Zaai de wind, verteller! Roman van Natascha Zwaal over Maliki, de waarheidsdrager en de mysteriën van Afrika

BESTEL ZAAI DE WIND, VERTELLER!

Het boek ‘Zaai de wind, verteller!’ van Natascha Zwaal was jarenlang uitverkocht, maar is sinds kort weer nieuw verkrijgbaar. De auteur beschrijft het verhaal van Maliki, een jongetje dat opgroeit als oudste zoon van een verhalenverteller in een dorpje in Kameroen, West-Afrika. Volgens de traditie moet hij zijn vader opvolgen maar als deze plotseling en veel te vroeg overlijdt, heeft de jonge Maliki het gevoel dat hij nog helemaal niet klaar is om zijn plaats als verteller te kunnen innemen. Hij heeft het onbestemde gevoel het werkelijke verhaal nog niet te kennen, al weet hij dan ook niet precies wat dat betekent. Tegen alle regels in,  verlaat hij zijn dorp en zijn geliefde op zoek naar het verhaal achter de verhalen. Hij maakt een jarenlange reis van het noorden naar het zuiden van zijn land en onderweg doet hij tientallen verhalen op. Ten slotte komt hij in aanraking met een oude man die een van de laatste bewaarders is van de Mvet, een traditie van mysterieuze oerverhalen die zijn oorsprong kent in het oude Egypte.

PROLOOG

Zomaar een voorjaarszondag in Amsterdam. Het is vroeg in de ochtend. Flets licht van de nog zwakke ochtendzon kleurt de door de winter bleek geworden stad. Een voetgangerslicht springt op groen en geeft beweging aan de ontwakende mens. Hier en daar ontsnappen wat geluiden; klanken worden woorden. De motor van een auto, het openspringende slot van een fiets en de vage stem van een zondagskrantverkoper zetten langzaam het zo vertrouwde kader neer. De korte rust na het leven in de bruisende cafés en bedwelmende sferen maakt plaats voor piepende metaalstukken die tegen elkaar schuren als tramlijn negen zich langzaam in beweging zet, klaar voor zijn vaste route.

Ik stap in, een beetje slaperig nog omdat het niet mijn zondagse gewoonte is om op dit uur actief te zijn. De zon prikt in mijn gezicht. O ja, achterin instappen, want daar zit de conducteur. Het is een grote sterke Afrikaan, een van de zo vele nationaliteiten die je hier aantreft. Allang geen verrassing meer, maar ik kijk ook niet naar hem. Mijn oog wordt ogenblikkelijk getrokken door de hoge conducteursstoel waarop een jongetje zit. Een jaar of acht moet hij zijn, meegenomen naar het belangrijke werk van zijn grote vader. Ik wend mijn ogen niet van hem af, gefascineerd zie ik hoe het jongetje vol trots om zich heen kijkt en dan de microfoon pakt. ‘Dames en heren, wilt u snel een plaatsje zoeken, we gaan zo vertrekken.’

Zijn Nederlands is volmaakt; hij voert het woord terwijl zijn vader de vervoersbewijzen controleert. De mensen stappen in, zoeken hun plaats en gniffelen, glimlachen, knipogen naar elkaar. Opeens is het geen gewone zondag meer.

De hele reis kijk ik naar het jongetje. Ik zie hoe hij in korte tijd tussen de verschillende haltes de namen van die haltes zachtjes repeteert om ze vervolgens om te roepen. Ik kijk naar hem en stel me voor hoe hij de dag van zijn leven heeft. Hoe dat fantastische werk van zijn grote vader opeens deel van hem geworden is, hoe hij opgaat in zijn eigen wereld waarin het gevoel regeert om voor even de baas te zijn, de koning, de sultan, de prins, om voor even de wereld in jouw handen te hebben.

Het maakt niet uit wat je vader doet, denk ik. De eenvoudigste baan kan een koningsbaan zijn. Een straatveger kan beroemd worden, een schoenmaker, een bakker op de hoek. Iedereen kan geschiedenis maken, door deel uit te maken van een verhaal of beter nog: zelf zijn verhaal te maken. En opeens doet het jongetje in die tram, het jongetje dat zich van niets anders bewust is dan van de extase van het zijn, me herinneren aan net zo’n jongetje ergens ver weg. Maliki heette hij, en zijn levensverhaal speelde in een decor van duizend en één kleuren. Het decor van West-Afrika. In een land waarin de mensen om je heen soms net personages zijn van een verhaal. Waarin feit en fictie vaak door elkaar heen lopen. In een wereld van verhalenvertellers, daar leefde Maliki. En hij droomde dat hij ooit op een dag die grote verhalenverteller zou worden die zijn vader was.

De personen in dit verhaal zijn fictief maar de meeste karakters zijn gebaseerd op mensen die ik echt gekend heb tijdens mijn jarenlange verblijf in Kameroen. De plaatsnamen refereren meestal aan echte dorpen. Soms zijn ze echter fictief of ergens anders gesitueerd. Veel gebeurtenissen in dit boek zijn echt gebeurd. Alle verhalen zijn echt aan mij verteld, maar ze zijn wel in een andere context geplaatst. De Mvet-traditie is authentiek weergegeven.

Op een warme namiddag in juni pakten de donkere wolken zich samen om de benauwdheid van de dag ruimte te geven. Weldra zouden hevige regens het land overspoelen en de rivieren voeden. Vlakbij een van die rivieren, op zo’n vijf kilometer van de oever, lag een dorpje zoals er zoveel zijn in het westen van Afrika. Een dorpje waar de tijd van elke dag bestaat uit het ritme van de kleuren van het zonlicht, van de schaduwen die eerst kleiner en dan weer groter worden. Een dorpje waar die paar regenmaanden een zegen zijn in de droge en soms snikhete rest van het jaar.

In een klein hutje gaf een moeder leven aan haar zoon en ze noemde hem Maliki. Hoe kon ze anders? Maliki was zijn vader en hij de eerstgeboren zoon. De grote Maliki was een beroemd man. Hij was altijd onderweg, altijd reizend, altijd vertellend omdat, zoals hij zelf altijd zei, ‘de wereld door verhalen tot leven komt’.

Het dorpje waar de kleine Maliki het levenslicht zag, was een dorpje zoals alle andere in dat stukje van de wereld. Een dorpje in het uiterste noorden van Kameroen, net ten zuiden van de Sahel. Met stoffige paadjes en gierstplantages. Met een dozijn hutjes waarin de hele dag vuren branden. Waar de vrouwen zingend de gierst fijn maken met stampers, zo groot als zijzelf, die ze om de beurt laten neerkomen in een grote houten bak. Op het moment van neerkomen laten ze de stamper even los en klappen in hun handen op de maat van een bekend West-Afrikaans ritme. Ze bereiden de gierst met dat wat zij of hun echtgenoten die dag hebben meegenomen van het veld of van de markt.

Het is ook een dorpje waar de omgeving ’s avonds een ware betovering ondergaat, iets magisch. De zonsondergang zet de wereld in vuur en vlam. Het landschap verandert in een wereld waarin de zintuigen van overdag het laten afweten. Er komt dan ruimte voor geluiden die nooit eerder gehoord werden, voor gedachtes die nooit eerder gedacht werden en voor verbeeldingen die nooit eerder gezien werden. De avond, die invalt als een schaduw van een eclips – schemeren doet het er niet – onthult de hemel met zijn miljoenen sterren. Iedereen die in zo’n land heeft gereisd weet dat de hemel ’s nachts meer wit dan zwart is, meer sterren telt dan je ooit vermoeden kon. Het dorp is dan gehuld in een gloed van vuren met schimmen van mensen erom heen, pratend, lachend, drinkend, hun kinderen in slaap wiegend op hun armen.

De plotselinge inval van de nacht betekent het ontwaken van de fantasie, het gevoel, de lang vervlogen gedachten, het bijna vergeten woord dat de inleiding vormt voor een lang verhaal. Een oude vader pakt zijn traditionele gitaar en begint te tokkelen. De klanken vermengen zich met zijn eerste woorden, die dan nog geen betekenis hebben. En opeens is er dan die eerste zin van een verhaal, als een eerste pennenstreek op een witte bladzijde. De eerste regel. De klanken begeleiden het ritme verder, het ritme van een lied. Het zingt over hoe eens de dieren en de mensen in harmonie leefden en met elkaar spraken in een taal die alleen door de groten gekend werd.

De oude vader vertelt. De vader van Maliki was ook zo’n vader. Alleen zag je hem weinig. Zijn verhalen waren dan ook geen gewone verhalen. Ze werden overal in de wijde omgeving gehoord en hij was altijd op reis.

De eerste jaren van zijn leven sliep de kleine Maliki op de arm van zijn moeder tijdens al die nachten. De geluiden drongen alleen tot zijn onderbewuste door, als een symfonie van vreemde, verre klanken. Toen hij groter werd en de dingen leerde onderscheiden, luisterde hij alleen maar. Hij luisterde naar de oude mannen van het dorp van wie iedereen zei dat ze altijd de waarheid spraken. Hij luisterde naar het sissen van het natte hout in het vuur, naar het zingen van de krekels in de nacht. Het was zijn wereld en hij hield ervan.

Bij het krieken van de dag, als het ochtendgebed door de luidsprekers van de minaret geklonken had en de zon zijn klim aan de hemel begonnen was, kon hij bijna niet opstaan. Maliki hield niet zo van de dag, al wist hij niet goed waarom. Natuurlijk moest er ook gewerkt worden, natuurlijk moest ook hij meebewegen met het dagelijkse ritme van de wereld om hem heen. Toen hij nog heel klein was zat hij opgevouwen in een panje, een grote gekleurde doek, op de rug van zijn moeder. Zo sliep Maliki terwijl zijn moeder op het land werkte. Zo gingen ze samen eindeloze uren over de weg van hun eigen dorp naar het volgende dorp waar die dag de markt was. In de omgeving waren verschillende dorpen en om de dag was er wel ergens in de buurt een markt.

De markt was de plaats waar allerlei goederen verhandeld werden zoals groenten, specerijen en vis uit de rivier die vlakbij stroomde. Maar ook allerlei beschilderde potten en pannen uit Nigeria. Nigeria was niet heel ver weg. Een tiental kilometers naar het westen, achter het uitgestrekte Mandara-gebergte, lag het land waar men opeens Engels sprak. Nigeria had een geheel andere historie dan Kameroen dat eerst een Duitse en later een Franse kolonisatie had gekend.

De officiële taal van Kameroen was Frans, maar voor de oorspronkelijke bewoners van het gebied maakte het niet veel uit. Zij spraken hun eigen talen. De mensen uit Nigeria waren hun handelspartners en een van de vele lokale talen deed dienst als handelstaal. Ze spraken meestal Foufoulde met elkaar, een taal die in een groot deel van West-Afrika in allerlei dialecten gesproken wordt. Het is een van de honderden lokale talen die een land als Kameroen rijk is.

Voor Maliki was Foufoulde zijn moedertaal want hij behoorde tot die etnische groep van de Foulbe. In zijn dorp waren meerdere Foulbe maar er leefden ook talloze andere groepen met hun eigen talen en gewoontes. Ze hadden zo onderling hun culturele verschillen maar de grote bindende factor was dat ze allemaal moslim waren en vooral: dat ze elkaar verhalen vertelden.

Behalve een plek om handel te drijven was de markt ook de plaats waar de laatste nieuwtjes en roddels verteld werden. Uren konden de vrouwen met elkaar zitten praten. De kleine Maliki liet het allemaal geduldig toe, wiegend in de doek van zijn moeder.

Jaren later, toen hij had leren lopen, moest hij mee het veld op om te zaaien, te wieden en te oogsten. Hij groeide op bij zijn moeder en bij al die tantes en ooms die zich over hem ontfermden, zoals dat gebruikelijk is in dorpen in dit deel van de wereld. Zijn vader kende hij nauwelijks. Die woonde niet in hun dorp. Maliki zag zijn vader op de sporadische momenten dat de man even terug was van een verre reis buiten de grenzen van Maliki’s wereld. Althans zo leek het. In werkelijkheid verbleef zijn vader in de dorpjes verderop, maar dat wist Maliki toen nog niet.

Zijn vader was de grote verhalenverteller, de griot, zoals ze hem noemden. De verteller die van dorp naar dorp trok en zijn inwoning had in paleizen en grote huizen van notabelen zoals sultans en lamibe. Maliki keek naar zijn vader alsof het een vreemde was. Maar geen kille vreemde, en als hij op die zeldzame momenten dat hij zijn vader zag door diens sterke armen trots in de lucht getild werd, dan genoot hij ervan. Hij voelde de hartslag en de kracht die door het grote sterke lijf van zijn vader stroomde. De kleine Maliki wist dan zeker dat hij eens zo zou worden als zijn vader. En hij wachtte eigenlijk alleen maar tot de dag aanbrak waarop hij met zijn vader mee mocht gaan naar die onbekende wereld.

OVER DE AUTEUR

Natascha Zwaal heeft  biologie en culturele antropologie gestudeerd. Voor haar studies verbleef zij een jaar bij de Maya’s op het Mexicaanse schiereiland Yucatán en onderzocht daar de riten en verhalen rondom de teelt van inheemse bijen.

Voor haar tweede onderzoek woonde zij in Kameroen, West Afrika, en bestudeerde de migratie van olifanten en daarmee samenhangende conflicten met de lokale bevolking. Tijdens haar verblijf verdiepte zij zich in het culturele en spirituele erfgoed, met name de verhalen, van deze culturen. Dit leidde in 2003 tot de afronding van een promotieonderzoek in Kameroen waarvoor zij 600 verhalen heeft opgetekend.

Naast haar proefschrift ‘Narratives voor Nature’ publiceerde zij een roman en een populair wetenschappelijk boek over de Maya’s dat niet meer nieuw verkrijgbaar is. In juli 2014 verscheen haar roman ‘Zaai de Wind, Verteller’ over een jongetje dat opgroeit als verhalenverteller in Kameroen.

Sinds 2003 is Natascha Zwaal werkzaam bij het Wereld Natuur Fonds. Naast haar werk daar schrijft zij en geeft zij lezingen over onder andere de Maya’s en Kameroen.

INHOUDSOPGAVE

  • Proloog
  • Zaaien
  • De eerste wind
  • Als wind een storm wordt
  • De Mvet ontsluierd
  • Waarheidsdrager, vertel!
  • Epiloog

BESTEL ZAAI DE WIND, VERTELLER!

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE OLIFANT, LETTERLIJK OF FIGUURLIJK