mens
wel gespleten, met afgesleten of afgeslagen neus,
zijn levensrichting is hij kwijt.

Ach mens, wie ben je, van waar kom je,
waar ben je heen op weg?
Ontsluier het raadsel dat de sfinx je geeft:
het diepste hart schenkt uitleg.

Wat loopt ’s morgens op vier, ’s middags op twee,
en ’s avonds op drie voeten?
Je bent het zelf, hinkend op twee benen,
zo zoekend naar het ware ene.

In je leef de spanning van natuur en bovennatuur:
leven als verschijnsel dat uit eigen beweging
dood en voortgaat, én in je is aanwezig
een stil vermoeden van een bovennatuurlijke kracht,

die je draagt, die achter al het verschijnende drijft,
maar wanneer je wil grijpen die kracht,
voel je hem wijken en wegglijden
en ervaar je diep heimwee dat overblijft.

Je weet van het goede, maar doet het niet,
kent de drang naar waarheid,
maar stuit op tegenstrijdigheid,
je weet van schoonheid, maar vindt het niet.

Verlangt naar liefde, ontmoet teleurstelling,
en toch, toch is er de hunkering hemels te zijn,
hoor dan: ‘Wanneer u de twee tot één maakt,
zult u zonen van de mensheid zijn.’

De stenen spreken, het teken in Egypteland,
de sfinx, ja het is de mens – gespleten
maar van binnen leeft altijd het eeuwige weten,
in het lichaam van een leeuw, koningszoon te zijn.

Zie dan het groot, zwaar neergedrukte leeuwenlijf,
het draagt een klein, koninklijk hoofd met versierde band.
O, goddelijke vuurvonk zo diep gevallen
en bedolven in het uitgestrekte woestijnzand,

je blik, ondoorgrondelijk, verwijst naar een groot geheim:
Volg mij, zie naar het oosten, kies mijn
koninklijk hoofd, ‘Ik Ben’, ik ben je gegeven,
klop nu het zand uit de kleren, uit je leven,

neem aan het lichtkleed van de zon,
sta op in het gouden licht
maar pas op voor de leeuwenkop,
het dier dat mij imiteert en wil verslinden.

Passeer mij, ga binnen in de grote piramide,
achter mij opent zij haar poort,
daar is wijsheid en liefde te winnen
voor het hart dat de ene bron aanboort.

Stijg, daal af, ga van gang naar gang,
en zie het belang van inwijding,
die je zelf met het licht volbrengt
en bereik het einddoel dat je wenkt:

d’overwinning op materiële machten
van onderdrukking en verwarrende krachten;
de kamer van het Groot Oosten betreden,
betekent bevrijding van nieuw godmenselijk leven.

De stenen spreken, het teken in Egypteland,
de sfinx: mens ken uzelf
en vind het ene ware leven
geleid door goddelijke hand.

Bron: De Paradijsvogel en andere mythische dieren door Ankie Hettema-Pieterse

BESTEL DE PARADIJSVOGEL EN ANDERE MYTHISCHE DIEREN