In zijn boek ‘Romantiek, een Duitse affaire’ richt auteur Rüdiger Safranski zich op de grote geestelijke stroming rond 1800: de Romantiek. Aan de Romantiek kwam onvermijdelijk een einde, maar het romantische leeft voort. Safranski beschrijft het tijdperk van Schlegel, Tieck, Novalis, Fichte, Schelling, Eichendorff en E.T.A. Hoffmann, een tijdperk van losgeslagen genieën die vol verlangen en met de nodige ironie op weg gaan naar het grenzeloze en het geheimzinnige.
De Romantiek was een voortzetting van de religie met esthetische middelen. Aan de Romantiek kwam onvermijdelijk een einde. Maar het romantische leeft voort: als geesteshouding in de poëzie, in de muziek, in de filosofie, in het alledaagse leven en niet in de laatste plaats ook in de politiek.
WOORD VOORAF
Wat rond 1800 de ‘romantische school’ werd genoemd, wat zich rond de gebroeders Schlegel verzamelde, wat in het tijdschrift Athenäum, dat een kort maar heftig leven was beschoren, zelfbewust en soms doctrinair het woord vroeg, die ontketende speculatieve geest van Fichte en Schelling aan het begin van hun filosofische loopbaan, die betovering die uitging van de vroege verhalen van Tieck en Wackenroder, dat verlangen naar het verleden en die herontdekking van het gevoel voor het wonderbaarlijke, die hang naar de nacht en naar de poëtische mystiek bij Novalis, dat zelfgevoel van een nieuw begin, die bezielde geest van een jonge generatie die zowel diepzinnig als speels optrad om de impuls van de revolutie over te dragen op de wereld van de geest en de poëzie – heel die beweging heeft uiteraard een voorgeschiedenis, een begin vóór het begin.
Deze jonge lieden, die het niet aan zelfbewustheid ontbrak, wilden een nieuwe start maken, maar zetten toch ook voort waar een generatie eerder de ‘Sturm und Drang’ mee was begonnen. Johann Gottfried Herder, de Duitse Rousseau, had daar de aanzet toe gegeven. Daarom kun je het verhaal van de Romantiek laten beginnen op het moment dat Herder, die genoeg had van de benauwende levensomstandigheden in Riga, waar de jonge predikant het met de orthodoxen aan de stok had gekregen en in vervelende literaire vetes was verwikkeld, in 1769 halsoverkop zijn biezen pakt en de boot neemt naar Frankrijk. Onderweg krijgt hij ideeën die niet alleen hem zullen bevleugelen.
Dus Herder kiest zee. Hier begint onze reis in het spoor van de Romantiek en van het romantische in de Duitse cultuur. Zij leidt naar Berlijn, Jena, Dresden, waar de romantici hun hoofdkwartieren hadden opgeslagen en waar ze het vuurwerk van hun ideeën afstaken. Waar ze droomden, kritiseerden en hun fantasie de vrije loop lieten.
Het tijdperk van de Romantiek in engere zin eindigt bij Eichendorff en E.T.A. Hoffmann, romantische boeienkoningen die zich toch ook elders gebonden wisten. De één een goede katholiek en hoge regeringsambtenaar, de ander een liberaal jurist bij het gerechtshof in Berlijn. Beiden hadden twee levens en legden zich niet vast op de Romantiek. Een slimme, leefbare vorm van de Romantiek.
Het gaat in dit boek om de Romantiek en om het romantische. De Romantiek is een tijdvak, het romantische een geesteshouding die niet aan een tijdvak is gebonden. Zij heeft in het tijdperk van de Romantiek haar meest volmaakte uitdrukking gevonden, maar blijft daar niet toe beperkt; het romantische bestaat tot op de dag van van- daag. Het is niet alleen een Duits fenomeen, maar heeft zich in Duitsland wel bij uitstek geprofileerd, zozeer dat men in het buitenland de Duitse cultuur soms met Romantiek en het romantische vereenzelvigt.
Je vindt het romantische bij Heine, die het tegelijk te boven wil komen, net als bij zijn vriend Karl Marx. Tussen 1815, toen het Congres van Wenen plaatsvond, en de maartrevolutie van 1848 heeft het ingang gevonden in de politiek, in de nationale en sociale dromen. Dan Richard Wagner en Friedrich Nietzsche, die geen romantici wilden zijn, maar het als volgelingen van Dionysus toch waren. Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 dachten Thomas Mann en anderen de romantische cultuur van Duitsland tegen de westerse civilisatie te moeten verdedigen.
De onrustige jaren twintig zijn een voedingsbodem voor romantische agitatie, bij inflatieheiligen, sekten en bondgenootschappen, bij reizigers naar het Morgenland; men wacht op het grote ogenblik, op politieke verlossing. Heideggers visie van een politiek die recht doet aan het ‘zijn’ mondt uit in een fatale politieke romantiek, die hem partij doet kiezen voor de nationaalsocialistische revolutie. Hoe romantisch was het nazisme? Was het toch niet eerder een geperverteerd rationalisme dan verwilderde romantiek? Is Doktor Faustus van Thomas Mann op de keper beschouwd niet toch een te ‘verheven interpretatie van de rauwe gebeurtenissen’ (Mann)– dus een romantisch boek dat wil afrekenen met de Romantiek?
Dan komt de ontnuchtering van de naoorlogstijd, de ‘sceptische generatie’ met haar voorbehoud tegen het romantische. De reis door het bizarre Duitse intellectuele landschap eindigt bij de voorlopig laatste grotere romantische uitbarsting, bij de studentenbeweging van 1968 en de gevolgen daarvan.
De beste definitie van het romantische is nog altijd die van Novalis: ‘Doordat ik het banale een verheven betekenis, het gewone een geheimzinnig aanzien, het bekende de waardigheid van het onbekende, het eindige een schijn van oneindigheid geef, romantiseer ik het.’
Uit deze formulering kun je opmaken dat de Romantiek een verborgen relatie onderhoudt met de religie. Zij hoort bij de sinds tweehonderd jaar niet-aflatende zoektochten naar iets wat tegen de onttoverde wereld van de secularisering valt in te brengen. Romantiek is behalve veel wat ze verder nog is ook een voortzetting van de religie met esthetische middelen. Dat heeft haar de kracht tot een weergaloze opwaardering van het imaginaire gegeven. De Romantiek triomfeert over het realiteitsprincipe. Goed voor de poëzie, slecht voor de politiek, ingeval de romantiek in politiek vaarwater verzeild raakt. Daar beginnen dus de problemen die wij met het romantische hebben.
De romantische geest kent vele gedaantes, muzikaal, verleidend en verleidelijk, hij houdt van de vergezichten van de toekomst en van het verleden, van de verrassingen binnen het alledaagse, van de extremen, van het onbewuste, van de droom, van de waanzin, van de labyrinten van de reflectie. De romantische geest is geen constante, hij is veranderlijk en tegenstrijdig, hunkerend en cynisch, verzot op het onbegrijpelijke en volks, ironisch en dweepziek, zelfingenomen en sociaal, vormbewust en vormvernieuwend. De oude Goethe zei dat het romantische het zieke was. Maar ook hij wilde er geen afstand van doen.
INHOUDSOPGAVE
Woord vooraf
Hoofdstuk 1
Romantisch begin: Herder kiest zee. De cultuur opnieuw uitvinden. Individualisme en de stemmen der volkeren. Hoe de dingen dobberen op de stroom van de tijd.
Hoofdstuk 2
Van de politieke naar de esthetische revolutie. Politieke onmacht en poëtische onverschrokkenheid. Schiller wekt op tot het grote spel. De romantici bereiden hun optreden voor.
Hoofdstuk 3
De inktvlekkerige eeuw. Afscheid van de nuchterheid van de Verlichting. Van het wonderlijke naar het wonderbaarlijke. Friedrich Schlegel en de carrière van de ironie. De mooie chaos. Het uur van de kritische dictators. Van de wereld een kunstwerk maken.
Hoofdstuk 4
Fichte en het romantische plezier een ‘ik’ te zijn. Het hart stroomt over. Scheppingen uit het niets. Romantisch samenzijn. De legendarische woongemeenschap te Jena. Hoge vluchten en de angst om te vallen.
Hoofdstuk 5
Ludwig Tieck. In de literatuurfabriek. De ik-excessen van William Lovell. Satires op de literatuur. De schrijfvirtuoos ontmoet de kunstdevoot Wackenroder. Twee vrienden op zoek naar de werkelijkheid van hun dromen. Een betoverende maanverlichte nacht en Dürer-tijd. Venusberg in de schemering.‘Franz Sternbalds Wanderungen’.
Hoofdstuk 6
Novalis. Vriendschap met Schlegel. Aan Schillers ziekbed. Sophie von Kühn. Liefde en dood. Over de wellust van het transcenderen. ‘Hymnen an die Nacht.’ Bovengronds, ondergronds. Het mysterie van de berg. ‘Die Christenheit oder Europa.’ Waar geen goden zijn, heersen spoken.
Hoofdstuk 7
Romantische religie. God uitvinden. Schlegels experimenten. Het optreden van Friedrich Scheiermacher: religie is gevoel en smaak voor het oneindige. Religie voorbij goed en kwaad. Eeuwigheid in het heden. Verlossing door de schoonheid van de wereld. Uit het leven van een godsdienstvirtuoos.
Hoofdstuk 8
De schoonheid en de mythologie. Het oudste systeemprogramma van het Duitse Idealisme. Mythologie van de rede. Van de toekomstgerichte rede naar de waarheid van de oorsprong. Görres, Creuzer, Schlegel en de ontdekking van het Oosten. De andere Oudheid. De goden van Hölderlin. Hun aanwezigheid en vergankelijkheid. In het beeld verdwijnen.
Hoofdstuk 9
Poëtische politiek. Van de revolutie naar de katholieke orde. Het romantische idee van het ‘Rijk’. Schiller en Novalis over de culturele natie. Fichtes natie. Van ‘ik’ naar ‘wij’. Moederlijfmaatschappij. Adam Müller en Edmund Burke. Volksheid. Heidelbergse romantiek. Bevrijdingsoorlog. Romantiek onder de wapenen. Haat tegen Napoleon. Kleist als genie van de haat.
Hoofdstuk 10
Romantisch onbehagen in de normaliteit. Verlichte ontnuchtering. Het rationele en het rationalistische. Trots en leed bij de kunstenaars. Kreisler. Kritiek op de filisters. Verlies van pluriformiteit. Geest van de geometrie. Verveling. De romantische god tegen het grote geeuwen. Het lyrische ‘alsof ’.
Hoofdstuk 11
Romantisch opbreken en afbreken. Eichendorff: ‘Frische Fahrt’. Sirenenzangen. Godsvertrouwen. Voor het raam. ‘Dichter und ihre Gesellen.’ Poëzie van het leven. Vrome ironie. Nietsnut – de nar in Christus. E.T. A. Hoffmann: met het grootste gemak. Niet vast verworteld. De speler. Esthetiek van de verschrikking. Het paradijs ligt om de hoek, maar ook de hel. Prinses Brambilla en het grote lachen. Sceptisch fantast.
Hoofdstuk 12
Terugblik op de ideeënchaos. Hegel als criticus van de Romantiek. Commando’s van de wereldgeest en aanmatigende subjecten. Biedermeier en Junges Deutschland. Op weg naar de werkelijke werkelijkheid. Wedstrijden in ontmaskering. Kritiek op de hemel, ontdekking van de aarde en van het lichaam. Romantische toekomst, prozaïsch heden. Strauß, Feuerbach, Marx. Heine tussen de fronten. Afscheid van de romantische school en verdediging van de nachtegalen. Soldaat in de bevrijdingsoorlog van de mensheid en niets dan dichter.
Hoofdstuk 13
De ‘jungdeutsche’ Wagner. Rienzi in Parijs. Romantisch revolutionair in Dresden. Verwerkelijking van de vroegromantische dromen: de nieuwe mythologie. De ‘Ring des Nibelungen’. Hoe de vrije mens de godenschemering veroorzaakt. Antikapitalisme en antisemitisme. De mythische beleving. Tristan en de romantische nacht.
De symbolistische roes. Algemene aanval op de zintuigen.
Hoofdstuk 14
Nietzsche over Wagner: de eerste reis om de wereld van de kunst. De onromantische tijdgeest: materialisme, realisme, historisme. Het huis van de arbeid. De romantiek van het dionysische. Wereldtaal muziek. Nietzsche keert zich van Wagner af: verlost van de verlosser. De aarde trouw blijven. Het spelende wereldkind van Heraclitus en van Schiller. Het einde van het ironische verzet. Ineenstorting.
Hoofdstuk 15
Leven, niets dan leven. Jeugdbeweging. Levenshervorming. Landauer. Binnendringen van een vorm van mystiek. Hugo von Hofmannsthal, Rilke en Stefan George. Betoverende Wilhelminische decors: de stalen romantiek van het bouwen van slagschepen. De ideeën van 1914. Thomas Mann in de oorlog. De ethische lucht, de faustische geur van kruis, dood en graf.
Hoofdstuk 16
Van de toverberg naar het laagland. Langemarck. Reiziger tussen twee werelden. Twee avontuurlijke harten: Ernst Jünger en Franz Jung. Danswoede in Thüringen. De reis naar het Morgenland. Gespannen zakelijkheid. Het wachten op het grote ogenblik. Exploderende oudheden aan het eind van de Weimarrepubliek. Heideggers politieke romantiek.
Hoofdstuk 17
Romantiek in staat van beschuldiging. Hoe romantisch was het nationaalsocialisme? Strijd om de romantiek in de nationaalsocialistische cultuurpolitiek. Nationaalsocialistisch modernisme: stalen romantiek. De romantiek van het Rijk. Neurenberg. Romantische geestesgesteldheid als voorgeschiedenis. Dionysisch leven of biologisme. Wereldvreemdheid, wereldvroomheid en wereldschokkende furie. De verheven interpretatie van de rauwe gebeurtenissen. Heidegger als voorbeeld. Hitler en de koortsdromen van de romantiek. Waan en waarheid.
Hoofdstuk 18
De catastrofe en de romantische uitleg daarvan: ‘Doktor Faustus’ van Thomas Mann. Verheven interpretaties van de rauwe gebeurtenissen. Ontnuchtering. Drooggelegde alcoholici. De sceptische generatie. Nogmaals nieuwe zakelijkheid. De avant-garde, de techniek en de massa. Adorno en Gehlen in de nachtstudio. Hoe romantisch was de beweging van ’68? Over romantiek en politiek.
Literatuur en bronnen
Personenregister